Schrijfplezier en schrijfvaardigheid op de basisschool. Een nieuw schrijfcurriculum gericht op inhoud en genre-kennis

Suzanne van Norden & Lucie Visch  ·  27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2013  ·  pagina 8 - 13

Download artikel

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

Referenties

Devlieger, M. & C. Frijns (201 1). “Rapport en wegwijzer over talensensibilisering in de Vlaamse onderwijspraktijk”. In: Nieuwsbrief Taal en Onderwijs. Online raadpleegbaar op www.cteno.be/downloads/2011_09_talensensibilisering.pdf.

Devlieger, M., C. Frijns e.a. (2012). Is die taal van ver of van hier? Wegwijs in talensensibilisering, van kleuters tot adolescenten. Leuven: Acco.

Ramaut, G. & M. Verhelst (201 1). “De school als meertalige leeromgeving? Tips voor het omgaan met thuistalen in het basisonderwijs”. In: Nieuwsbrief Taal en Onderwijs. Online raadpleegbaar op www.cteno.be/downloads/publicaties/taaltip_meertaligheid.pdf.

Knaeps, J. & G. Van Mello (2013). “Talensensibilisering: Hoe zeg jij oma en opa? Een project in de school Rozenberg”. Online raadpleegbaar op www.basisschoolrozenberg.be/alg/Talensensibilisering.pdf.

Ronde 2

Suzanne van Norden & Lucie Visch Stichting Taalvorming

Contact: info@taalvorming.nl

Schrijfplezier en schrijfvaardigheid op de basisschool. Een nieuw schrijfcurriculum gericht op inhoud en genre-kennis 1. Verbetering van het schrijfonderwijs op de basisschool

Kinderen kunnen tijdens hun basisschoolperiode leren om doelgericht (en met plezier) teksten te schrijven. Die vaardigheid zullen ze in het voortgezet onderwijs (en daarna) goed kunnen gebruiken. Het kan, maar gebeurt het ook?

Al geruime tijd wordt geklaagd over het schrijfonderwijs. Veel sprekers op eerdere HSN-conferenties noemden het schrijfonderwijs een verwaarloosd domein, zowel wat didactiek als tijdsinvestering betreft. In een recent inspectieonderzoek (Inspectie van het onderwijs 2010) werd dat voor het basisonderwijs nog eens bevestigd.

Uit onderzoek is al veel bekend over effectieve didactiek op het gebied van schrijven. Die kennis kunnen we toepassen en verder ontwikkelen in de praktijk. Als medewerkers van de Stichting Taalvorming zijn wij gewend om dat samen met leerkrachten in

8

1. Basisonderwijs

1

de klas te doen. De afgelopen twee jaar hebben we in alle groepen van de basisschool schrijflessen uitgeprobeerd. Daarbij hebben we de beproefde werkwijze van Taalvorming (van Norden 2004) gecombineerd met elementen van de Genre-didactiek, ontwikkeld door de Sydneyschool (Rose & Martin 2012).

Taalvorming levert een schat aan praktijkervaring met het schrijven van ervaringsteksten (= teksten over eigen ervaringen) in alle groepen. De inhoud van die teksten en de betrokkenheid van kinderen staan bij Taalvorming centraal. Genre-didactiek levert inzicht in de kenmerken van verschillende tekstsoorten. Daarbinnen werd een didactische vorm voor het aanbrengen van genre-kennis bij kinderen en voor de koppeling van tekstgenres aan de zaakvakken ontwikkeld. Bij elkaar gebracht, geeft dat een meerwaarde naar beide kanten:

  •  kinderen van groep 1 tot en met 8 zijn gemotiveerd om allerlei soorten teksten te schrijven;

  •  leerkrachten weten precies wat ze aan het doen zijn in schrijflessen;

  •  er wordt beter geschreven bij de zaakvakken;

  •  er ontstaat een heldere leerlijn ‘teksten schrijven’ voor de basisschool.

Een nieuw boek met als titel Iedereen kan leren schrijven (te verschijnen in het voorjaar van 2014 bij Coutinho) biedt hiervoor instrumenten, een theoretische basis en veel praktijkvoorbeelden. In dit artikel vast een indruk daarvan.

2. De kracht van schrijven over ervaringen bij Taalvorming

Als je kinderen laat schrijven over hun eigen ervaringen, sla je twee vliegen in een klap:

  1. ze zijn betrokken bij wat ze schrijven (en daardoor gemotiveerd om het te doen);

  2. ze leren al doende allerlei specifieke schrijfproblemen oplossen.

Dat is dan ook de kracht van de werkwijze van Taalvorming. Scholen die met Taalvorming werken, krijgen kinderen van alle leeftijden en taalniveaus met plezier aan het schrijven.

