Taalontwikkelend lesgeven: hoe doe je dat?

Tineke van Bergen & Elke Van Nieuwenhuyze  ·  26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2012  ·  pagina 120 - 123

Download artikel

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Hajer, M. & T. Meestringa (2009). Handboek taalgericht vakonderwijs. Bussum: Coutinho.

Larsen-Freeman, D. & L. Cameron (2008). Complex Systems and Applied Linguistics. Oxford: Oxford University Press.

Ronde 2

Tineke van Bergen (a) & Elke Van Nieuwenhuyze (b)

  1. Arteveldehogeschool, Gent

  2. KANO Sint-Lieven (campus Waas), Sint-Niklaas Contact: tinneke.vanbergen@arteveldehs.be

elke. vannieuwenhuyze@kahosl.be

Taalontwikkelend lesgeven: hoe doe je dat?

In onze presentatie willen wij het project Taalontwikkelend lesgeven: hoe doe je dat? voorstellenl. Wanneer het over taalontwikkelend lesgeven gaat, gebeurt dat vaak op een theoretische manier. Dat kan zeer zinvol en leerrijk zijn, maar studenten, leerkrachten en vakdocenten willen ook graag concrete voorbeelden zien. Filmpjes van good practices met duiding en een leidraad zijn daarop ons antwoord. De professionele bachelompleidingen 'leraar kleuter- en lager onderwijs' van de Arteveldehogeschool en KAHO Sint-Lieven werkten, dankzij financiering door de Orde van den Prince en in samenwerking met leraren uit het kleuter-, lager en secundair onderwijs en vakbegeleiders van de Diocesane Pedagogische Begeleidingsdiensten Bisdom Gent en Antwerpen, het project Taalontwikkelend lesgeven: hoe doe je dat? uit. Binnen het project werden, op een professionele manier, opnames gemaakt van taalontwikkelend lesgeven in de klaspraktijk. Bij de filmpjes hoort een leidraad die op een laagdrempelige manier duidelijk maakt wat taalontwikkelend lesgeven inhoudt. Het pakket bevat ook toepassingsgerichte kijkwijzers en opdrachtenkaarten.

In deze presentatie willen we ten eerste toelichten hoe het filmpje van de les in het lager onderwijs tot stand is gekomen. Van daaruit willen we ten tweede, in interactie met het publiek, demonstreren hoe studenten lager onderwijs, leerkrachten lager onderwijs, maar ook niet-taaldocenten binnen de professionele bachelompleidingen (leraar lager onderwijs) meteen aan de slag kunnen met het ontwikkelde beeldmateriaal, de leidraad, de kijkwijzers en de oefeningen. Zo hopen we te illustreren hoe studenten, leerkrachten en docenten kunnen worden gecoacht om bewuster taalontwikkelend les te geven. Tot slot laten we graag ruimte voor feedback van de deelnemers.

120

5. Lerarenopleiding Basisonderwijs

Het uiteindelijke filmpje voor lager onderwijs mag dan 'maar' 20 minuten duren, aan de opname ging heel wat inhoudelijke voorbereiding vooraf. Samen met Ine Callebaut en Saskia Timmermans, docenten binnen de bache/oropleiding 'leraar lager onderwijs' van KANO, Campus Dirk Martens, en de projectontwikkelaars hebben we de inhoud en het verloop van de les bepaald en ontworpene. De les zelf, met als thema 'De aarde, de zon en het heelal', heeft Veerle De Clippel gegeven, leerkracht in het vijfde leerjaar van VBS Sint-Janscollege De Krekel, in Sint-Amandsberg. Tijdens stagebezoeken leerde één van ons (Tinneke van Bergen) Veerle kennen als een gedreven leerkracht die `leren leren' hoog in het vaandel draagt en die met een muzische grondhouding voor de klas staat. Was zij dan de geknipte persoon om een les te geven waarin taalontwikkeling als doel vooropstaat? Zeer zeker. Want hoewel ze zich niet verdiept heeft in het theoretische kader rond taalontwikkelend lesgeven, bleek ze over een goede basis te beschikken om hier toch bewuster aan te werken Tinneke zorgde voor de contacten met Veerle, coachte haar en gaf de aanzet voor de lesvoorbereiding en het draaiboek voor de opname, waarin volledig werd uitgeschreven waar de camera op moest focussen, hoe de klas opgesteld moest zijn... De lesvoorbereiding en het draaiboek hebben we vervolgens samen op punt gezet, waarna de opname kon starten. Het resultaat is geen ideale les, maar dat was ook nooit de bedoeling. Integendeel, het is een bijzonder realistische en geloofwaardige les geworden en wel om drie redenen. Ten eerste is de leerkracht geen expert op het gebied van taal, maar door haar gedrevenheid en interesse kon ze tal van principes van taalontwikkelend lesgeven effectief inzetten. Ten tweede is het geen taalles, maar hebben we bewust gekozen voor — in dit geval — een les wereldoriëntatie, om aan te tonen dat taalontwikkeling binnen alle leergebieden een plaats kan krijgen. En ten derde worden er leermiddelen gebruikt die altijd en overal voorhanden zijn, nl. het bord, de methode van de school en enkele werkbladen.

