Kijk op de praktijk!

Maaike Vervoort  ·  28ste Conferentie Onderwijs Nederlands  ·  2014  ·  pagina 131 - 135

Download artikel

5. Lerarenopleiding basisonderwijs

Storch, N. (2005). “Collaborative writing: Product, process, and students’ reflections.” In: Journal of Second Language Writing, jg. 14, nr. 1, p. 153-173.

Tynjälä, P., L. Mason & K. Lonka (2001). ‘Writing as a learning tool: An introduction’. In: G. Rijlaarsdam (series ed.), P. Tynjälä, L. Mason & K. Lonka (volume eds.). Studies in Writing: Volume 7: Writing as a Learning tool: Integrating Theory and Practice. Kluwer Academic Publishers, p. 7-22.

Van den Akker, J., K. Gravemeijer & S. McKenney (eds.) (2006). Educational Design Research. New York: Taylor & Francis Ltd.

Vass, E., K. Littleton, A. Jones & D. Miell (2014). “The affectively constituted dimensions of creative interthinking”. In: International Journal of Educational Research, jg. 66, p. 63-77.

Vass, E., K. Littleton, D. Miell & A. Jones (2008). “The discourse of collaborative creative writing: Peer collaboration as a context for mutual inspiration”. In: Thinking Skills and Creativity, nr. 3, p. 192- 202.

Wegerif, R., N. Mercer & L. Dawes (1999). “From social interaction to individual reasoning: an empirical investigation of a possible sociocultural model of cognitive development”. In: Learning and Instruction, nr. 9, p. 493-516.

Weinberger, A. & F. Fischer (2006). Analyzing argumentative knowledge construction. A framework to analyze argumentative knowledge construction in computer-supported collaborative learning. Tubingen: Knowledge Media Research Center.

Ronde 5

Maaike Vervoort

Saxion Academie Pedagogiek & Onderwijs, Hengelo Contact: m.vervoort@saxion.nl

Kijk op de praktijk!

1. Inleiding

Lerarenopleidingen willen studenten optimaal voorbereiden op de beroepspraktijk. In de Nederlandse lerarenopleiding primair onderwijs neemt de Kennisbasis Pabo een prominente plaats in. Het is belangrijk dat aanstaande leraren een theoretische kennisbasis verwerven, ook voor het vakgebied Nederlands. Maar dat alleen is niet voldoende. Lerarenopleiders verwachten dat studenten de geleerde vakdidactische inzichten beredeneerd toepassen in hun lespraktijk. Voor studenten blijkt dat problematisch,

5

131

28ste HSN-CONFERENTIE

vooral als de inzichten uit het Pabo-curriculum vernieuwend zijn ten opzichte van de bestaande onderwijspraktijk. Deze aloude theorie-praktijkkloof vormde de aanleiding voor mijn promotieonderzoek. Een hoofdvraag was: ‘hoe kunnen aanstaande leraren worden ondersteund bij het toepassen van vernieuwende vakdidactische inzichten uit het opleidingscurriculum in hun lespraktijk?’ Het onderzoek bestond uit het systematisch ontwerpen en evalueren van een interventie waarbij rich media-cases worden ingezet in het opleidingscurriculum Nederlands. In deze bijdrage worden de opbrengsten van dit ontwerponderzoek belicht vanuit het perspectief van de lerarenopleider Nederlands. Voor details over de onderzoeksmethoden wordt verwezen naar het proefschrift (Vervoort 2013).

  1. Rich media-cases in de lerarenopleiding

Rich media-cases bestaan uit videobeelden van onderwijssituaties, die in een digitale omgeving zijn verbonden met audio, video of tekst die aanvullende informatie geeft. Deze videobeelden zijn praktijkvoorbeelden: ze geven een beeld van de mogelijke of gewenste onderwijspraktijk. Uit de onderzoeksliteratuur blijkt dat het gebruik van rich media-cases in de lerarenopleiding de aansluiting tussen theorie en praktijk kan verbeteren (Barnett-Clarke 2001). Maar alleen naar videobeelden kijken is niet genoeg. Wanneer we cases inzetten als leermiddel, is het belangrijk om ze te verbinden aan een specifieke opdracht die studenten richt op de casusinhoud (Blijleven 2005). Bovendien is wat studenten leren van praktijkvoorbeelden afhankelijk van de context waarin ze die bestuderen (Hatch & Grossman 2009). Het is dus van belang waar en met wie studenten de videobeelden bestuderen.

