Taalassessoren in beroepsonderwijs

Joke Koopman  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 98 - 102

Download artikel

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

varieert van 6000 tot ruim 20.000 woorden. Zij zouden 10 tot 30 woorden per dag kunnen bijleren tijdens de opleiding. Met behulp van diagnostische toetsen kan de docent een beeld krijgen van de omvang van de woordenschat. Daarnaast is woordleervermogen bepalend voor de uitbreiding van de woordenschat. Kan de leerling een juiste inschatting maken van eigen woordkennis? Hoe komt hij achter de betekenis en hoe onthoudt hij die? Dat geldt zowel voor algemene woorden als voor beroepstaal- en schooltaalwoorden.

5.6 Diepe woordkennis

Leerlingen met een kleine woordenschat en vooral anderstalige leerlingen hebben moeite met inzicht in diepere woordbetekenissen en kennis van verschillende soorten relaties tussen woorden. Met name in het vakonderwijs zullen ze daar veel last van hebben. Het betreft hier graduele relaties, tegenstellingen, deel-geheel relaties, synoniemen, letterlijk en figuurlijk, super- en subordinatie en ketenrelaties.

Bovengenoemde taalvaardigheden, onderliggend aan lees- en luistervaardigheid worden in het instrument Taal de baas getoetst en geoefend. Het programma biedt elke mbo-docent de mogelijkheid om te onderzoeken welke onderliggende vaardigheden niet goed ontwikkeld zijn en om te bepalen waar nog aan gewerkt moet worden. Na enige tijd oefenen toetst het programma of dat het gewenste resultaat heeft gehad. Omdat het programma in hoge mate docentonafhankelijk kan worden doorlopen, leidt het tot breed inzetbare trajecten voor het wegwerken van taalachterstanden.

Ronde 5

Joke Koopman

CINOP

Contact: jkoopman@cinop.nl

Taalassessoren in beroepsonderwijs 1. Inleiding

Een taalassessor is een professional die de taalvaardigheid van een leerling beoordeelt. Het is vaak een taaldocent die min of meer vanzelfsprekend die rol is toegewezen: maken taaldocenten immers niet al altijd toetsen? En nemen ze niet al jaren die toetsen af en beoordelen ze niet al geruime tijd of de leerling aan de eisen voldoet?

98

4. Beroepsgericht secundair onderwijs

Is de taaldocent vanzelfsprekend een competente taalassessor? Docenten, managers en beleidsmedewerkers weten wel beter. Ze worstelen met de beoordeling van de taalontwikkeling in competentiegericht beroepsonderwijs. De afname en beoordeling van instellingsexamens Nederlands in competentiegericht beroepsonderwijs (met nieuwe generieke en beroepsspecifieke taaleisen) houden het onderwijsveld volop bezig: wat houdt het allemaal in? Wat betekent het voor de rol van taalassessor?

De context van de rollen en taken van een taalassessor in het beroepsonderwijs is complex en stelt hoge eisen aan de deskundigheid.

  1. Taal in competentiegericht beroepsonderwijs

Sinds augustus 2011 worden alle studenten in het eerste jaar van een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) competentiegericht opgeleid, maar nog steeds is er onduidelijkheid over het concept ‘competentiegericht onderwijs’. Kuhlemeijer (2005) laat in een handzame definitie zien dat het holistische principe het kernpunt van het begrip is: een competentie is “de bekwaamheid om kennis, vaardigheden en houdingen geïntegreerd en bewust in te zetten in verschillende praktijksituaties volgens een erkende kwaliteitsstandaard”. Het gaat dus om een bewuste inzet van inzichten, niet om aangeleerde trucjes. Het gaat bovendien om taaksituaties in een bepaalde context. Bovendien moet de competentie voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen die gerelateerd zijn aan wat een beginnend beroepsbeoefenaar moet kunnen.

Ook het taalonderwijs in competentiegericht beroepsonderwijs is gericht op taaksituaties in een bepaalde context. Het gaat om taal in het onderwijs, in het beroep en in de samenleving. Het Raamwerk Nederlands (v)mbo (Bohnenn e.a. 2007) geeft op basis van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader (ERK) niveaubeschrijvingen voor de verschillende taalvaardigheden in instructietaal, vaktaal en standaardtaal en geeft daarmee aan wat er verwacht mag worden van leerlingen bij het uitvoeren van een functionele taaltaak. In het mbo was het Raamwerk Nederlands (v)mbo tot 2010 de erkende kwaliteitsstandaard voor de vereiste taalvaardigheden. Met de invoering van de referentieniveaus voor taal en rekenen in doorlopende leerlijnen heeft het Referentiekader Taal en Rekenen (Meijerink e.a. 2009) die functie overgenomen. Belangrijk: het Referentiekader Taal en Rekenen is onder andere gebaseerd op de niveaubeschrijvingen van het Raamwerk Nederlands voor (v)mbo.

