Al doende leert men. Taakgericht onderwijs voor Nederlands- en anderstaligen

Annemie Gevaerts  ·  9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1995  ·  pagina 125 - 129

AL DOENDE LEERT MEN

TAAKGERICHT ONDERWIJS VOOR NEDERLANDS- EN ANDERSTALIGEN Annemie Gevaerts

  1.    INLEIDING

Als mijn dochtertje me vraagt waar haar badwater naartoe loopt als het door het gaatje verdwijnt, is zij niet tevreden met het antwoord 'naar de zee'. Ze wil alles weten: van de riolering en het waterzuiveringsstation, en van de wolken en de regen. Het boeit haar, en ze onthoudt het bovendien; want enkele dagen later doet ze het hele relaas aan haar opa.Toch zou ik het me nooit in mijn hoofd gehaald hebben haar een uiteenzetting te geven over de waterkringloop, zomaar, zonder aanknopingspunt. Ik vertel haar wat ze weten wil op het moment dat ze het weten wil.

Het bovenstaande lijkt vanzelfsprekend. Maar toch wordt dit didactische principe over het hoofd gezien wanneer men lessen (Nederlands) voorbereid. 'Vandaag zullen we het hebben over de afkortingen in het woordenboek.' Een opzet als dit wordt synthetisch genoemd, omdat de achterliggende filosofie stelt dat leerders eerst allerlei taalelementen moeten kennen, voor ze tot de `echte' taal worden toegelaten.

Tijdens deze uiteenzetting zou ik een methode willen illustreren die aansluit bij een meer natuurlijke manier van leren: met name de analytische taakgerichte aanpak. De voorbeelden die ik daartoe zal aanhalen, komen uit lessen Nederlands voor anderstaligen. Maar eigenlijk doet dat er niet toe. De voorbeelden worden vermeld om een bepaalde didactische aanpak te illustreren - ze hebben niet de pretentie om pasklaar lesmateriaal te zijn. Als het goed zit, kunnen ze wellicht inspireren tot nieuwe lessen, op maat geknipt voor ieders lesgroep.

  1.    EEN ANALYTISCHE AANPAK

Het onderscheidende kenmerk van deze lesmethode is dat ze vertrekt vanuit taken, en zich uitsluitend concentreert op de afzonderlijke taalelementen wanneer de nood zich voordoet. Een voorbeeld: uit het werkveld 'overlevingsstrategieën' een les 'woorden die ik niet ken'.

125

Het Schoolvak Nederlands

De doelstelling van deze les is het beheersen van strategieën voor het geval je een inhoud wil uitdrukken waar je het woord niet voor kent. Met name: het woord omschrijven, en op een efficiënte manier een woordenboek raadplegen.

In een eerste fase van de les zoeken de studenten per twee in hun vertalend woordenboek naar vijf woorden (in verband met het thema 'wonen') waarvan ze denken dat niemand ze kent. Vervolgens bedenken ze voor elk van die woorden een omschrijving. In de volgende lesfase omschrijft een student een van zijn woorden, en de anderen proberen het woord te zoeken.

Wat gebeurt er? Iemand heeft het over 'een voorwerp dat je op het dak kan zetten om televisie te kijken'. Een andere studente begrijpt onmiddellijk waarover het gaat, en zoekt de vertaling van het Franse woord 'antenne' in haar woordenboek. "Dierk! Het is een dierk!" roept ze. En zowaar, haar woordenboek geeft: 'dierk.: voelspriet'. Op dat moment wordt de oefening onderbroken om stil te staan bij de afkortingen in het woordenboek. Deze studente slaagt er namelijk niet in haar taak tot een goed einde te brengen doordat ze een aantal taalelementen niet begrijpt.

Sommige mensen zullen argumenteren dat deze 'fout' had kunnen worden voorkomen door op een synthetische manier te werk te gaan. Zoiets is natuurlijk moeilijk sluitend te bewijzen, maar de ervaring leert dat dit niet noodzakelijk zo is. Er zijn zeer veel weggebruikers die het verkeersreglement perfect onder de knie hebben, maar het toch niet altijd toepassen - en daar zijn een hele reeks redenen bij te bedenken.

3.   EEN TAAKGERICHTE AANPAK

Een voorbeeld: luisteroefening 'Nick Balthazar'.

Doelstelling van deze les is een filmpraatje op de radio in die mate te begrijpen dat de student kan beoordelen of hij deze film al dan niet wil zien.De oefening verloopt in verschillende luisterrondes, waarbij de studenten telkens twee vragen moeten oplossen, in de stijl van: 'Welk soort film is dit?' of 'Wie speelt de hoofdrol?', maar ook: 'Vindt de recensent dit een goede film?'.

`Waarom leer je Nederlands?' is een standaardvraag bij de aanvang van een cursus. 'Omdat ik hier woon' is het even klassieke

126

Al doende leert men

antwoord. Maar gaandeweg worden die antwoorden specifieker: `Om mijn dochters schoolagenda te kunnen lezen', 'om op de radio het verslag van de voetbalwedstrijden te kunnen volgen', of `om de telefoon te kunnen beantwoorden, zodat het antwoordapparaat eens uit kan'.

