Rita Rymemans & Gino Leroy · 4de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1990 · pagina 180 - 189
Rita Rymenans en Gino Leroy
TAALBEHOEFTEN VAN JONGE AFGESTUDEERDEN VAN HET SECUNDAIR ONDERWIJS IN VLAANDEREN
Jongeren kunnen geen Nederlands schrijven!' (De Nieuwe Gazet 22/6/85)
In Vlaanderen hoort men geregeld klachten over de zgn. 'gebrekkige taalvaardigheid' van afgestudeerden van het 'secundair onderwijs. Deze klachten worden met name gehoord in het bedrijfsleven en in het hoger onderwijs. Het gaat daarbij om de taalvaardigheid in ruime zin, d.w.z. de vaardigheid om verbaal te communiceren, schriftelijk en mondeling, op een voor de situatie en doel adequate manier.
Het hoger onderwijs en het bedrijfsleven hebben ten aanzien van afgestudeerden van het secundair onderwijs (diffuse) verwachtingen wat de kwaliteit of het niveau van taalvaardigheid betreft, zonder dat die verwachtingen echter ooit behoorlijk geoperationaliseerd werden. Anderzijds werken het lager en het secundair onderwijs met curricula waarin naar een aantal einddoelstellingen inzake taalbeheersing toegewerkt wordt. Die curricula zijn a.h.w. gecodificeerd in leerplannen, en in daarvan afgeleide schoolboeken. De einddoelstellingen waarvan sprake is zijn echter vaag, en het is evenmin duidelijk of, en in welke mate, ze aansluiten bij de verwachtingen van het bedrijfsleven of hoger onderwijs, of van de samenleving als zodanig. Ook is het de vraag in welke mate het feitelijke curriculum Nederlands dat op secundaire scholen afgewerkt wordt, zowel formeel als naar de geest, overeenstemt met het gewenste curriculum.
In verscheidene landen is er ernstig onderzoek verricht of nog aan de gang naar de kwaliteit van het moedertaalonderwijs. Bij een recente inventarisatie met betrekking tot de positie van het moedertaalonderwijs en de rol van de overheid in Nederland en België, die wij in opdracht van de Nederlandse Taalunie hebben uitgevoerd (Wesdorp, Teysse e.a. 1986), is gebleken dat er over de vraag naar de kwaliteit van het moedertaalonderwijs in Vlaanderen tot nog toe zo goed als geen onderzoek van enig niveau gedaan is.
De kwaliteit van het moedertaalonderwijs
Sinds begin 1988 loopt aan de UIA een onderzoeksproject op ministerieel initiatief met betrekking tot 'de kwaliteit van het moedertaalonderwijs' (departement Didactiek en Kritiek, promotor Fr. Daems). Het wil een antwoord formuleren op de volgende vragen:
1. Welke verwachtingen of eisen in verband met de schrijf- en leesvaardigheid van afgestudeerden van het secundair onderwijs leven er in het bedrijfsleven, het hoger onderwijs en de samenleving als zodanig?
180
-
Voldoet de feitelijke lees- en schrijfvaardigheid van leerlingen uit het zesde jaar secundair onderwijs aan de eisen die in 1. geformuleerd werden? Hoe is hun attitude ertegenover?
-
Is het onderwijsaanbod geschikt om de in 1. geformuleerde doelstellingen op een adequate manier te bereiken?
We sluiten ons aan bij de ruime definitie van taalvaardigheid die in de Nederlandse peilingsonderzoeken gangbaar is, nl. taalvaardigheden die 'als geheel' in de praktijk van alledag kunnen voorkomen. De alledaagse praktijk vertoont echter een gediversifieerd beeld dat we in volgende terminologische indeling trachten te vatten.
Met de term functionele taalvaardigheid bedoelen we de kennis, vaardigheden en attitudes die wenselijk zijn voor het privéleven van de afgestudeerden, zonder dat ze direct relevant hoeven te zijn voor het beroep of voor de verdere studie. Men kan denken aan doelstellingen als mondigheid, weerbaarheid e.d.m. Met extra-
functionele taalvaardigheid bedoelen we de kennis, vaardigheden en attitudes die rechtstreeks nodig zijn, hetzij voor het beroep (professionele taalvaardigheid), hetzij voor de verdere studie (studietaalvaardigheid).