  1. Het ontwerp

Hoe kunnen deze inzichten worden vertaald naar het Pabo-curriculum? Deze vraag stond centraal in de eerste onderzoeksfase en leidde tot een ontwerp over vakdidactiek voor beginnende geletterdheid. De kern van het ontwerp is een lesvoorbereidingsgesprek tussen mentor en student, waarbij ze rich media-cases gebruiken voor een gezamenlijke lesvoorbereiding. De naam VILMS verwijst naar het gebruik van Video voor Interactieve Lesvoorbereiding door Mentor en Student.

In VILMS zijn de rich media-cases ‘Werken aan tussendoelen beginnende geletterdheid’ (De Blauw e.a. 2000) gebruikt. Deze cases tonen leeractiviteiten en docentgedrag dat medio 2000 relatief vernieuwend is. Immers, het vroegtijdig stimuleren van geletterdheid breekt met de in Nederland gevestigde tradities dat kleuters moeten spelen. Drie cases zijn geselecteerd bij de tussendoelen ‘Functie van geschreven taal’, ‘Relatie tussen gesproken en geschreven taal’ en ‘Taalbewustzijn’. Selectiecriteria zijn ontleend

132

5. Lerarenopleiding basisonderwijs

aan het concept ‘interactief taalonderwijs’: er is sprake van functioneel en betekenisvol lezen/schrijven, interactie tussen leerlingen (en leraar) over lezen/schrijven en voorbeeldgedrag van de leraar voor lezen/schrijven.

VILMS wordt ingezet in een onderwijseenheid voor tweedejaars Pabo-studenten:

  • Na drie inleidende colleges ‘vakdidactiek’ voeren studenten een lesvoorbereidingsgesprek met hun mentor, waarbij ze samen de cases bekijken en verwerken in een les.

  • Studenten voeren deze les uit en maken een videoportfolio waarin ze videofragmenten uit hun les schriftelijk verantwoorden.

  • Studenten presenteren hun videoportfolio aan medestudenten.

  • 5

    Figuur 1: Uitvoering van VILMS in het pabo-curriculum.

    VILMS is in drie opeenvolgende studiejaren uitgevoerd. Evaluatiestudies leverden verbeterpunten op, zoals de toevoeging van een rolinstructie voor mentoren en aanscherping van de selectiecriteria voor de cases. Ook bleek VILMS praktisch bruikbaar in de begeleidingspraktijk van de basisschool.

    4. Leeropbrengsten

    Leidt VILMS tot toepassing van vernieuwende inzichten door studenten? Om de leeropbrengsten van VILMS te bepalen, is nagegaan of het lesvoorbereidingsgesprek tussen mentor en student leidt tot uitvoering van de ideeën uit de cases. Dat was het geval. Daarmee was een belangrijke stap gezet. Echter, in het lesvoorbereidingsgesprek vond selectie plaats. Dat kon betekenen dat niet alle ideeën uit de cases (direct) toe-

    133

28ste HSN-CONFERENTIE

pasbaar zijn in bepaalde contexten. Om rekening te kunnen houden met die context, is context-specifieke kennis nodig – die studenten nog niet hebben. Mentoren daarentegen hebben op basis van hun ervaring veel context-specifieke kennis, ofwel praktijkkennis. De veronderstelling was dat mentoren, op basis van hun praktijkkennis, een rol spelen bij beslissingen over de uitvoering van de ideeën uit de cases. Om die veronderstelling te toetsen, is in een vervolgstudie nagegaan welke bijdrage praktijkkennis van mentoren levert aan het lesvoorbereidingsproces en aan het leren van studenten.

