Op Woordenjacht: creatief en effectief werken aan woordenschatuitbreiding

Barbara van der Linden  ·  26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2012  ·  pagina 123 - 127

Download artikel

5. Lerarenopleiding Basisonderwijs

2 Dorothea Van Hoyweghen, gewestcoiirdinator neerlandistiek Orde van den Prince, stond in voor het algemene concept en voor de coordinatie van het geheel. Joke Vrijders, verantwoordelijke taalbeleid dienst studieadvies Arteveldehogeschool werkte de projectaanvraag uit, was verantwoordelijk voor de redactie en samenstelling van de bijlage en bracht ideeën aan voor de vormgeving ervan. An De Moor, taalbeleidscoiirdinator HUB-KANO Sint-Lieven, zorgde voor ondersteuning van het project in haar hogeschool en in het gewest Oost- en Zeeuws-Vlaanderen van de Orde van den Prince.

Ronde 3

Barbara van der Linden

Fontys Fydes

Contact: b.vanderlinden@fontys.n1

Op Woordenjacht: creatief en effectief werken aan woordenschatuitbreiding

1. Inleiding

Kinderen zijn echte woordenkrachtpatsers. Al vroeg na hun geboorte begint hun woordenschatmotor te draaien, om daar een leven lang mee door te gaan. Als leerlingen op vierjarige leeftijd de basisschool binnenkomen, kennen ze al de betekenis van duizenden woorden. Hoe zijn zulke jonge kinderen tot zo'n gigantische prestatie in staat? En hoe kunnen we in het basisonderwijs ook nog gebruikmaken van het geweldige vermogen van kinderen om snel en effectief woorden te verwerven?

Bij dat leren zijn drie uitgangspunten te onderscheiden: 'labelen, 'categoriseren' en `netwerkopbouw' (Nelson 1996; Elbers en Van Loon-Vervoorn 2000; Aitchison 2002). Die succesvolle uitgangspunten uit de vroege eerstetaalverwerving zien we terug in de huidige woordenschatdidactiek op de basisschool. Hieronder noemen we een zestal uitgangspunten die in solide woordenschatonderwijs terug moeten komen (Kienstra 2003). Deze zes adviezen maken het woordenschatonderwijs erg krachtig:

  1. maak van je lokaal een rijke leeromgeving;

  2. wees consequent in het herhaald aanbieden van woorden in verschillende contexten;

  3. benoem verschillende aspecten van een nieuw woord;

  4. bied woorden aan in een sociale, interactieve context; 5. maak relaties tussen woorden zichtbaar;

123

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

6. doe hardop denkend een aantal leerstrategieën voor.

Het gedachtegoed van Op Woordenjacht is gebaseerd op die adviezen en uitgewerkt in drie kernonderdelen die hieronder zullen worden toegelicht:

  1. woordenschatroutines;

  2. grafische modellen;

3. cooperatieve werkvormen.

2. Waarom woordenschatroutines? Over de kracht van routines: ons brein zoekt naar patronen

In het onderwijs wordt gebruikgemaakt van routines: vaste, steeds terugkerende activiteiten of werkvormen die voor de kinderen herkenbaar en zichtbaar aanwezig zijn (bijvoorbeeld de dagopening, het fruit eten). Een routine is een effectieve manier om de ontwikkeling van leerlingen te stimuleren. Uit onderzoek naar de werking van de hersenen en leren komt naar voren dat het brein altijd op zoek is naar patronen (Hyerle & Yeager 2007). Het werken met een routine, maar ook het werken met grafische modellen, biedt kinderen een patroon, dat elke keer herkenbaar op dezelfde manier verloopt.

De kracht van routines zit in die bekendheid en herhaling. Door de steeds terugkerende werkwijze krijgen kinderen zicht op het verloop van de werkwijze. Doordat kinderen geen aandacht meer hoeven te besteden aan de vorm waarop het onderwijs wordt aangeboden, kunnen ze hun aandacht volledig richten op de inhoud. Hierdoor pikken ze veel meer van de inhoud op. Daarnaast zorgt het werken met routines ervoor dat de onderwijstijd effectiever wordt gebruikt. De organisatie en het klassenmanagement vragen weinig tijd en aandacht, omdat ook die zaken zowel bij de leerkracht als bij de kinderen reeds bekend zijn. Voorwaarde is wel dat de routine door het jaar heen op meerdere momenten wordt ingezet.