Taalbehoeften van jonge afgestudeerden
De tweede fase van het onderzoeksproject, de evaluatiefase, is volop aan de gang. We hebben taalproeven opgesteld, die proefgedraaid hebben op het einde van het schooljaar 88-89. Om deze taalproeven te kunnen construeren hebben we in een eerste fase een doelstellingenonderzoek verricht door middel van enquêtes (Daems, Leroy & Rymenans 1989). Het vond om pragmatische redenen uitsluitend in de provincie Antwerpen plaats. Over de resultaten van de eerste fase die al direct relevant zijn voor leerkrachten in de praktijk, brengen we in deze bijdrage verslag uit.
Het hoofddoel van de enquêtering is de taalbehoeften van jonge afgestudeerden van het secundair onderwijs te achterhalen. Deze behoeften doen zich voor op verschillende domeinen: tijdens de beroepsuitoefening, de verdere studie of in de samenleving als zodanig. Als jonge afgestudeerden S.O. een behoefte aan taalvaardigheid in een bepaalde taalgebruikssituatie signaleren, is een goede taalbeheersing in die situatie 'wenselijk'.
In navolging van Blok & De Glopper 1983 onderkennen we twee aspecten aan het begrip 'wenselijkheid'. Enerzijds is er de frequentie van voorkomen van een taalsituatie. Hoe meer respondenten aangeven dat een taalgebruikssituatie frequent (dagelijks of wekelijks) voorkomt, des te groter is de behoefte om die taak naar behoren te kunnen uitvoeren ('behoefte als gebruik'). Anderzijds kunnen de respondenten tekorten in hun taalvaardigheid
signaleren, wanneer een (heel) belangrijke taaltaak niet op een voldoende wijze kan worden uitgevoerd ('behoefte als tekort').
181
De steekproef
We hebben eerst zelf een zo exhaustief mogelijke doelstellingenlijst opgesteld van situaties waarin jongeren lezen en schrijven tijdens hun administratief werk (professionele taalvaardigheid), studie (studietaalvaardigheid) of in het dagelijks leven buiten werk of studie (functionele taalvaardigheid). Deze proefversies hebben we voorgelegd aan een selecte groep informanten, die hierop mondeling commentaar leverden. De definitieve versies werden verstuurd naar negen groepen van aselect gekozen proefpersonen.
De enquête voor professionele taalvaardigheid hebben we bij drie respondentengroepen verspreid: jonge werknemers zonder diploma hoger onderwijs en in een administratieve baan, hun werkgevers en personeelschefs. Van de 182 werknemers die telefonisch hun medewerking aan het onderzoek toezegden, wilden er 148 de naam van hun rechtstreekse chef meedelen. Ook kwamen we op die manier 70 personeelschefs op het spoor.
Voor studietaalvaardigheid hebben we studenten en docenten bevraagd uit nagenoeg alle scholen voor hoger onderwijs van de provincie Antwerpen. Omdat de enquêtes tijdens de maand november, dus bij het begin van het studiejaar, verstuurd werden, bestond onze doelgroep uit tweedejaarsstudenten. Ze hebben net het eerste studiejaar met succes beëindigd en kunnen dus een gefundeerde uitspraak doen over de studietaken die ze hebben moeten uitvoeren. Bij de steekproef van de docenten hebben we een onderscheid gemaakt tussen moedertaaldocenten (die een vak doceren dat expliciet op de taalvaardigheid van de studenten gericht is) en vakdocenten (alle niet-moedertaaldocenten).
De enquête voor functionele taalvaardigheid ging naar jonge afgestudeerden tussen 20 en 25 jaar oud, en naar een groep die we gemakshalve niet-jongeren noemen. Deze groep bestond uit vakspecialisten enerzijds (inspectieleden Nederlands en vak- en moedertaalleerkrachten uit het secundair onderwijs), en ouders anderzijds.
