Spreken ze meer dan ze luisteren?

Christine Craeynest & Christine Goethals  ·  12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1998  ·  pagina 132 - 139

SPREKEN ZE MEER DAN ZE LUISTEREN?

Christine Craeynest & Christine Goethals

Onze school (Instituut Edelweiss in Ingelmunster) is een middenschool met ongeveer 200 leerlingen, met een tweede graad sociale en technische wetenschappen. Altijd al hebben wlj voor een groot deel bso-leerlingen gehad; de school is gegroeid uit een `naaischool' (bso kledlng). Het is bekend: bso-leerlingen zijn menselijk en dus onvoorspelbaar, zodat ze zich niet laten vangen in een kader van voor te schrijven of aan te prijzen 'aanpakken'.

1 LESGEVEN AAN BSO-LEERLINGEN

Een grote spontaniteit is een ander kenmerk van bso-leerlingen. Dat maakt hen nog des te verscheidener: meer dan aso- en tso-leerlingen willen ze hun eigenheid doen blijken. Daardoor lopen ze ook niet zoveel mogelijk 'in de pas'. Ze willen vooral zichzelf zijn. Je kunt er nooit omheen wie en wat ze zijn, hoe ze zich voelen, wat ze meegemaakt hebben. In de klas bepalen zij onbewust en onbedoeld de gang van zaken. Ze laten zich niet gauw forceren: van een goed voorbereide les komt niet veel in huis als thuis wat Ingrijpends' gebeurd is, als hun soapserie een opmerkelijke wending genomen heeft, als ze iets ongewoons gezien hebben, of wat dan ook. Het ligt dan wel voor de hand dat een beginnende lerares of leraar met dit soort leerlingen vaak de strijd verliest. De ervaring leert echter ook dat men slaagt als men hen zichzelf kan laten zijn.

Veel hyperkinetische kinderen belanden al dan niet terecht in het bso. Het komt er dan op aan aan hun kant te gaan staan en hen af te helpen van het verkeerde beeld dat ze van zichzelf zijn gaan krijgen. Zo heb ik onlangs nog het handschrift en het gedrag van een leerling ingrijpend zien veranderen nadat ik haar geholpen had om haar medicatie te nemen. Ongeveer een derde van onze leerlingen komt uit het Bijzonder Lager Onderwijs. Wij kunnen u verzekeren dat die leerlingen op alle vlakken veel verder staan: ze zijn gelukkiger, hebben een beter zelfwaardegevoel, én ze scoren beter qua prestaties en houding dan leerlingen die maar moeizaam de lagere school uit zijn geraakt.

Met dergelijke leerlingen werken betekent in de eerste plaats dat je ze neemt zoals ze zijn. Nooit weet je vooraf waar je staat. Wat vandaag lukt, kan morgen niet; wat met de ene groep kan, mislukt bij een andere; wat de ene leerling verteert, maakt de andere onzeker, bang en soms ontoegankelijk. Het valt niet altijd mee. Toch komt de verheugende vaststelling dat ze je als leraar ook 'echt' laten zijn, mens laten zijn. Ze lachen niet verdoken als er iets aan je haar of kledij mankeert: ze zeggen het je gewoon. Ze hebben er begrip voor dat je ook eens wat vergeet. Je bent als een van de hunnen. Doordat ze veelal midden het leven staan, niet beschermd en afgeschermd van al het rauwe dat het leven soms kenmerkt, leren ze de onderwijswereld een lesje, weer zonder het zelf te beseffen. Ze zeggen het niet, maar ze dwingen het af: een visie die de hele onderwijswereld wellicht beter tot de zijne zou maken.

SPREKEN ZE MEER DAN ZE LUISTEREN?   133

Lesgeven aan bso-leerlingen is iets waarvan je nooit kunt zeggen dat je het onder de knie hebt. Het is elke dag, elke les weer afwachten of het je wel' op een aanvaardbare manier zal lukken. En dan word je opeens gevraagd het op deze HSN-conferentie even te komen vertellen. Een onmogelijke opdracht! Een verhaal van successen en mislukkingen. Wij hopen dat u daar ook wat aan hebt.

