Aandacht voor digitale geletterdheid: een nieuwe uitdaging voor het onderwijs

Jeroen Clemens & Amber Walraven  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina XXXIII - XXXVI

Download artikel

Subplenaire lezingen

Jeroen Clemens & Amber Walraven Universiteit van Twente

Contact: j.clemens@utwente.nl a.walraven@utwente.nl

Aandacht voor digitale geletterdheid: een nieuwe uitdaging voor het onderwijs

Een groot deel van onze tijd besteden wij, als leraren Nederlands, aan taalvaardigheid. De ouderen onder ons herkennen nog het rijtje: ‘Verwerven, Verwerken en Verstrekken’. En we beschouwden dat toch een beetje als onze expertise. Zijn we ook nog experts in de moderne digitale wereld?

De wereld van de informatie is het laatste decennium sterk veranderd. De maatschappij realiseert zich steeds meer dat het aanleren van digitale vaardigheden een hoge prioriteit moet hebben. Er is een consensus dat dat een kernvaardigheid van de burger van de 21ste eeuw is (Virkus 2003; Fraillon & Ainly 2010; Voogt 2010). In de EU is het inmiddels een speerpunt. En op de website van The White House in de USA staat “Digital Literacy is Part of Job Preparedness” (zie: http://1.usa.gov/r04Kxf).

Op school zien we dat de leerlingen vooral informatie van het internet halen en gebruiken. Bovendien krijgen ze veel opdrachten waarvoor ze vaardigheden moeten hebben om informatie online te zoeken, te beoordelen en te gebruiken. Maar uit onderzoek blijkt dat zowel jongeren als ouderen moeite hebben met digitale vaardigheden, zoals bijvoorbeeld met informatievaardigheden (zie o.m. Walraven 2008; Deursen 2010). Vooral beoordelen en selecteren blijkt problematisch. Die vaardigheden ontwikkelen zich ook niet met de leeftijd, zo bewijst ook het recente onderzoek naar informatievaardigheden van studenten (http://bit.ly/oFvnVF). Het is ook de ervaring van docenten dat leerlingen lang niet zo vaardig zijn als we soms denken. De resultaten van opdrachten waarbij digitale informatie moet worden gebruikt zijn vaak teleurstellend. Het hardnekkige misverstand dat de leerlingen als ‘digital natives’ digitaal heel vaardig zouden zijn en dat we ze daarom niets meer kunnen leren, is inmiddels duidelijk weersproken (Bennett, Maton & Kervin 2008).

Dat brengt ons op een paar interessante en belangrijke vragen als:

  1. Weten we wat digitale geletterdheid is? Is het een nieuwe vaardigheid die apart moet worden onderwezen of is het een uitbreiding van de ‘ouderwetse’ taal- en leervaardigheden?

  2. Kunnen we goed herkennen en diagnosticeren waar leerlingen op dat gebied goed en zwak in zijn?

XXXIII

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

3. Wat betekent het belang van digitale geletterdheid voor het onderwijs?

Het eerste probleem is dat er een grote Babylonische spraakverwarring heerst. Er wordt gesproken over ‘21st century skills’, ‘informatievaardigheden’, ‘digitale vaardigheden’, ‘ICT-vaardigheden’, ‘mediawijsheid’... Het lijkt in elk geval alsof er nieuwe 21st century of ‘kerncompetenties’ zijn die voortbouwen op en soms anders zijn dan de ‘oude’ competenties (Voogt 2010). Een onderdeel van die 21st century competenties zijn ICT- skills of ‘informatievaardigheden’, gekoppeld aan digitale informatie.

Als we kijken naar onderzoek naar digitale geletterdheid zien we dat dat vanuit verschillende perspectieven gedaan wordt. Is er sprake van een aparte, nieuwe digitale vaardigheid naast bijvoorbeeld tekstbegrip of mathematische competentie? Of is het een uitbreiding van al aanwezige competenties die moeten worden uitgebreid?

Vanuit de International Association for the Evaluation of Educational Achievement (IEA) wordt groot internationaal onderzoek gedaan naar Computer and Information Literacy Skills (ICILS). ICILS wil de komende jaren onderzoeken wat de vaardigheden zijn van leerlingen van ongeveer 14 jaar: “The focus of ICILS is on students use of computers as information tools, rather than on students’ capacity to understand information presented from a range of sources” (Fraillon & Ainly 2010). Aan dit internationaal onderzoek zullen 21 landen deelnemen, waaronder Nederland. Vanuit Nederland wordt het project geleid door Kennisnet. Het onderzoek wordt gedaan door de Universiteit van Twente.

Hier tegenover staat onderzoek waarin wordt nagegaan in hoeverre digitale geletterdheid verschilt van ‘gewone’ geletterdheid. Een voorbeeld hiervan is PISA, dat onderzoek doet naar lezen, rekenen en science bij leerlingen van ongeveer 15 jaar. In 2009 heeft PISA ook gekeken naar digital literacy. Concreet werd onderzocht of en hoe online tekstbegrip verschilt van tekstbegrip van teksten op papier (OECD 2011; EAPISA 2011). Interessant is dat er landen zijn waar de digitale geletterdheid beter is dan de niet-digitale geletterdheid. Uiteraard zijn er ook landen waar het andersom is. Een tweede voorbeeld is de groep onderzoekers rond Donald Leu. Zij gaan ervan uit dat er sprake is van een uitbreiding van de ‘ouderwetse’ geletterdheid (Donald, Kinzer, Coiro & Cammack 2004). In ander onderzoek werd geconcludeerd dat “online reading comprehension shared a number of similarities with offline reading comprehension – but also included a number of important differences” (Coiro & Dobler 2007).