Mensen leren Nederlands om er iets mee te kunnen doen, om een aantal taken te kunnen uitvoeren. Om bijvoorbeeld te beslissen of ze al dan niet naar een bepaalde film zullen gaan kijken.

Nog een voorbeeld: kranten lezen. Om deze opdracht uit te voeren, krijgt iedereen een krant en de volgende instructie:

Iets in de krant lezen en daar met iemand over praten, is een taak die door een groot aantal leerders wordt beoordeeld als tegemoetkomende aan een zeer duidelijke behoefte. En zo zou het eigenlijk met alle lessen moeten zijn: tijdens de cursus Nederlands zouden de studenten de kans moeten krijgen om zich te oefenen in die talige taken die ze ook in het ware leven moeten uitvoeren.

Dat geldt niet alleen voor anderstaligen, doch ook voor Nederlandstaligen. Leerlingen uit het middelbaar onderwijs moeten in het leven van alledag een formulier kunnen invullen, het contract voor hun vakantiejob nauwkeurig kunnen lezen, en binnen de schoolwereld moeten ze werkjes allerhande uitschrijven. Het is noodzakelijk dat leerlingen zich oefenen in het uitvoeren van die taken. De les Nederlands lijkt mij daarvoor de geschikte `werk'plaats.

4.   DE ROL VAN DE LEERKRACHT

Taal leer je om te gebruiken, maar ook door ze te gebruiken. Het is dus zaak om bij de voorbereiding van een cursus inhoudelijk zinvolle taken te bedenken, en die tijdens de les te laten uitvoeren. De leerkracht begeleidt de leerders bij de uitvoering van hun taak, zonder daarom voortdurend fouten tegen de vorm van de taal te bestraffen. Zij/hij besteedt uitsluitend aandacht aan vorme-

127

Het Schoolvak Nederlands

lijke aspecten wanneer dat onontbeerlijk is bij de uitoefening van de taak.

Een voorbeeld: een informeel gesprekje over wat mensen in hun kinderjaren deden. Iemand zegt: 'Als ik jong was, verhuisde ik naar een ander land'. Uit haar intonatie is niet af te leiden of dit een verzuchting is, danwel eigenlijk betekent: 'Toen ik jong was, verhuisde ik naar een ander land' .

Op zo'n moment wordt de taak (= het vertellen) onderbroken om dit vormaspect bij te schaven. Er zou voor gepleit kunnen worden om de taak eerst te laten afwerken, en dan (in een volgende les) terug te grijpen naar de betekenis van de verschillende voegwoorden. De studenten krijgen dan een mooi afgewerkte les rond dit probleem. Nadeel is dat 'het' moment dan voorbij is - het moment waarop leerders ook werkelijk moeilijkheden ondervinden precies doordat ze op dit vormelijke probleem stuiten. En het is op dit moment dat een spraakkunstjes de grootste slaagkans heeft - zijnde dat er ook werkelijk een overdracht gebeurt van grammaticale theorie naar dagelijkse praktijk.

5.   DE PEDAGOGISCHE TAAK

Ondertussen zou het duidelijk geworden moeten zijn dat een analytische taakgerichte manier van werken niet uitsluitend voordelen heeft voor tweedetaalleerders, maar ook voor leerlingen Nederlands als moedertaal. Het motiveren van deze leerlingen voor het vak Nederlands durft wel eens problemen opleveren, en een van de pluspunten van, deze methode is precies dat de motivatie van de studenten en (dus) het rendement van de les significant verhoogd wordt.

Een voorbeeld: rollenspel 'moord'.

Tijdens deze oefening lopen de studenten rond en stellen elkaar vragen om de moordenaar van een welgestelde zakenvrouw te ontmaskeren. Alhoewel er zich nog nooit een prive-detective in de klasgroep bevond, oefende iedereen zich toch vol overtuiging in het informatie vragen en het noteren.

Af en toe is het nodig een zogenaamde pedagogische taak op te zetten. Het betreft hier een taak die haast niemand van de leerders in de buitenschoolse werkelijkheid zal moeten uitvoeren. En toch is ze zeer nuttig. Het gaat namelijk meestal om plezierige activi-

128

Al doende leert men

teiten die erg motiverend werken. En dat motivatie de leerbereidheid van de studenten en de resultaten van het onderwijs positief beïnvloedt, hoeft wellicht geen betoog.

LITERATUUR

`Nederlands voor anderstaligen. Cursusmateriaal niveau 3'. Antwerpen: Ufsia, ICTL.

VON-werkgroep NT2 (1995), 'Taakgericht onderwijs'. In: Vonk 24:5 mei-juni 1995.

129

Labels

doelgroep
NT2-leerlingen/cursisten
land
België
thema
onderwijsleermateriaal

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1995