Schrijven over ervaringen is een basisvorm van schrijven. Het komt voort uit de menselijke behoefte om met anderen te delen wat je meemaakt en om daar ook voor jezelf op te reflecteren. Schrijflessen beginnen bij Taalvorming dan ook met vertellen. De teksten blijven heel dicht bij spreektaal en hebben vaak een chronologische, verhalende vorm. Wij spreken bij Taalvorming van ‘ervaringsteksten’ om daarmee aan te geven dat ze gaan over echte, eigen belevenissen, waarnemingen en gedachten. In tekstbesprekingen reflecteren kinderen tegelijkertijd op de ervaring en op de daarover

9

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

geschreven tekst. Met een dergelijke vorm van schrijven leg je bij jonge schrijvers een stevige basis voor schrijfvaardigheid: schriftelijk je bedoeling verwoorden en nog eens terugkijken op je tekst.

Op scholen die langdurig met Taalvorming werken, ontstond de behoefte om op deze basis verder te bouwen. Het is fijn als kinderen gemakkelijk en met plezier over hun ervaringen schrijven, maar niet voldoende. De referentieniveaus taal (www.taalenrekenen.nl) geven dat duidelijk aan: om te kunnen slagen in het voortgezet onderwijs, moeten leerlingen ook zakelijke/schoolse tekstsoorten leren schrijven, zoals informatieve teksten, instructies, brieven en samenvattingen. Zou dat op dezelfde motiverende en voor alle kinderen haalbare manier kunnen gebeuren als bij de ervaringsteksten van Taalvorming? Met die vraag gingen we op zoek naar aanvullende en nieuwe didactische aanpakken.

De betrokkenheid van kinderen was voor ons een voorwaarde. Doorgaans raken kinderen op twee manieren betrokken: door hun interesse in een onderwerp (van teksten of van een les) en door houvast bij het uitvoeren van een niet te makkelijke taak. In dit geval betekent dat dus: over een interessant onderwerp verschillende tekstsoorten schrijven volgens een stapsgewijze, interactieve didactiek met voldoende voorbeelden en instructie.

3. Functioneel schrijven en tekstgenres

Schrijven is een communicatief, sociaal proces. Je deelt schriftelijk iets aan anderen mee met een bepaald doel. Daarvoor kies je een passende vorm. Kinderen leren geleidelijk welke vormen er zoal bestaan, wat de kenmerken ervan zijn en hoe ze er gebruik van kunnen maken voor hun doeleinden. In een notendop is dat het uitgangspunt van de Systemic Functional Linguistics, een taaltheorie die taal analyseert vanuit situatiegebonden taalgebruik en niet vanuit een objectieve structuur van taalregels. Dat is een vruchtbare benadering voor het onderwijs in schrijven. In alle gangbare doel- en niveau-omschrijvingen voor het domein schrijven vind je ‘functionaliteit van teksten’ terug als criterium. Een tekst moet qua vorm en inhoud beantwoorden aan het schrijfdoel.

Schrijfdoelen zijn op school maar al te vaak vernauwd tot het tevreden stellen van de leerkracht. Bij Taalvorming is dat met succes omzeild. Kinderen schrijven over wat ze zelf meemaken en doen dat niet alleen voor de juf, maar ook voor elkaar. De teksten worden altijd gedeeld en besproken, in de eerste plaats op duidelijkheid, opbouw en beeldende details. Daardoor komt de vorm van de tekst pas na het schrijven van een eerste versie in beeld. Het belangrijkste criterium voor de functionaliteit van de ervaringstekst is: kunnen wij voor ons zien wat de schrijver waarnam/meemaakte? Met die vraag komen allerlei aspecten van de tekst aan de orde: chronologie, hoofd- en bijza-

10

1. Basisonderwijs

1

ken, juist en effectief woordgebruik... De tekstbesprekingen gebeuren eerst klassikaal, onder leiding van de leerkracht (= een vorm van modeling). Daarna bespreken kinderen in tweetallen op een vergelijkbare manier hun teksten met elkaar. Expliciete aandacht voor de vorm van teksten komt in deze aanpak dus achteraf: na het schrijven van de eerste versie. Op die manier worden vooral jonge kinderen niet geremd door te veel vormeisen, voorafgaand aan het schrijven.

Als kinderen eenmaal makkelijk en met plezier over ervaringen schrijven, is aandacht voor de vorm van teksten ook in een eerder stadium zinvol. Voor de ontwikkeling van hun schrijfvaardigheid is het belangrijk dat hun (vaak) onbewuste kennis van tekstgenres bewuster wordt. Hier komen de acht basisgenres in beeld, die wij, in navolging van publicaties over genre-didactiek (Rose & Martin 2011; van der Leeuw & Meestringa 2012), voor de basisschool geselecteerd hebben.

 

verhalende genres

ervaring / vertelling verhaal

feitelijke genres

historie

verslag / beschrijving

procedure

verklaring / uiteenzetting

evaluerende genres

beschouwing betoog

Figuur 1: De acht basisgenres in de genre-didactiek.