2 LUISTEREN NAAR LEERSTOF

2.1 Een gesproken boodschap correct opnemen (leerplandoelstelling 4)1

OPDRACHTEN

  1. Les- of werkopdracht herhalen in de `ik'-vorm (instuderen woordpakketten);

  2. 'Winkelen': kort boodschappenlijstje afwerken;

  3. Gesimuleerde telefoonboodschappen doorgeven (kapsalon, garage...; werken met hun interesse voor toekomstige beroepen);

  4. Tabel invullen:

  •   niet méér invullen dan wat je écht verneemt;

  •   vragen stellen bij onduidelijke of ontbrekende informatie.

UITWERKING OPDRACHT 4

 

UUR

ZENDER

TITEL PROGRAMMA

SOORT PROGRAMMA

BEOORDELING

18.30 u

 

 

 

 

 

 

 

jongerenquiz

 

 

VT4

 

rariteitenkabinet

 

 

TV1

 

 

lawaaierig

21.00 u

 

Ware verhalen

 

 

 

TV1

 

 

moet je gezien

hebben

Op vrijdagavond 25 september had ik het huis voor mij alleen. Na wat verbeterwerk, besluit ik vlug om van de situatie te profiteren om eens heel alleen mijn tv-avond uit te kiezen.

Om 18.30 u keek ik op Ketnet naar Studio-Ket, het nieuwsprogramma voor jongeren. Daarop aansluitend volgde ik op hetzelfde net ook met plezier de jongerenquiz ViaVia.

134   Christine Craeyriest & Christine Goethals

Ik schakelde om 19.35 u over op VT4 om de Jerry Springer Show met als thema 'wilde tieners' te bekijken. Daardoor miste ik Man bijt hond, een eigenzinnig actualiteitenprogramma, maar dat kon ik dan nog om 23.10 u op TV1 bekijken: dit programma moet je gewoon gezien hebben: keigoed! De telefoon haalde mij een tijd van de tv weg.

Toen ik om half negen op TV1 overschakelde voor het Swingpaleis was dit programma al een goede vijf minuten bezig. Te veel lawaai naar mijn zin en ik wisselde het karaoke-programma na een halfuurtje in voor de reeks Ware verhalen op Kanaal 2: het was het verhaal van een onderwijzer die zich kandidaat stelt om gewelddadige jongeren onder zijn vleugels te nemen.

Vaststellingen:

  •   de leerlingen hadden meestal te veel ingevuld (wat niet gegeven werd, maar wat zij zélf wisten);

bijkomende vragen durven stellen: geeft duidelijkheid.

2.2 Informatie halen uit gesproken taalsituaties (leerplandoelstelling 5)

OPDRACHTEN

  1. Werken met de krant Wablieft 2 (9/9/1998)

Een artikel over 'Dolfijnen' (dat vooraf gelezen is als opdracht bij begrijpend lezen) wordt voorgelezen met vijf fouten: de leerlingen proberen die eruit te halen.

  1. Rollenspel (vakoverschrijdend werken met de vakken PO en textiel)

Vaststelling: Vanuit de ervaring met technisch lezen (leesniveaus) brachten heel wat leerlingen hun tekst als een verplicht nummertje. Zinnen als 'Help, help, ik ben gewond!' werden heel vlot op dezelfde toon gelezen als: 'Vandaag geen brood'.

Doelstellingen:

  •   mondelinge interactie met leeftijdsgenoten beoordelen (dramatisering);

  •   omgaan met communicatiebevorderende aanwijzigingen: visuele expressie/ lichaamstaal.

(a) Toneel: Van en de wenskabouter'

De leerlingen zijn ook in andere vakken met dit project bezig. Ook thuis wordt eraan gewerkt: repeteren voor de spiegel en voor een familiepubliek, attributen maken... Achteraf komt een verslag in de schoolkrant (link met schrijven).