Wanneer je met de filmpjes aan de slag gaat, is het belangrijk om de voorkennis betreffende taalontwikkelend lesgeven af te toetsen, of om na te gaan in hoeverre je leerlingen, studenten of cursisten zich daar iets bij kunnen voorstellen. Bij het bekijken van zo'n filmpje zullen ze waarschijnlijk al een aantal technieken opmerken in de aanpak van de leerkracht om het proces van taalontwikkeling van de leerlingen te stimuleren en te begeleiden. Maar wie nog niet zo vertrouwd is met taalontwikkelend lesgeven, zal een groot aantal acties ook niet in dat licht zien (`De waarnemer ziet wat hij kent'). Daarom zitten in elk filmpje ook enkele fragmenten verweven waarin de leerkracht geïnterviewd wordt en zo heel direct bepaalde zaken kan duiden.

In de leidraad wordt een kader geschetst en worden begrippen zoals 'betekenisonderhandeling' en 'taalsteun' op een bondige en begrijpelijke manier uitgelegd. De kijkwijzer en de opdrachtenkaarten zijn erop gericht om meer inzicht te krijgen in de technieken en basisprincipes van taalontwikkelend lesgeven en ze te herkennen in het filmpje. De vragen in de korte, gebruiksvriendelijke kijkwijzer zijn toegankelijk geformuleerd, zodat studenten, leerkrachten en vakdocenten zonder veel voorkennis ermee

121

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

gericht naar het filmpje kunnen kijken, maar er ook zinvol door kunnen reflecteren op hun eigen lespraktijk. Ze geven ook aanzetten om, geheel binnen de visie van taal- ontwikkelend lesgeven, aan betekenenisonderhandeling te doen: wat betekent dat nu precies, of wat kan dat betekenen, taalontwikkelend lesgeven? Ter illustratie, een greep uit deze kijkwijzer:

  •  Geeft de leerkracht taalfeedback?

Herhaalt hij goede taaluitingen van leerlingen? Parafraseert hij? Bevestigt de leerkracht de leerlingen positief als ze spreken en schrijven? Helpt hij de leerlingen te formuleren? Herformuleert hij de taaluitingen van leerlingen? Geeft hij voorbeelden van het beoogde taalgebruik? Corrigeert de leerkracht taaluitingen van de leerlingen? Helpt de leerkracht de leerlingen te formuleren?

  •  Bevat het lesmateriaal taalsteun, visuele ondersteuning?

Staan er in het materiaal schema's en afbeeldingen? Wordt er gebruik gemaakt van bordschema's, schrijfkaders en kijkwijzers? Werkt de leerkracht met concrete voorwerpen en attributen ter verduidelijking van abstracte begrippen? Wordt de kennis voorgesteld in een woordweb?

  •  Is er voldoende interactie tussen de leerlingen?

Maakt de leerkracht gebruik van interactieve werkvormen? Stellen de leerlingen elkaar vragen? Wisselen ze kennis uit? Vindt er betekenisonderhandeling plaats?