De ervaringsteksten van Taalvorming behoren voornamelijk tot het ‘basisgenre’ dat wij ‘ervaring/vertelling’ genoemd hebben. Basisgenre, omdat alle mensen het in de dagelijkse omgang (veelal mondeling) hanteren en ook zeer jonge kinderen er uit zichzelf gebruik van maken als zij een ander vertellen dan wat ze hebben gezien of gedaan. Vanaf groep 6 kunnen andere genres uit het schema hierboven expliciet aan de orde komen. Vanaf die leeftijdsgroep is het effectief om er voorbeeldteksten bij te analyseren, om gezamenlijk een tekst in het genre te schrijven en om individueel of in tweetallen te schrijven volgens duidelijke vormaanwijzingen. Daarbij bieden de zaakvakken niet alleen geweldige onderwerpen om over te schrijven, maar ook voorbeelden van speciaal aan een zaakvak gerelateerde tekstgenres.

11

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

4. Een helder curriculum en een (deels) nieuwe didactiek

De ontwikkellessen, de gesprekken met leerkrachten en de literatuur leidden samen tot een heldere leerlijn en een set didactische principes en instrumenten voor schrijflessen. De nadruk op interessante inhoud, vertellen en betrokkenheid van kinderen bij Taalvorming is samengevoegd met de aandacht voor genre-kennis en instructie vanuit de genre-didactiek.

Hieruit volgen de volgende principes voor goede schrijflessen:

  •  alle kinderen zijn voldoende betrokken bij het schrijfonderwerp;

  •  de inhoud van een tekst wordt genoeg voorbereid;

  •  praten en schrijven worden steeds afgewisseld;

  •  de leerkracht doet vaak hardop denkend voor wat de kinderen moeten doen (modeling);

  •  de leerkracht maakt in de bovenbouw gebruik van voorbeeldteksten in het gekozen genre;

  •  de schrijfopdracht bevat aandachtspunten in overeenstemming met het gekozen tekstgenre;

  •  teksten worden klassikaal besproken op de aandachtspunten van de schrijfopdracht;

  •  tweetallen of groepjes krijgen een duidelijke opdracht voor schrijven of herschrijven;

  •  er is aandacht voor differentiatie bij instructie en begeleiding.

Deze vrij algemene principes krijgen een concrete vorm in het nieuwe boek. We hopen leerkrachten meer inzicht te geven in waar het bij schrijven om gaat en hen zo in staat te stellen zelf steeds effectievere schrijflessen te bouwen en te geven.

Referenties

Inspectie van het Onderwijs (2010). Het onderwijs in het schrijven van teksten. De kwaliteit van het schrijfonderwijs in het basisonderwijs. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Leeuw, B. van der & T. Meestringa (2012). Lezen om te schrijven en schrijven om te

lezen; samenhang met behulp van de onderwijsleercyclus. In: A. Mottart & S.

Vanhooren. Zesentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia

Press, p. 368 - 372.

Norden, S. van (2004). Taal leren op eigen kracht. Taalverwerving op school met behulp van de werkwijze van taalvorming. Assen: Van Gorcum.

12

1. Basisonderwijs

1

Rose, D. & J.R. Martin (2012). Learning to write, reading to learn. Genre, knowledge and pedagogy in the Sydney School. Sheffield: Equinox.

Ronde 3

Coosje van der Pol

Tilburg School of Humanities

Contact: j.a.vdrpol@tilburguniversity.edu

Prentenboeken lezen als literatuur. Literaire competentie in de kleuterklas

  1. Inleiding

Het voorlezen van prentenboeken aan kleuters houdt vaak verband met taalontwikkeling (vooral woordenschat), sociale en emotionele ontwikkeling of wereldoriëntatie. Doorgaans lezen leerkrachten boeken voor die aansluiten bij thema’s uit de leefwereld van kinderen, zoals ‘op reis gaan’ of ‘een bezoek aan het ziekenhuis’. “Met prentenboeken kun je veel doen”, klinkt het regelmatig. Kinderboeken worden vanuit die visie ‘ingezet’ als middel voor het bereiken van een verder liggend leerdoel. Kleuters blijken prentenboeken echter ook al te kunnen lezen op een manier die ‘literair competent’ genoemd kan worden en waarbij het verhaal centraal staat. Aandacht voor literaire competentie in het basisonderwijs – te beginnen in de kleutergroepen – zorgt ervoor dat het literatuuronderwijs op de middelbare school niet het begin is van een proces, maar veeleer het doortrekken van de ingezette lijn.

In deze voordracht wordt ingegaan op hoe, aan de hand van uitspraken van kleuters tijdens het voorlezen van prentenboeken, de onderliggende literaire competentie van kleuters kan worden achterhaald en op hoe die informatie kan worden aangewend om meer inzicht te krijgen in hun literaire ontwikkeling.

  1. Structuralistische taalkunde als inspiratiebron

De literatuurtheoreticus, Culler (2002), ontwikkelde in 1975 het begrip ‘literaire competentie’, naar analogie van het concept ‘linguïstische competentie’ van Noam Chomsky. Bij Chomsky heeft competence betrekking op de (impliciete) kennis die mensen hebben van het systeem van de eigen taal. Het bijbehorende begrip performance betreft de concrete uitingen van sprekers van die taal. Voor het produceren of begrijpen van een reeks klanken als een zin en niet als een betekenisloze opeenvolging van

13

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013