Literatuurkoffers Nederlands (eerste, tweede en derde graad secundair onderwijs)

Hilde Leon  ·  22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2008  ·  pagina 126 - 133

Download artikel

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 1/2

Hilde Leon

Nascholing, Brussel

Contact: nabru.hl@skynet.be

Literatuurkoffers Nederlands (eerste, tweede en derde graad secundair onderwijs)

  1. Inleiding

In samenwerking met de Brusselse lerarenopleidingen heeft Nascholing Brussel vier literatuurkoffers ontwikkeld rond de volgende thema’s: ‘liefde en seksualiteit’, ‘verslaving’, ‘kindermishandeling’ en ‘het eiland’. Per thema werd een lessenreeks ontworpen die inspeelt op de (taal)heterogeniteit die kenmerkend is voor de meeste groepen in Brussel en andere grootsteden. In elke koffer vind je daarom boeken die verschillen qua moeilijkheidsgraad.

Door middel van de voorgestelde interactieve en coöperatieve werkvormen ontstaat er een taalrijke leeromgeving waardoor de competenties van leerlingen op een natuurlijke manier worden geactiveerd en verhoogd. Met betekenisvolle activiteiten voor, tijdens en na het lezen blijven de leerlingen gemotiveerd.

De aanpak biedt ook kansen om vakdoorbrekend aan de slag te gaan. Boeken, gecombineerd met audiovisueel materiaal, zijn uitgelezen instrumenten om vakoverschrijdende doelen te bereiken.

  1. Didactische principes

Bij het ontwerpen van de koffers en het lesmateriaal hebben de volgende principes een leidraad geboden:

  • Functionele taken. Een taak is functioneel als de leerling de taak met een bepaald doel maakt. Hij schrijft bijvoorbeeld niet om te schrijven, maar omdat de tekst zal gelezen en beantwoord worden.

  • Activerende en coöperatieve didactiek. De leerling voert de taken actief en zelfstandig uit, meestal met anderen. Hindernissen worden door het samenwerken gemakkelijker overwonnen. De leerlingen hebben elkaar ook echt nodig om de opdracht uit te werken. Omdat er vaak vertrokken wordt van ‘verdeelde informatie’, moeten ze

126

Recognized HTML document

5. Literatuur

overleggen, compromissen sluiten, gezamenlijk tot een strategie komen, een besluit nemen, etc.

  • Betekenisvolle context. De leerling leert vanuit zijn leerbehoefte (nieuwsgierigheid)
    iets nieuws. Hij doet dat door verder te bouwen op zijn kennis van de wereld.

  • Uitdagende & relevante taken. De leerling wordt uitgedaagd om een boeiende, haalbare en zinvolle taak tot een goed einde te brengen. Daardoor bereikt hij de vooropgestelde doelen.

  • Diverse werkvormen. De verschillende werkvormen spelen in op de verschillende leerstijlen van de leerlingen. Ze zorgen ook voor de nodige variatie en verhogen de motivatie van de leraar en de leerlingen.

  • Gericht op de taalverwerving van alle leerlingen. De lessenreeks houdt rekening met (anderstalige) taalzwakke leerlingen. Dat wordt geconcretiseerd in bepaalde opdrachten en door in heterogene groepen te werken. Daarenboven zorgen de ‘hulplijnen’ (i.e. een chronologie van de gebeurtenissen, opsomming van de personages, etc.) die gebruikt worden tijdens de tussenles, ervoor dat leerlingen het verhaal beter begrijpen. Schrijfkaders helpen leerlingen geargumenteerd en gestructureerd schriftelijk verwoorden.

3. Opbouw lessenreeks

Elke lessenbundel bestaat uit 3 grote delen. Hieronder geven we ter illustratie bij elk onderdeel een deel van een opdracht en een activiteit uit de literatuurkoffer ‘het eiland’ voor de derde graad.

a. De lessen voor het lezen

De introductie op het thema leidt tot de boekkeuze van elke leerling.

Een schat op Robinsoneiland: Antwoordblad krantenartikel

Benodigdheden

per leerling:   1 antwoordblad

1 krantenartikel “Op het eiland Robinson Crusoe...” 1 krantenartikel met enkel krantenkop

1 krantenartikel met enkel krantenkoppen en foto

Groepsleden:

5

127

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Op Robinsoneiland, een eiland dicht bij Chili, zou een schat gevonden zijn. Over deze ontdekking wordt bericht in een krantenartikel. Bespreek in je groepje de volgende vragen.

  1. Bekijk eerst de titel.

Feit of fictie? Argumenteer.

  1. Kijk naar de koppen, de ondertitels en de foto. Verfijn je antwoord op de eerste vraag.

  2. Lees het artikel volledig.

  3. Welke elementen maken het bericht geloofwaardig? Waardoor ga je aan die geloofwaardigheid twijfelen?

Je verandert nu van groep. Zorg ervoor dat in de nieuw samengestelde groep een vertegenwoordiger van elke nieuwsbron zit.