Vaak zijn routines herkenbaar aan specifiek materiaal dat erbij gebruikt wordt. De leerlingen herkennen het materiaal en dat lokt bepaalde handelingen, reacties en interacties uit. Zo spreken het spelbord van 'Draai Maar Raak' en het werkblad bij de Woordenposter' voor zichzelf. Als men al wat langer met een routine werkt, is het belangrijk die te onderhouden, te verdiepen en te verbreden. Bij het onderhouden is het belangrijk dat na enige tijd de routine opnieuw en op een gevarieerde manier onder de aandacht van de kinderen wordt gebracht om ze opnieuw enthousiast te maken. Bij verdieping en verbreding gaat het erom dat een routine wordt uitgebouwd met extra activiteiten.

124

5. Lerarenopleiding Basisonderwijs

In het boek Op Woordenjacht staan praktische beschrijvingen van een aantal effectieve woordenschatroutines, o.a. 'de Praatplaat', Woordenschatmonster', 'Draai maar raak' en 'de Woordenschatdoosjes'.

3. Waarom grafische modellen? Over de kracht van grafische modellen: één beeld zegt meer dan duizend woorden

Een beeld is heel geschikt om de woordenschat te stimuleren. Het werken met grafische modellen heeft positieve effecten op de leerprestaties van kinderen (Marzano 2009). Maar wat is nu precies een grafisch model? Een grafisch model is een schema waarin staat wat bepaalde begrippen met elkaar te maken hebben. Je kunt bijvoorbeeld met 'de Woordentrap' schematisch aangeven welke kleine betekenisverschillen er zitten tussen bepaalde begrippen (`ltoud' — 'lauw' — `warm'). Bij 'de Woordenparaplu' gaat het altijd om heel specifieke kenmerken van een woord: je kunt er bijvoorbeeld mee duidelijk maken dat de woorden die in de categorie 'vervoermiddelen' thuishoren, verschillende eigenschappen gemeenschappelijk hebben. De kracht van het grafisch model zit in het feit dat leerlingen in één oogopslag zien hoe een aantal woorden met elkaar verbonden zijn. Bovendien blijkt uit de praktijk dat de grafische modellen die we bespreken heel gemakkelijk toepasbaar zijn: de leerlingen weten meteen wat er van hen verwacht wordt op het moment dat een grafisch model ter tafel komt en als leerkracht kun je de grafische modellen zonder veel moeite inpassen in de dagelijkse lespraktijk.

Om te laten zien hoe krachtig een grafisch model kan zijn, maken we even een uitstapje naar de werking van de hersenen. De filters in onze hersenen zorgen ervoor dat we (onbewust) aan bepaalde prikkels wel aandacht geven en aan andere prikkels niet. Zodra iets ons emotioneel raakt of betekenis voor ons heeft, richten we onze aandacht op die prikkels en gebeurt er iets met de binnengekomen informatie (Hyerle & Yeager 2007). Hiermee is ook het belang van een rijke leeromgeving verklaard: hoe meer een kind geraakt wordt door de omgeving, hoe meer het kind leert. Om dezelfde reden hechten we groot belang aan het activeren van voorkennis. Tijdens het activeren van de voorkennis raken kinderen emotioneel betrokken en daardoor beklijft nieuwe kennis beter. Op het moment dat informatie actief herkend wordt in onze hersenen, wil dat nog niet zeggen dat we dan ook iets hebben geleerd. Uit onderzoek blijkt dat leerlingen informatie het beste leren en onthouden als in de hersenen verschillende gebieden worden geprikkeld: de talige kant en de visuele kant (Marzano et al. 2008). De talige kant wordt in het onderwijs veel aangesproken. De visuele kant komt in het onderwijs minder vaak voor. Daarnaast blijkt dat leerlingen die kennis actief bewerken en verwerken de informatie beter begrijpen en onthouden. Tijdens de bewerking worden verbindingen aangemaakt, waardoor de kennis wordt opgeslagen (Hyerle & Yeager 2007). Het werken met grafische modellen komt tegemoet aan het activeren van verschillende gebieden in de hersenen:

125

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

  •  bij 'de Woordposter' maken kinderen een tekening van het kernwoord;

  •  bij let Beeldwoordenveld' komen allerlei plaatjes en tekeningen om het kernwoord heen te staan;

  •  bij 'de Woordentrap' zien leerlingen letterlijk de kaartjes in de juiste volgorde hangen.