We hebben drie vragenlijsten opgesteld (responsverloop in de tabel): voor professionele, studie- en functionele taalvaardigheid. Ze zijn allemaal volgens hetzelfde stramien opgebouwd. Er wordt een lijst van situaties opgesomd waarin jonge afgestudeerden schrijven en lezen tijdens hun administratief werk, studie, of in de samenleving als zodanig. Over elke situatie hebben we drie vragen gesteld:
-
frequentie: Hoe vaak komt deze taak in uw eigen situatie voor?
-
beheersing: Hoe goed denkt u persoonlijk dat u deze taak kunt uitvoeren?
-
belang: Hoe belangrijk vindt u het om deze taak te kunnen uitvoeren?
Totaal Verstuurd Respons
Professionele taalv.
Werknemers 182 108 (59,3%)
Werkgevers 148 54 (36,4%)
Personeelschefs 70 23 (32,8%)
182
Studietaalv.
Studenten 330 255 (77,3%)
Docenten 126 95 (75,4%)
Functionele taalv.
Jongeren 200 108 (54,0%)
Niet-jongeren 200 101 (50,5%)
De vragenlijst
De vraagstelling is identiek voor de ouderen (werkgevers, docenten, leerkrachten, en ouders), alleen de formulering ervan is aangepast.
Zoals boven uiteengezet willen we achterhalen welke taken het meest frequent voorkomen d.w.z. dagelijks of wekelijks (behoefte als gebruik) en welke taken belangrijk of heel belangrijk zijn, maar onvoldoende worden beheerst (behoefte als tekort). De eerste soort behoeften ontdekken we via de antwoorden op 1. Om de behoeften als tekort te kunnen achterhalen, brengen we de resultaten van 2. en 3. met elkaar in verband. Voor beide behoeften werd een top 10 samengesteld met het valide percentage respondenten als ordeningsprincipe.
In de drie volgende paragrafen presenteren we de rangordes van de jonge afgestudeerden zelf: werknemers, studenten, en jongeren. Er wordt slechts in beperkte mate stilgestaan bij de vergelijking met de rangordes van de ouderen: werkgevers, docenten, en niet-jongeren (leerkrachten en ouders).
Voor de taken staat een L voor lezen, of een S voor schrijven; achteraan worden de percentages respondenten aangegeven.
Professionele taalvaardigheid
De top 10 van de taken die de werknemers met een administratieve baan frequent (d.w.z. dagelijks of wekelijks) uitvoeren, ziet er als volgt uit:
1 L manuele informatiebronnen raadplegen 80,5 % b.v. een telefoongids + gouden gids/een
adresboek
2 S korte notities schrijven 78,5% b.v. aan uw chef/collega's een memo/korte
mededeling schrijven n.a.v. een telefoongesprek/
een uitgestelde bijeenkomst
3 L het lezen van korte instructies 66,6% b.v. een memo van uw chef/een collega met de
vraag contact op te nemen met .een klant/
leverancier/collega
4 L geautomatiseerde informatiebronnen raadplegen 63,2% b.v. een klantenbestand op de computer
183
5 L het lezen en invullen van eenvoudige formulieren 57,4% b.v. een verlof- of vakantiebriefje, een
urenstaat, een bestelbon
6 L het lezen van korte aankondigingen 54,6% b.v. interne bedrijfsmededelingen, dienstnota's
7 L het lezen van een verzoek om informatie/
documentatie 47,2%
8 L het lezen van een bestelbon 41,1% b.v. het lezen van een door een klant
opgestuurde bestelbon
9 L het maken van aantekeningen voor eigen gebruik
naar aanleiding van schriftelijke informatie 40,7% b.v. de belangrijkste passages in een tekst
markeren/aanstrepen/noteren
10S een informatieve zakelijke brief schrijven 29,9% b.v. een brief schrijven aan zakenrelaties/klan-
ten/een officiële instantie (b.v. een verzeke-
ringsmaatschappij) waarin u informatie verschaft
De tien taken waarbij het grootste percentage werknemers een tekort ervaart, zijn de volgende:
1 S een verslag geven van een discussie/gesprek/
vergadering 31,1% b.v. voor uw chef een verslag maken van een
bespreking/vergadering zodat een duidelijk
overzicht ontstaat van het bereikte resultaat
2 S een reclametekst opstellen 28,7% b.v. een promotiefolder opstellen met foto's,
prijzen, slagzinnen
3 L het lezen en invullen van ingewikkelde
formulieren (ev. met handleiding) 27,0% b.v. formulieren van RVA/kinderbijslag, contracten
4 S een voorstel formuleren 23,3% b.v. schriftelijk suggesties doen ter verbetering
van de organisatie/verkoop