Vertel in deze expertgroep wat je in de vorige groep besproken hebt. Geef de volgende zaken bondig weer:

  • aard/eigenheid van de nieuwsbron

  • welke informatie geeft de journalist weer?

  • geloofwaardigheid van het bericht

Nadien volgt een klassikaal debat met als kernvraag: Wat maakt dat je een bericht uit de media gelooft of betrouwbaar vindt? Je neemt aan dat debat deel op basis van de inzichten en bevindingen van je groep.

b. De lessen tijdens het lezen

Boekgebonden vragen, eventueel gekoppeld aan visuele fragmenten, bieden de leerlingen extra kansen om te achterhalen of ze het boek tot dan toe goed begrepen hebben. Mogelijke knelpunten worden per boek gericht aangepakt.

128

Recognized HTML document
 

5. Literatuur

Voor de groep ‘Verloren zoon – J. Bernlef’

 

Je zit in een groep waarin iedereen hetzelfde boek gelezen heeft.

Aan de hand van individuele, duo- en groepsopdrachten ga je na of je het verhaal tot nu toe goed begrepen hebt.

 

Net zoals in het begin van een film kan je vaak na de eerste bladzijden veel te weten komen over plaats, personages en omstandigheden. Bernlef licht nog een extra tipje van de sluier op door elk nieuw hoofdstuk met een aantal tussentitels te beginnen. Selecteer individueel de tussentitels die volgens jou verwijzen naar de belangrijkste verhaalelementen.

 

Een onthande vrouw

Verdwenen apparaten De vrouw achter de deur Een steenkind

Een lijst maken

Een vernietigende ziekte Opnieuw de hond

Een primitieve kalender Pen en papier

 

Overleg met je buur. Argumenteer waarom je de ene tussentitel behoudt en de andere niet.

 

Tracht nu samen met de groep de geselecteerde tussentitels in chronologische volgorde te plaatsen. Vermeld bij elke tussentitel wat je er tijdens het lezen van het boek over te weten komt en in welke mate je verwacht dat dit element nog een rol zal spelen in het verdere verhaal. Je mag het boek gebruiken.

5

Tussentitel

In welke mate zal dit element nog een rol spelen in de rest van het verhaal, denk je?

Wat kom je erover te weten?

c. De lessen na het lezen

Zowel boekafhankelijke als boekonafhankelijke vragen en opdrachten zetten leerlingen aan tot schrijven, luisteren, spreken, dramatiseren, etc.

129

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Voor de groep ‘Verloren zoon – J. Bernlef’

In dit gedeelte vind je verschillende soorten vragen en opdrachten terug:

  • boekgebonden vragen en opdrachten die peilen naar de inhoud van het boek (thema’s en motieven), het taalgebruik, literaire begrippen,...

  • boekonafhankelijke vragen en opdrachten

  • verplichte vragen en opdrachten of taken waaruit je een keuze kunt maken

  • opdrachten die je aanzetten om te praten, te lezen, te schrijven, iets te ontwerpen

Je zit met z’n vieren in een groepje. Iedereen heeft hetzelfde boek gelezen.

Soms ga je alleen aan de slag, soms in duo’s, soms met z’n vieren. Het aantal palmbomen geeft telkens aan met hoeveel personen je de opdracht dient uit te voeren.

Soms begin je met z’n vieren, maar tussendoor krijg je wel eens een opdracht die je individueel of per twee oplost. Aangezien je uiteindelijk toch met z’n vieren eindigt, blijft het aantal palmbomen onveranderd.

1. Jouw mening over het boek

Lees de volgende citaten. Welk citaat zouden jullie aan het boek koppelen? Waarom? Praat erover.

Kunnen jullie zelf een andere uitspraak verzinnen die bij het gelezen boek past?

  •  “Een boek gaat over wat je er zelf uithaalt. Niet over wat de schrijver belangrijk vindt.” (Thea Beckman)

  •  “Een boek is een brief die men schrijft aan alle onbekende vrienden die men op de wereld bezit.” (Delingré)

Bekijk de hulplijn die je kreeg toen je je boek halfweg gelezen had. Ga na welke voorspelling je maakte m.b.t. het vervolg van het verhaal. Klopte je voorspelling? Waar week het verhaal af?

Werden je verwachtingen ingelost?

Wat heeft je verrast of teleurgesteld?

Schrijf individueel de antwoorden op de vragen beknopt neer.

Praat er daarna in de groep over.

130

Recognized HTML document

5. Literatuur

 
         
 

Samen met de andere leden van je groepje kies je uit volgende opdrachten één opdracht.

   
  • Stel individueel 2 vragen bij je boek over dingen die je onduidelijk vindt of waarover je meer wilt weten. Schrijf ze neer. Vergelijk daarna je vragen met die van de andere leerlingen die jouw boek lazen. Welke vragen had jij ook? Welke nieuwe vragen vind jij interessant? Waarom deze? Bedenk mogelijke antwoorden.