Mentoren blijken een sleutelrol te spelen in het lesvoorbereidingsproces. De praktijkkennis die zij inbrengen ondersteunt het leren van studenten op drie manieren:

  1. Mentoren interpreteren de praktijkvoorbeelden vanuit een vakdidactisch perspectief, waarbij ze de situatie in de casus duiden en verbinden aan een leerlijn voor geletterdheid. Hierdoor krijgen studenten zicht op de vakdidactische inhoud van de situatie in de casus.

  2. Mentoren relateren de specifieke situatie in de casus aan de specifieke situatie in de eigen groep, met name wat betreft het niveau van de leerlingen en de mogelijke doelen en instructie voor deze leerlingen. Hierdoor worden de cases verrijkt en krijgen studenten zicht op de beginsituatie van de leerlingen, nodig voor hun lespraktijk.

  3. Mentoren geven adviezen voor een les, in het bijzonder voor instructie en doelen die aansluiten bij het leren van de leerlingen in hun groep. De adviezen leiden tot een verfijning, substantiële uitwerking of wijziging van het oorspronkelijk lesidee van de student.

De lesvoorbereidingsopdracht richt de aandacht van mentoren op de vakdidactische inhoud van de cases, al gebruiken zij over het algemeen geen vakdidactische begrippen die studenten leren op het opleidingsinstituut.

Het blijkt dat studenten vakdidactische ideeën uit de cases toepassen in hun lespraktijk en bij de verantwoording van hun handelen gebruikmaken van de praktijkkennis van hun mentor, met name over (1) leren van leerlingen, (2) doelen en (3) instructie op het vlak van beginnende geletterdheid. Ook hebben studenten meer zicht gekregen op de verschillende verschijningsvormen van de vakdidactiek in de praktijk van de basisschool: ze zijn beter in staat de theorie te herkennen in de praktijk.

134

5. Lerarenopleiding basisonderwijs

5. Conclusies en aanbevelingen

VILMS draagt bij aan de verbinding van theorie en praktijk. Een gezamenlijke lesvoorbereiding door mentor en student, met gebruikmaking van rich media-cases, helpt Pabo-studenten om vernieuwende vakdidactische ideeën te vertalen naar hun lespraktijk. Naar aanleiding van praktijkvoorbeelden expliciteren mentoren praktijkkennis die een bijdrage levert aan de interpretatie van de cases vanuit een vakdidactisch perspectief en de toepassing van vernieuwende vakdidactiek door studenten. In de presentatie worden hiervan concrete voorbeelden gegeven aan de hand van videomateriaal van lesvoorbereidingsgesprekken en videoportfolio’s.

Aanbevelingen voor de lerarenopleiding zijn:

  • Geef praktijkkennis van mentoren een prominente plaats in het opleidingscurriculum.

  • Zorg voor een betere afstemming tussen de rol van mentoren en lerarenopleiders, met name wat betreft hun specifieke kennisbijdrage aan het leren van studenten.

  • Communiceer met mentoren over de theoretische begrippen (uit de Kennisbasis Pabo) die in de verschillende leerjaren worden aangeboden in het Pabo-curriculum.

Referenties

Barnett-Clarke, C. (2001). “Case design and use: Opportunities and limitations”. In: Research in Science Education, jg. 13, nr. 1, p. 309-312.

Blijleven, P.J. (2005). Multimedia-cases. Naar een brug tussen theorie en praktijk. Dissertatie. Enschede: Universiteit Twente.

De Blauw, A., R. Zandt, J. van het Bronkhorst, C. Aarnoutse & L. Verhoeven (2000). Werken aan tussendoelen beginnende geletterdheid [cd-rom]. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.

Hatch, T. & P. Grossman (2009). “Learning to look beyond the boundaries of representation:

Using technology to examine teaching”. In: Journal of Teacher Education, jg. 60, nr. 1, p. 70-85.

Vervoort, M. (2013). Kijk op de praktijk: rich media-cases in de lerarenopleiding. Dissertatie. Enschede: Universiteit Twente.

5

135

Labels

land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding
thema
onderwijsleermateriaal
audiovisueel
onderwijsleeractiviteiten
beoordelingsinstrumenten
portfolio

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014