“Zwaar geschud” Werkwoordspelling voor hoger onderwijs

Wilma van der Westen  ·  19de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2005  ·  pagina 125 - 128

"ZWAAR GESCHUD" WERKWOORDSPELLING VOOR HOGER ONDERWIJS

Wilma van der Westen

Inleiding

Werkwoordspelling: op het eerste gezicht lijkt dit een uitgekauwd onderwerp. Nieuwe inzichten in (psycho)linguïstisch onderzoek naar de werkwoordspelling van volwassen spellers dagen echter uit tot andere oefenvormen en een andere aanpak dan de huidige.

Opleidingen en stage-instellingen klagen over de taalvaardigheid van studenten hoger onderwijs. "Ze kunnen niet eens een foutloze brief schrijven", is een veelgehoorde klacht. Vaak doelt men dan op de spelfouten in de stukken van studenten. Werkwoordfouten springen dan het meest in het oog.

De werkwoordspelling is in de Nederlandse taal verrassend eenvoudig en regelmatig. Hoe komt het dan toch dat zoveel taalgebruikers hier fouten in maken? Het is geen kwestie van ondeskundigheid of gebrek aan intelligentie. Zelfs taalexperts blijken fouten te maken in de regelmatige werkwoordsvormen.

1 Op de gebruikelijke manier aanleren

De werkwoordspelling wordt aangeleerd in de hoogste klassen van het basisonderwijs. In toenemende mate besteden ook scholen voor voortgezet onderwijs in de eerste leerjaren aandacht aan de (werkwoord)spelling, meestal in de vorm van een toets en extra instructie en oefening.

De manier waarop de werkwoordspelling gewoonlijk wordt aangeleerd, gaat ervan uit dat iemand door eenmalig aandacht te besteden aan (de regels van) de werkwoord-spelling voor de rest van zijn schrijvend bestaan geen, of nauwelijks, werkwoordfouten zal maken. Als je kijkt naar de vele werkwoordfouten, met name de "dt-fouten", die blijven optreden in teksten van studenten maar ook van docenten, journalisten en zelfs in de weblog van de Nederlandse staatssecretaris van Onderwijs, dan kunnen we concluderen dat deze aanpak niet tot het gewenste effect leidt.

"Zwaar geschud" - Wilma van der Westen 1125

2 Een instaptoets Nederlands

Tot 2005 deden wij op de Haagse Hogeschool ook een dergelijke herhalingsoefening. Alle inkomende studenten van verschillende hbo-opleidingen deden een instaptoets Nederlands met een deel algemene taalvaardigheid en deel werkwoordspelling. Zo'n 73,4% van de studenten zakte in 2004 voor de toets werkwoordspelling. Dat hield in dat zij meer dan vier van de 25 items fout hadden. Let wel, het ging hier om een situatie waarin de student wist dat hij getoetst werd op de werkwoordspelling en alle aandacht van de student hierop gericht was. De student vulde bij de gegeven zinnen op de stippeltjes in of er t, t t, d, dd of dt zou moeten staan. Had de student een onvoldoende, dan moest hij via een herkansingstoets laten zien dat hij de werkwoordspelling intussen wel beheerste. Indien hij dit wenste, kon hij een drietal lessen werk-woordspelling volgen.

3 Fouten blijven optreden

Ondanks alle inspanningen van het onderwijs (en de leerling of student) blijven werk-woordfouten optreden. Het gewenste effect van het onderwijs is niet het foutloos maken van oefeningen werkwoordspelling, dat is een haalbaar doel, maar een correcte werkwoordspelling in eigen teksten. Hoe kom je nu tot dit effect? Uit recent Vlaams onderzoek blijkt dat gekeken moet worden naar de processen tijdens het schrijven om die vraag te beantwoorden.

4 Onderzoeksresultaten

Recent (psycho)linguïstisch onderzoek van Daems, Sandra e.a. naar de werkwoord-spelling van volwassen spellers heeft aangetoond dat het woordgeheugen een grotere rol speelt tijdens het schrijven dan men aanvankelijk dacht.

Mij bleek hetzelfde bij onderzoek in het kader van het ontwikkelen van de Alfaleerlijn (later onder de naam Alfa bij Malmberg verschenen, een methode voor volwassen anderstaligen om te leren lezen en schrijven in het Nederlands als tweede taal). Het ontwikkelen van het visueel geheugen en het verwerven van woordbeelden zijn van groot belang bij het leren lezen en schrijven.

De regels van de werkwoordspelling zijn veelal conditioneel, als . . .. dan     In zinnen waarin de als-informatie te traag beschikbaar is of foutief wordt geïnterpreteerd, ontstaan regelfouten, fouten die ontstaan doordat de regel verkeerd wordt toegepast. Dat zie je in bijzinnen of zinnen met inversie gebeuren. Naarmate de afstand tussen subject en persoonsvorm groter is, is de kans op een verkeerde werkwoordsvorm ook groter.