 
   
  • Stel individueel 2 kennisvragen op in verband met je boek. Voeg er ook het correcte antwoord aan toe. De andere leden van je groepje doen dit ook en het wordt een quiz.

  •  

    •  Etc.

     

    5

    2. De inhoud van het boek

     
         

    Hieronder staan verschillende uitspraken uit het boek. Kies er twee uit waarover je met de andere leden van de groep van gedachten wil wisselen.

    Je kan je eigen reactie op de uitspraak weergeven of de uitspraak in verband brengen met het boek. De beide mogen natuurlijk ook samen.

     
         
    •  Een schip is net een toneel. (... ) Voor de duur van de reis ben je tot elkaar veroordeeld. (p.6)

     

    •  De hel dat zijn de anderen (Huis Clos, Sartre). (p.6)

     

    •  Etc.

    131

    Recognized HTML document

    TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

     
     

    Van de 13 volgende vragen en opdrachten moeten er 10 beantwoord of uitgevoerd worden. Overleg met de groep welke opdrachten je laat vallen. De gekozen opdrachten verdeel je onder elkaar. Werk er per twee of alleen aan. Je verdeelt het werk zo efficiënt mogelijk. Het spreekt voor zich dat je je antwoorden of oplossingen moet motiveren. Wissel daarna je antwoorden uit met de andere leden van de groep.

    OF

     
    1. De verteller, die buiten het verhaal staat, beschrijft de gebeurtenissen door de bril van Rob. Toch komen in bv. hoofdstuk 9 van het boek een aantal perspectiefwisselingen voor, waarbij de auteur andere personages laat focaliseren. Welke betekenis of welk effect heeft dit?

     

    1. Hoe brengt de auteur het verleden ter sprake? Hoe breng jij de begrippen ‘Rob Noordhoek’ – ‘verleden’ – ‘Verloren zoon’ met elkaar in verband?

     

    1. Rob is allesbehalve praktisch aangelegd. “Ik kan alleen maar kopen, (... ) niets maken”, realiseert hij zich (p.69). Illustreer met andere voorvallen of passages. Is het toeval dat Rob zo onhandig is? Of wil de schrijver hiermee iets zeggen over de hedendaagse mens in het algemeen?

     

    ...

    3. Creatieve opdrachten

     
     

    Uit de volgende schrijfopdrachten kies je er één.

     

    1. Maak van het verhaal dat je gelezen hebt een krantenbericht.

  • Je wilt je boek verfilmen. Schrijf wie in de verfilming een rol speelt, hoe je de film opbouwt, wat er in de film gebeurt, waar de film zich zal afspelen, welke muziek je erbij zou draaien...

  • 132

    Recognized HTML document

    5. Literatuur

     
     

    Uit de volgende dramaopdrachten kies je er één, die je alleen, per twee of per vier uitvoert. Je bereidt de opdracht(en) nu voor, om ze tijdens de afsluitende les voor de grote groep te presenteren.

     

    OF

    1. Kom als een personage uit je boek de les binnen en reageer zoals het personage.

     

    1. Verdeel de rollen van de belangrijkste personages. Kies een belangrijke gebeurtenis uit het verhaal en speel die na. Je mag als speciale rol een ‘verteller’ aanwijzen die het publiek vertelt wat er is voorafgegaan en eventueel ook wat volgt. Dit toneelstukje mag maximaal 15 minuten duren.

     
       
     

    5

    Referenties

     

    Paelman, F. (2004). CLIM-wijzer voor het secundair onderwijs. Antwerpen: De Boeck.

    Lippens, M. en F. Vandermeersch (2004). Vakoverstijgend werken vanuit reisverhalen voor 2e en 3e graad. Averbode: Averbode.

    Ronde 1

    Majo de Saedeleer

    Stichting Lezen Vlaanderen

    Contact: majodesaedeleer@stichtinglezen.be

    De kunst van het verleiden

    1. Inleiding

    Stichting Lezen heeft als opdracht het leesklimaat in Vlaanderen te verbeteren. Daarom zetten we naast onderzoek en samenwerkingsverbanden ook leesbevorderingsprojecten op voor kinderen en volwassenen.

    Ik wil graag deze gelegenheid te baat nemen om u vertrouwd te maken met de filosofie die aan de basis ligt van alle projecten van Stichting Lezen Vlaanderen. Daarnaast wil ik het met u hebben over de criteria bij het beoordelen en kiezen van kinderboe-

    133

    Labels

    doelgroep
    NT1-leerlingen
    domein
    leesonderwijs
    leesbevordering
    literatuuronderwijs
    land
    België
    onderwijstype
    voortgezet/secundair onderwijs
    thema
    onderwijsleermateriaal
    papier

    Dit artikel is onderdeel van

    Onderdeel van

    22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008