5 S het schrijven van een activerende tekst 21,5% b.v. een brief schrijven die aanzet tot kopen/
betalen
6 S het schrijven van een gebruiksaanwijzing/
bedieningsvoorschrift/handleiding 20,0%
7 S het schrijven van een uitnodiging 16,1% b.v. een uitnodiging opstellen voor een komende
vergadering
8 S het schrijven van een weigerbrief 15,4% b.v. een brief schrijven aan een klant waarin .0
weigert in te gaan op een klacht/verzoek/eis
9 S het schrijven van een klachtenbrief 15,1% b.v. aan een leverancier een brief schrijven met
klachten over de gebrekkige kwaliteit van de
levering, over uitgevoerd werk, over betalingen
184
10L het lezen van dwingende verzoeken van officiële instanties b.v. het lezen van een verzoek van gemeentebestuur/politie/rechtbank/belastingdienst om aan de wettelijke voorschriften te voldoen |
14,8% |
Wanneer we de twee top 10-en met elkaar vergelijken, ontdekken we geen enkele taak die in beide voorkomt. Een taak die een werknemer frequent moet uitvoeren, wordt uiteindelijk routine, en zal dan kennelijk ook beter worden beheerst.
Tussen de antwoorden van de werknemers en werkgevers op de frequentievraag is een sterk verband. De eerste 8 taken uit de rangorde van de werkgevers zijn identiek aan die van de werknemers, alleen de volgorde is lichtjes anders.
Wat de tekortenrangordes betreft, constateren we een matig verband tussen de antwoorden van beide groepen. Voor de taken 1, 2, 4, 5 en 6 uit de rangorde van de wernemers signaleren de werkgevers eveneens een tekort. Deze taken staan bij hen respectievelijk op de plaatsen 3, 1, 2, 6 en 7.
Studietaalvaardigheid
Het grootste percentage studenten voert de volgende tien taken frequent (dagelijks of wekelijks) uit:
1 S het maken van aantekeningen voor eigen gebruik
tijdens een les/lezing 94,9%
2 L het markeren/aanstrepen van de belangrijkste
passages/begrippen in een studietekst 82,4%
3 L het lezen van korte aankondigingen, korte
mededelingen ad valvas 79,8%
4 L manuele informatiebronnen raadplegen 75,6% b.v. encyclopedie, atlas, woordenboek,
bibliografie, catalogus
5 L een studietekst grondig lezen om te weten
wat er precies in staat 74,8%
6 L een studietekst lezen om de belangrijkste punten
eruit te halen 71,0%
7 L het lezen van korte instructies/opdrachten 61,4%
8 L tijdens het bestuderen van een studietekst
uzelf een oordeel vormen over de inhoud 58,8%
9 L het lezen van beschrijvingen 58,5% b.v. het lezen van een beschrijving van een persoon/produkt/plaats/karakterschets
10L tijdens het bestuderen van een studietekst uzelf
vragen stellen over de stof 57,6%
185
De studenten signaleren de grootste tekorten bij de volgende tien taken:
1 L geautomatiseerde informatiebronnen raadplegen 39,0% b.v. bibliotheekcatalogus/databestand raadplegen
via de computer
2 S het schrijven van een recensie 31,4% b.v. voor een docent een recensie of kritische
beoordeling schrijven over een boek, film, video
3 L tijdens het bestuderen van een studietekst zelf
voorbeelden bedenken bij een onderdeel van
de stof 30,7%
4 L tijdens het bestuderen van een studietekst
uzelf vragen stellen over de stof 27,1%
5 S het schrijven van een verhandeling 26,8%
6 L grafisch schematiseren voor uzelf 26,5% b.v. een tekst schematiseren in een grafische
voorstelling (tabel, visueel schema, diagram)
7 L schematiseren voor eigen gebruik 23,7% b.v. voor uzelf de hoofdzaken uit een boek/arti-
kel/behandelde tekst gestructureerd neerschrijven
8 S voor anderen een verslag geven van een
discussie/vergadering/lezing 23,4% b.v. voor een docent of medestudenten een verslag
schrijven over een discussie/vergadering/lezing/
werkbespreking
9 S het schrijven van een gebruiksaanwijzing/
bedieningsvoorschrift/handleiding 23,3%
10S het geven van commentaar 22,5% b.v. schriftelijk commentaar geven over een
bedrijfsbezoek, een boek, een artikel, teksten
van medestudenten
Wanneer we de beide rangordes van de studenten vergelijken, treffen we één overlapitem aan, nl. 'tijdens het bestuderen van een studietekst uzelf vragen stellen over de stof. Deze studietaak komt dus frequent voor, en wordt als een tekort ervaren.