Van een geheel andere orde zijn de fouten met de zogenoemde homofone vormen, de werkwoordsvormen die hetzelfde klinken, maar ofwel met een t ofwel met een d

126 I "Zwaar geschud" - Wilma van der Westen

geschreven worden. Bij dergelijke vormen blijkt uit het onderzoek van Daems, Sandra e.a. verrassend genoeg dat de frequentie van een vorm in de geschreven taal, een belangrijke determinant is voor het ontstaan van de fout. De vorm gebeurd met een d komt in de geschreven taal veel vaker voor dan de vorm gebeurt met een t. Uit het onderzoek blijkt dan ook dat de fout gebeurd in plaats van gebeurt veel vaker voorkomt dan gebeurt in plaats van gebeurd. Deze werkwoordfouten ontstaan niet door het verkeerd toepassen van de regel.

Dergelijke resultaten wijzen erop dat het visueel woordgeheugen veel bepalender is tijdens het schrijven, dan men eerst aannam. Schrijven is sowieso een complex proces waarbij verschillende denkhandelingen gelijktijdig en afwisselend plaatsvinden.

5 Anders aanleren

Deze onderzoeksresultaten in ogenschouw nemend, concludeer ik dat we in het onderwijs anders om moeten gaan met (het aanleren van) een correcte werkwoord-spelling. We moeten afwijken van de gebruikelijke weg van regels aanleren en laten toepassen in oefeningen. Ook het toetsen van de werkwoordspelling in speciaal hierop gerichte toetsvormen, biedt geen oplossing. Transfer van kennis over werkwoord-spelling naar communicatieve schrijfsituaties gaat niet vanzelf. Sterker nog: het blijkt dat werkwoordfouten niet (altijd) ontstaan door het foutief toepassen van regels, maar doordat de schrijver tijdens het schrijven niet gericht is op het toepassen van regels. Andere denkprocessen hebben voorrang. Ook extra oefenprogramma's (bijvoorbeeld op de computer) werken dus niet. De gebruiker leert wel het juiste trucje of de juiste regel toe te passen, maar kan evengoed nog werkwoordfouten maken tijdens het schrijven van teksten.

De essentie van de andere aanpak die ik bepleit, ligt in wat er gebeurt na het aanleren en oefenen van de regels. De student leert om in die situaties waarin het noodzakelijk is een correcte tekst af te leveren, de eigen tekst(en) na te kijken op de werkwoord-spelling en deze stapsgewijs te controleren. Dat gebeurt aan de hand van Welgespeld, werkwoordspelling voor hoger onderwijs (Van der Westen 2005).

Wie dat boek doorbladert zal in eerste instantie niet het idee krijgen dat er iets nieuws onder de zon is. Wel zijn de zinnen uit de oefeningen, anders dan in de meeste boeken, afkomstig uit teksten van studenten en beroepskrachten en met name geselecteerd omdat er incorrecte werkwoordsvormen in voorkwamen. Ook is het boek zowel geschikt voor zelfstudie als als naslagwerk. Het is mogelijk er op verschillende manieren, afhankelijk van de voorkennis en taalvaardigheid van student, mee te werken.

Wat er met name anders is, is dat de student eigen teksten meeneemt en hierin de werkwoordsvormen controleert. Dat gebeurt dus na het schrijven.

"Zwaar geschud" - Wilma van der Westen 127

De werkwijze is dus:

  1. Controleren van eigen teksten

  2. Herkennen van eigen fouten / controleren door toepassen van de regels

  3. Verbeteren van de fouten

Ik zal niet beweren dat na het eenmalig doorwerken van het boek voor altijd de werk-woordfouten uitgebannen zullen zijn. Dat is onhaalbaar. De student moet leren de eigen tekst te controleren en te verbeteren. Het boek zal lange tijd het maatje zijn van de student of beroepskracht. Steeds wanneer er in een bepaalde situatie een correcte tekst vereist is, kan Welgespeld gebruikt worden om de werkwoordsvormen te controleren.

Literatuur

Sandra, D. e.a. (2001), "Paradoxen van de Nederlandse werkwoordspelling, de logica van dt-fouten". In: De psycholoog, nr. 36, p. 282-287.

Sandra, D., Daems F. & S. Frisson (2001), "Zo helder en toch zoveel fouten. Wat leren we uit psycholinguïstisch onderzoek naar werkwoordfouten bij ervaren spellers?" In: Vonk nr.3, p. 3-20.

Sandra, D. (2000), "Hij drinkt niet altijd 't' en ik drink er soms wél. Bronnen van hardnekkige werkwoordfouten in het Nederlands".

(http://www.cnts.ua.be/ Publications/2000).

Westen, W. van der (1996), Alfa Nt2, Leren lezen en schrijven in het Nederlands als tweede taal. Den Bosch: Malmberg.

Westen, W. van der (1999), "Waarom een globaal-functionele methode?" In: Alfanieuws, bulletin voor docenten in de alfabetisering, nr. 3.

Westen, W. van der (2002), Goed geschreven, Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Bussum: Coutinho.

Westen, W. van der (2003), "Ondersteunend Onderwijs Nederlands: het perspectief op een goede taalvaardigheid". In: André Mottart (red.)(2003) Retoriek en praktijk van het schoolvak Nederlands 2002, Gent: Academia Press, p. 207-219.

Westen, W. van der (2005), Welgespeld, werkwoordspelling voor hoger onderwijs. Bussum: Coutinho.

128 I "Zwaar geschud" - Wilma van der Westen

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
spelling
land
Nederland
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

19de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2005