  1. Competentiegericht taal leren

In competentiegericht beroepsonderwijs ontwikkelen leerlingen competenties die zijn gekoppeld aan rollen uit de beroepspraktijk, bij voorkeur in authentieke opdrachten in gesimuleerde praktijksituaties (zie bijvoorbeeld Van der Sanden e.a. 2003).

4

99

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Daardoor kan het leren ook plaatsvinden buiten de school. In toenemende mate wordt er dan ook gebruikgemaakt van buitenschoolse opdrachten en is er naast het formele, gestuurde leren aandacht voor ongestuurd, informeel leren.

Het blijkt voor opleidingen niet altijd even gemakkelijk om in die benadering de goede balans te vinden tussen de componenten ‘kennis’, ‘vaardigheden’ en ‘houdingen’. De componenten ‘kennis’ en ‘vaardigheden’ bleken nogal eens ondergesneeuwd te raken in de holistische benadering van competentiegericht onderwijs, zeker waar het ging om basisvaardigheden, zoals taal en rekenen. Het tij is inmiddels gekeerd door de invoering van de referentieniveaus voor taal (Raamwerk Nederlands (v)mbo en het Referentiekader Taal en Rekenen) en de komende centrale examinering van Nederlands en rekenen (in 2014). Voor opleidingen in competentiegericht onderwijs is er de noodzaak om fors in te zetten op intensivering en op de effectiviteit van het taalonderwijs.

Een goed voorbeeld van een aanpak waarbij theorie en praktijk worden geïntegreerd, zien we in beroepsopleidingen van de metaalsector. Het Project Het Metalen Scharnierpunt is gebaseerd op een didactisch model, waarbij leerlingen stap voor stap worden begeleid om een product te maken (zie Huisman & Pijnenburg 2009). In de loop van hun opleiding leren de leerlingen alle beroepsmatige kennis en vaardigheden plus de inhouden van algemeen vormende vakken, zoals Nederlands en rekenen. De integratie van de algemeen vormende vakken en de beroepsgerichte vakken wordt ondersteund door zogenoemde JIT-kaarten (JIT staat voor Just-In-Time). De beroepstaken zijn leidend in het onderwijs: in de ondersteunende taal- en rekenlessen sluiten de taal- en rekendocenten aan bij de beroepspraktijk en bieden ze, aan de hand van de JIT- kaarten, waar nodig, ook uitleg, oefening en feedback bij ondersteunende taal- en rekenvaardigheden aan de hand van het Referentiekader Taal en Rekenen.

4. Competentiegericht taal beoordelen

De ontwikkelingen in competentiegericht taal leren brengen nieuwe toetsvormen met zich mee: ‘taal in de proeve van bekwaamheid’, ‘taalportfolio’ en ‘taalassessments in de beroepspraktijk of in een praktijksimulatie’. Het gaat daarbij zowel om ontwikkelingsgerichte toetsen (taal toetsen om te leren) als om kwalificerende toetsen (toetsen van het leren van taal).

Onderzoek van Schuurmans & Verhoeven (2010) wijst uit dat competentiegerichte toetsing van taal in de beroepsspecifieke context beter de inhoudsvaliditeit waarborgt en een positief te waarderen backwash-effect heeft op het leren. Naast die voordelen zijn er ook nadelen. Ten eerste lijken de objectiviteit en betrouwbaarheid van de competentiegerichte toetsing minder gewaarborgd, waardoor de validiteit van de functie van

100

4. Beroepsgericht secundair onderwijs

toetsen om van te leren in gevaar komt. Ten tweede blijken de metingen van opbrengsten van het onderwijs moeilijk vergelijkbaar en is vooral de predictieve validiteit van metingen met het oog op toekomstig succes in vervolgopleiding en arbeidsmarkt onduidelijk. Dat vormt ook een belangrijke reden voor de invoering van centrale examens taal en rekenen in competentiegericht mbo.