Bij een vergelijking met de rangordes van de docenten moeten we vooraf wijzen op de betekenis van 'behoefte als tekort': belangrijk of heel belangrijk, maar door minder dan 40% van de studenten beheerst.
De taken in de rangordes voor frequentie zijn identiek, op één taak na (het lezen van beschrijvingen). De eerste zes taken staan zelfs in dezelfde volgorde.
Over de rangorde voor tekort zijn beide groepen het niet helemaal eens. Slechts drie tekorten die de studenten signaleerden op plaatsen 3, 4 en 6, treffen we bij de docenten eveneens aan respectievelijk op positie 1, 5 en 6. De docenten noemen bovendien nog drie leesstrategieën, het schrijven van verslagen, het schriftelijk omschrijven van een begrip, en het lezen van korte instructies problematisch voor de studenten.
186
Functionele taalvaardigheid
De top 10 van de taken die de jongeren frequent (dagelijks of wekelijks) uitvoeren:
1 L het lezen van de ondertiteling bij films 92,5% b.v. televisie, bioscoopfilms, videofilms
2 L het raadplegen van een radio- en TV-gids 83,6%
3 L het lezen van reclameteksten 81,1%
4 L het nieuws in de krant lezen 77,3%
5 L het lezen van populaire tijdschriften 69,8% b.v. mode- en damesbladen (Margriet, Libelle,
Elga, Flair), gezinsbladen (Panorama, De Post,
Story, Dag Allemaal), tienerbladen (Joepie, Tina),
radio- en TV-bladen (TV-ekspres, Humo)
6 L het lezen van korte aankondigingen 61,8% b.v. aankondigingen van films, manifestaties
7 S korte notities schrijven aan huisgenoten/
vrienden over dagelijkse zaken 60,4% b.v. het schrijven van een korte notitie aan
een huisgenoot, dat er iemand voor hem belde
met bepaalde mededelingen
8 L het raadplegen van systematisch geordende
informatiebronnen 51,9% b.v. een bibliotheekcatalogus, een telefoon-
gids + gouden gids
9 L het lezen van informatieve tijdschriften 50,9% b.v. hobbybladen (Doe-'t-zelf, Vrije Tijd),
jeugdbladen (Vandaag), verenigingsbladen
(parochie, plaatselijke afdeling van een
politieke partij, sportvereniging)
10L het raadplegen van alfabetisch geordende
informatiebronnen 49,1% b.v. een encyclopedie, een woordenboek
De jongeren ervaren de grootste tekorten bij de volgende taken:
1 S het schrijven van een formeel bezwaarschrift
(beargumenteerd protest) aan officiële
instanties 52,8% b.v. een bezwaarschrift indienen bij de politie-
rechtbank ter betwisting van een bekeuring
2 S het schrijven van een gelegenheidstoespraak 50,9% b.v. een gelegenheidstoespraak schrijven voor
een begrafenis, huwelijk, oppensioenstelling
3 L het lezen en invullen van ingewikkelde
formulieren ( + handleiding) 47,3% b.v. een belastingaangifte, een aanvraag-
formulier voor een studiebeurs
187
4 L het lezen van notariële stukken 46,2% b.v. huwelijkscontracten, koopaktes
5 S het formeel rapporteren van eigen ervaringen,
persoonlijke gebeurtenissen 36,4% b.v. een verslag schrijven van een ongeval waarin
u betrokken was voor het aangifteformulier van de
verzekering
6 S het formeel beschrijven van (karakter)-
eigenschappen 32,7% b.v. voor een contactblad een schriftelijke
karakterschets geven van uzelf
7 S het formeel beschrijven van een persoon
(uiterlijk) 30,9% b.v. het beschrijven van een verdachte in een
schriftelijke getuigenverklaring aan de politie
7 S het schrijven van een sollicitatiebrief 30,9%
7 S het schrijven van formele gelegenheidsbrieven 30,9% b.v. een kort zakelijk briefje schrijven aan een
hogere instantie om te bedanken, zich te veront-
schuldigen, geluk te wensen
10S het schrijven van een klachtenbrief aan een
bedrijf 30,2% b.v. aan een leverancier een brief schrijven met
klachten over de gebrekkige kwaliteit van de
levering, over het ontbreken van onderdelen e.d.