Bovengenoemde onderzoeken leveren eerste aanzetten op voor instrumenten om zowel informatievaardigheden in brede zin als digitale geletterdheid in nauwere zin te meten. Maar om onderwijs goed af te stemmen op de individuele kwaliteiten van de leerlingen hebben we ook diagnostische instrumenten nodig. Een voorbeeld daarvan is het instrument van Walraven (2008). Op dit moment wordt het instrument in een aantal scholen getest.

XXXIV

Subplenaire lezingen

Om ons heen kijkend is het duidelijk dat het onderwijs nog niet goed raad weet met digitale geletterdheid. Dat is goed te begrijpen omdat:

  • het nog niet duidelijk is voor de docent wat die nieuwe vaardigheid inhoudt (er is immers een Babylonische spraakverwarring: ‘informatievaardigheden’, ‘mediavaardigheden’, ‘ICT-vaardigheden’, ‘21ste eeuw-vaardigheden’...);

  • het nog niet duidelijk is of het wel om nieuwe vaardigheden gaat;

  • docenten nog geen instrumenten hebben om dit te meten bij de leerlingen en bij zichzelf;

  • er geen duidelijkheid is hoe de prestaties van de leerlingen op het gebied van digitale geletterdheid verklaard kunnen worden;

  • het onduidelijk is wat docenten en de school zouden kunnen en moeten doen.

En wat is de opdracht voor het onderwijs? Moeten we andere dingen onderwijzen en hoe dan?

Over die laatste vraag weten we gelukkig al iets meer. Zoals al eerder genoemd, blijkt uit onderzoek dat zowel jongeren als ouderen moeite hebben met digitale vaardigheden zoals bijvoorbeeld informatievaardigheden. Vooral beoordelen en selecteren blijkt problematisch. Instructie in die vaardigheden is noodzakelijk. Inmiddels zijn veel docenten daar al van overtuigd. Maar hoe is dit nu het beste aan te pakken?

  1. Informatievaardigheden moeten geïntegreerd worden in het curriculum. Door de vaardigheden samen met de vakinhoud aan te leren, worden de vaardigheden geen trucje dat je doet als je docent erom vraagt, maar een werkwijze.

  2. Geef de vaardigheden niet alleen een plek in de lessen, maar ook bij de beoordeling.

  3. Ga samen met bijvoorbeeld de sectie bepalen wat jullie belangrijk vinden en wat jullie de leerlingen willen leren. Ontwerp/arrangeer zelf lessen. Bekijk je huidige methode en kijk wat eraan toegevoegd of vervangen kan worden om informatie- vaardigheden een plaats te geven.

  4. Probeer een leerlijn in de school op te zetten.

5. Gezamenlijk curriculumontwerp is goed voor de vaardigheden van de docenten.

De bovenstaande aanpak wordt door Amber Walraven toegepast in trainingen en coaching op scholen.

De vraag of de rol van de docent Nederlands een specifieke is en wat hij zou moeten toevoegen of veranderen aan zijn repertoire en aan de inhoud van zijn lessen is nog nauwelijks onderzocht. Dat is een vraag die Jeroen Clemens wil onderzoeken.

Het zijn modern times en die tijden zijn heel spannend en uitdagend.

XXXV

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Referenties

Bennet, S., K. Maton & L. Kervin (2008). “The “digital natives” debate: A critical review of the evidence”. In: British Journal of Educational Technology, jg. 39, nr. 5, p. 775-786.

Donald, J.L., C.K. Kinzer, J.L. Coiro & D.W. Cammack (2004). ‘Toward a Theory of New Literacies Emerging From the Internet and Other Information and Communication Technologies’. In: Theoretical Models and Processes of Reading, p. 1570-1613.

Coiro, J. & E. Dobler (2007). “Exploring the Online Reading Comprehension Strategies Used by Sixth-Grade Skilled Readers to Search for and Locate Information on the Internet. In: Reading Research Quarterley, jg. 42, nr. 2, p. 214- 257.

Deursen, A. (2010). Internet skills: vital assets in an information society. Enschede: Gildeprint Drukkerijen.

Fraillon, J. & J. Ainly (2010). ‘The IEA International Study of Computer and Information Literacy (ICILS)’.

(Online raadpleegbaar op: http://www.icils.org/).

IEA, PISA (2011). ‘IEA ICILS and OECD PISA 2012/2013’. (Online raadpleegbaar op: http://www.iea.nl/icils_2013.html).

OECD (2011). PISA 2009 Results: Students On Line. OECD Publishing.

Virkus, S. (2003). “Information literacy in Europe: a literature review”. In: Information research, jg. 8, nr. 4.

(Online raadpleegbaar op: http://informationr.net/ir/8-4/paper159.html?referer=www.clickfind.com.au).

Voogt, J. (2010). ‘21st Century Skills’. Discussienota Universiteit Twente: Rethinking How Students Learn, 375, Solution Tree.

Walraven, A. (2008). Becoming a critical websearcher. Effects of instruction to foster transfer. Open Universiteit Nederland.

XXXVI

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten
onderwijsleermateriaal
ICT
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011