De inzet van valide en betrouwbare taaltoetsen is van cruciaal belang voor de kwaliteit van leren en beoordelen van taal in competentiegericht beroepsonderwijs. Dat moet dan echter wel op de juiste manier gebeuren. Uit het onderzoek van Schuurmans & Verhoeven (2010) blijkt ook dat er een kloof is tussen wat docenten willen toetsen en wat de verschillende toetsvormen te bieden hebben: docenten toetsen vaak iets anders dan wat ze willen toetsen. Scholen ontbreekt het veelal aan kennis en kunde (en ook aan tijd) om zelf passende toetsen te ontwikkelen. Toetsbureaus en uitgeverijen springen in op de behoefte aan verantwoorde beoordelingsinstrumenten, maar om de nodige kwaliteit te leveren, zullen de scholen zelf ook over de nodige expertise moeten beschikken.

5. De competenties van de taalassessor

De verplichte keuze voor competentiegericht beroepsonderwijs brengt dus een complex proces van verandering op gang, dat uitmondt in vormen van toetsing en beoordeling waarbij specifieke deskundigheid essentieel is om tot valide en betrouwbare beoordelingen te komen.

Wat betekent dat voor de docent in de rol van taalassessor? Het gebruik van de juiste toetsen met de juiste doelen kan de taken van de taalassessor verlichten, maar voor het juiste gebruik van de toetsen is specifieke deskundigheid van de taalassessor onmisbaar. De taalassessor zal de verschillende doelen en functies van de verschillende ontwikkelingsgerichte en opbrengstgerichte taaltoetsen moeten onderkennen en daarnaar weten te handelen. Concreet betekent dat bijvoorbeeld:

  • de noodzaak van specifieke deskundigheid in de beoordeling van de taalontwikkeling aan de hand van het Referentiekader Taal en Rekenen;

  • adequaat kunnen observeren;

  • adequaat interviewtechnieken kunnen toepassen;

  • een taalportfolio kunnen beoordelen;

  • een proeve van bekwaamheid kunnen boordelen;

  • adequaat kunnen rapporteren;

...

Het belang van de rol van taalassessor voor de kwaliteit van leren en beoordelen in competentiegericht beroepsonderwijs mag niet worden onderschat.

4

101

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Met de invoering van de ‘wet op de beroepen in het onderwijs’ (wet BIO) in 2006 gelden de bekwaamheidseisen en de verplichting van scholen om de bekwaamheid van docenten te onderhouden en aan te tonen. Daartoe houdt de school een bekwaamheidsdossier bij van elke docent. De specifieke rollen en taken van de taalassessor in competentiegericht beroepsonderwijs verdienen in dit dossier bijzondere aandacht!

Referenties

Bohnenn, E. e.a. (2007). Raamwerk Nederlands. Nederlands in (v)mbo-opleiding, beroep en maatschappij. ’s Hertogenbosch: CINOP.

Huisman, J. & A. Pijnenburg (2009). Het metalen scharnierpunt, het werken met praktijkopdrachten. ’s Hertogenbosch: CINOP.

Kuhlemeijer, H. (2005). Competentiegericht leren en beoordelen in vmbo en mbo. Ontwikkelingen, knelpunten en oplossingsrichtingen tussen theorie en praktijk. Utrecht: WVOI.

Meijerink, H. e.a. (2009). Referentiekader Taal en Rekenen. Enschede. (online raadpleegbaar op http://taalunieversum.org/onderwijs/spelling/downloads/referentiekader_taal_en_rekenen_referentieniveaus.pdf).

Van der Sanden, J. e.a. (2003). Praktijksimulaties in het vernieuwend VMBO. Bouwstenen voor integratie van praktijk en theorie. Utrecht: APS.

Ronde 6

Marja van Knippenberg

ROC Mondriaan, Den Haag

Contact: m.van.knippenberg@rocmondriaan.nl

Een kijkje in de keuken van een onderwijspraktijk

“If we do not observe, we shall never see what is there. If we never see what is there, we shall never see the patterns in what is there. Without the patterns, there will never be the kind of theory that we can build with” (Gottman & Bakeman 1986: 200).

1. Inleiding

Hoe ziet de dagelijkse praktijk van het Nederlands in een meertalige klas in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) eruit? Met die vraag start in 2006 het onderzoek dat

102

Labels

land
Nederland
onderwijstype
volwassenenonderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011