Het project is in eerste instantie uitgewerkt voor lerarenopleidingen. Wij zijn ervan overtuigd dat het materiaal van het project studenten op een heldere manier duidelijk maakt wat taalontwikkelend lesgeven inhoudt en hoe het ertoe kan bijdragen dat ze zelf bewuster en beter de taalontwikkeling van hun leerlingen stimuleren. Het zijn deze toekomstige leerkrachten die de hefboom vormen om het taalbeleid op de drie onderwijsniveaus te verankeren. We hopen dat zij, maar ook leerkrachten in het lager onderwijs, er inspiratie in zoeken om actief aan taalontwikkeling te werken of om anderen te overtuigen van het belang ervan. Tegelijk is taalontwikkelend lesgeven een belangrijke pijler van het taalbeleid in het hoger onderwijs. Het is wenselijk dat niet- taaldocenten vormingen krijgen rond taalontwikkelend lesgeven, niet alleen om ervoor te zorgen dat taal een middel is om tot leren te komen, maar ook om toekomstige leerkrachten te helpen om de transfer te maken van bijvoorbeeld het materiaal van dit project naar hun eigen lespraktijk.

Noten

1 Tinneke van Bergen is docente (didactiek) Nederlands, communicatie en professionalisering binnen de professionele bachelompleiding leraar lager onderwijs van de Arteveldehogeschool in Gent.

Elke Van Nieuwenhuyze is docente Nederlandse taalvaardigheid binnen de professionele bachelompleiding leraar lager onderwijs van KANO Sint-Lieven, Campus Waas.

122

5. Lerarenopleiding Basisonderwijs

2 Dorothea Van Hoyweghen, gewestcoiirdinator neerlandistiek Orde van den Prince, stond in voor het algemene concept en voor de coordinatie van het geheel. Joke Vrijders, verantwoordelijke taalbeleid dienst studieadvies Arteveldehogeschool werkte de projectaanvraag uit, was verantwoordelijk voor de redactie en samenstelling van de bijlage en bracht ideeën aan voor de vormgeving ervan. An De Moor, taalbeleidscoiirdinator HUB-KANO Sint-Lieven, zorgde voor ondersteuning van het project in haar hogeschool en in het gewest Oost- en Zeeuws-Vlaanderen van de Orde van den Prince.

Ronde 3

Barbara van der Linden

Fontys Fydes

Contact: b.vanderlinden@fontys.n1

Op Woordenjacht: creatief en effectief werken aan woordenschatuitbreiding

1. Inleiding

Kinderen zijn echte woordenkrachtpatsers. Al vroeg na hun geboorte begint hun woordenschatmotor te draaien, om daar een leven lang mee door te gaan. Als leerlingen op vierjarige leeftijd de basisschool binnenkomen, kennen ze al de betekenis van duizenden woorden. Hoe zijn zulke jonge kinderen tot zo'n gigantische prestatie in staat? En hoe kunnen we in het basisonderwijs ook nog gebruikmaken van het geweldige vermogen van kinderen om snel en effectief woorden te verwerven?

Bij dat leren zijn drie uitgangspunten te onderscheiden: 'labelen, 'categoriseren' en `netwerkopbouw' (Nelson 1996; Elbers en Van Loon-Vervoorn 2000; Aitchison 2002). Die succesvolle uitgangspunten uit de vroege eerstetaalverwerving zien we terug in de huidige woordenschatdidactiek op de basisschool. Hieronder noemen we een zestal uitgangspunten die in solide woordenschatonderwijs terug moeten komen (Kienstra 2003). Deze zes adviezen maken het woordenschatonderwijs erg krachtig:

  1. maak van je lokaal een rijke leeromgeving;

  2. wees consequent in het herhaald aanbieden van woorden in verschillende contexten;

  3. benoem verschillende aspecten van een nieuw woord;

  4. bied woorden aan in een sociale, interactieve context; 5. maak relaties tussen woorden zichtbaar;

123

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taal bij andere vakken
taalbeleid
land
Belgiƫ
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012