In het boek worden een zestal effectieve grafische modellen beschreven, onder andere ook 'de Verzamelplaats', 'de Overlapper' en let Woorddriehoekje'.

4. Waarom cooperatieve werkvormen? Over de kracht van coiiperatieve werkvormen: mensen zijn sociale wezens

Hoe komt het dat cooperatieve werkvormen leiden tot betere leerprestaties bij leerlingen? En hoe kunnen caperatieve werkvormen helpen bij het vergroten van de woordenschat?

Mensen zijn sociale wezens. In de sociale contacten tussen mensen is communicatie een belangrijk middel. Communicatie kan zowel mondeling als schriftelijk plaatsvinden. Of er nu mondeling gecommuniceerd wordt of schriftelijk, woorden zijn altijd een essentieel onderdeel. Woorden en begrippen heb je nodig om taal te kunnen begrijpen en om taal te kunnen gebruiken. Ook leren in het algemeen vindt vaak plaats in interactie met anderen, waarbij woorden weer erg belangrijk zijn. Uit hersenonderzoek blijkt dat tijdens het samen leren meer hersendelen actief zijn dan tijdens het alleen leren (Appel e.a. 2005).

Juist in het contact met anderen, in de communicatie over en weer, leren leerlingen hun gedachten onder woorden te brengen en te ordenen. Doordat andere leerlingen weer net iets anders weten of denken, breiden leerlingen hun eigen kennis uit. Dat is de reden waarom leren met elkaar zo krachtig is, ook bij het leren van woorden. Uit onderzoek komt naar voren dat leraren hun leerlingen veel minder aan het woord laten komen dan ze zelf denken. Zelfs in kring- en leergesprekken is het vaak de leraar die het meest aan het woord is. Dat wordt voorkomen door leerlingen met elkaar in kleine groepjes te laten werken. Alle leerlingen van de groep zijn dan tegelijkertijd bezig met luisteren en spreken, in plaats van één voor één met de leerkracht (Copper e.a. 2003). Door hardop te denken, brengen ze hun gedachten onder woorden.

Er is overeenstemming over het positieve effect van cooperatief leren op de leerprestaties van leerlingen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit overzichtsstudies van Slavin (1995) en Marzano e.a. (2008). Er is ook eenstemmigheid over de voorwaarden waaraan cooperatief leren moet voldoen, wil het leiden tot betere leerprestaties:

126

5. Lerarenopleiding Basisonderwijs

  1. gelijke deelname;

  2. individuele verantwoordelijkheid;

  3. positieve wederzijdse afhankelijkheid;

  4. simultane (inter)actie.

In het hoofdstuk over cooperatieve werkvormen worden zes werkvormen besproken, waaronder `Binnenkring- Buitenkring', 'Zoek Iemand Die' en `TweeVergelijk'.

 

Referenties

Aitchison, J. (2002). Words in the mind. An introduction to the mental lexicon. Oxford/Cambridge: Blackwell Publishers.

Appel, R., F. Kuiken & A. Vermeer (2005). Nederlands als tweede taal in het basisonderwijs. Utrecht: ThiemeMeulenhoff.

Copper, J., W. van Elscker, J High, J. Knijneburg, D. Kopmels & J. Witkam (2003). Contact: Actief Tweede Taal Leren. Vlissingen: Bazalt.

Elbers, L. & A. van Loon-Vervoorn (2000). 'Lexicon en semantiek'. In: S. Gillis & A. Schaerleakens (red.). Kindertaalverwerving. Groningen: Martinus Nijhoff, p. 185224.

Hyerle, D. & C. Yeager (2007). Thinking Maps. North Carolina: Thinking Maps Inc.

Kienstra, M. (2003). Woordenschatontwikkeling. Werkwijzen voor groep 1-4 van de basisschool. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.

Marzano, R.J., D.J. Pickering & J.E. Pollock (2008). Wat werkt in de klas. Vlissingen: Bazalt.

Marzano, R.J. (2009). Wat werkt op school. Vlissingen: Bazalt.

Nelson, K. (1996). Language in cognitive development. Cambridge: Cambridge University Press.

Slavin, RE. (1995). Cooperative learning. Theory, research and practice (2nd ed.). Boston: Allyn & Bacon.

71

127

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
ontluikende geletterdheid
taalverwerving
woordenschat
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012