De rangordes voor de niet-jongeren hebben voor frequentie een andere betekenis dan bij de andere groepen. De vraag was als volgt geformuleerd: 'Hoeveel % van de jongeren komt volgens u in het dagelijks leven met deze taak in aanraking?' Van de taken waarvan meer dan 80% vermoedde dat jongeren de taak wel eens uitvoeren, werd een rangorde opgesteld.
Van de taken waarvan de jongeren beweren ze dagelijks of wekelijks uit te voeren, vinden we er vier, terug in de rangorde van de niet-jongeren: het lezen van de ondertiteling bij films, het raadplegen van radio- en TV-gids, het lezen van reclameteksten, en het lezen van korte aankondigingen. Dat betekent dus dat jongeren deze taken naar eigen zeggen frequent uitvoeren, en dat ook veel jongeren ermee te maken krijgen, althans volgens de inschatting van de niet-jongeren.
Met tekort wordt bij de niet-jongeren bedoeld dat de taak (heel) belangrijk is, maar door minder dan 40% van de jongeren beheerst wordt. In de tekorten-rangordes van beide groepen vinden we vijf dezelfde items terug. De tekorten die bij de jongeren op posities 1, 2, 5, 6 en 7 genoteerd staan, komen bij de niet-jongeren respectievelijk op plaatsen 2, 5, 8, 7 en 9 voor. Als grootste tekort signaleert 62,5% van de niet-jongeren het schrijven van een protestbrief over problemen uit de dagelijkse praktijk.
188
Van doelstellingen naar taalproeven
Uit de top 10-en die in de vorige paragrafen de revue gepasseerd zijn, kunnen we algemeen besluiten dat jonge afgestudeerden vaker lezen dan schrijven, maar dat ze bij het uitvoeren van de schrijftaken grotere tekorten ervaren. Deze vaststelling geldt zowel voor taalgebruikssituaties tijdens het werk, de studie, als in de samenleving als zodanig.
Het spreekt vanzelf dat de rangordes de neerslag zijn van gerapporteerd gedrag. Er worden alleen uitspraken gedaan over de subjectieve behoeften van de afgestudeerden S.O., en nooit over hun feitelijke taalvaardigheid. Daarvoor is het noodzakelijk om taalproeven te construeren en af te nemen bij laatstejaars van het secundair onderwijs.
Literatuur
Blok, H. & K. de Glopper 1983, Functionele taalvaardigheid: meningen van oudleerlingen LBO en MAVO over hun taalgebruik, Amsterdam, SCO (SCO-rapport nr. 27).
Daems, Fr., G. Leroy & R. Rymenans 1989, Taalvaardigheid van afgestudeerden van het secundair onderwijs: wat vindt 'men' ervan? Project Kwaliteit van het Moedertaalonderwijs, Interimrapport 1, Wilrijk, UIA.
Wesdorp, H., E. Teysse, Fr. Daems & R. Rymenans 1986, De positie van het onderwijs in het Nederlands en de rol van de overheid in Nederland en in Vlaanderen, s.l., Nederlandse Taalunie.
189