Vaardigheden: de drie vaardigheden lezen, spreken en luisteren komen voortdurend aan bod; leerlingen maken afspraken in verband met attributen; ze zijn bereid om op hun eigen spreekgedrag kritisch te reflecteren; ze leren samenwerken; hun aandacht moet geconcentreerd blijven (ze verleggen hun eigen tolerantiegrenzen).

SPREKEN ZE MEER DAN ZE LUISTEREN?   135

(b) Poppenkast: 'Floepje en het milieu' (eerste graad)

Vaststelling: Zowel de leerlingen, ikzelf, het jonge publiek en de leerkrachten waren over beide try-outs heel enthousiast, tenminste toch na de vertoning. Tijdens de repetities liep niet alles even vlot (gemaakte afspraken werden niet altijd nageleefd; er waren vaak heel wat donder- en bliksemtoestanden...), maar het was levensecht, er werd expressief gelezen en gesproken, ze beluisterden elkaar kritisch en aanvaardden kritiek op hun eigen spreekgedrag.

2.3 Communicatiebevorderende luistertechnieken toepassen (leerplandoelstelling 7)

OPDRACHTEN

  1. Opdracht vooraf: lees in Wablieft van 16 september 1998 het artikel 'Voedsel voor Soedan'.

  2. Les: Onze school steunt Artsen zonder Grenzen en Soedan.

Weet jij het nog?

1 Door éérst na te denken over een onderwerp, kun je gemakkelijk(er) een uiteenzetting volgen = activeren van voorkennis door het formuleren van vragen en vermoedens.

2 Meestal is de gekregen informatie onvolledig: formuleer goede vragen (ja/neenvragen én vraagwoordvragen) – om niet steeds te onderbreken, kun je je vragen ook noteren en ze achteraf stellen.

Wat doen we eerst?

VRAGEN   VERMOEDENS

Pen hieronder een 4-tal vragen om méér informatie:

JA/NEEN-VRAGEN   VRAAGWOORDVRAGEN

Wie probeert de verkregen informatie precies weer te geven?

Vaststellingen:

  • ja-neenvragen zijn hier niet ideaal;

  • het is beter om tijdens een uitleg kort `kapstokwoorden' te noteren.

136   Christine Craeynest & Christirie Goethals

(3) Info over `Senden Home' (missie-project)

Eén van de leerlingen bestudeert de affiche. Door vragen te stellen proberen de anderen te weten wat erop staat. Vermoedens en vragen formuleren. Vaststellingen: Op de info die door de zuster gegeven werd, was 2bvl de enige van de drie klassen die de info vooraf gekregen had: de leerlingen 'scoorden' opvallend goed bij hun antwoorden op vragen van de zuster. In het kringgesprek hlerrond stelden zij zelf vast dat het waarschijnlijk wel kwam doordat zij er vooraf mee bezig geweest waren. Onbelangrijke opmerking (of juist niet?) hierbij was dat zij bij de financiële actie ook het hoogst scoorden.

3 VOORBEREID EN ONVOORBEREID SPREKEN

LEERPLANDOELSTELLINGEN

Communicatiebevorderende technieken toepassen (17). Het gepaste taalregister hanteren (19).

OPDRACHTEN

(1) Je lievelingstelevisieprogramma voorstellen aan de klas (onvoorbereid) Vaststellingen: Verschillende leerlingen stelden hetzelfde voor, sommigen vertelden van de hak op de tak, de luisteraars wisten soms meer dan de sprekers. Vraag die van hen kwam: mogen we het thuis voorbereiden? mogen we onderling afspreken wie welk programma zal nemen?

Klasgesprek na de tweede beurt (vaststellingen van de leerlingen/sprekers): je kunt het voorbereiden (programmaboekje erop naslaan), je kunt vooraf bedenken welke vragen ze zullen stellen, je kunt de namen beter controleren...

(2) Spreekdurf ontwikkelen

  1.  Kringgesprek op vrijdagavond

Vaststellingen: Na verloop van tijd (enkele weken) stellen de leerlingen vast dat sommigen altijd hetzelfde vertellen: willen ze niet? durven ze niet? gebeurt er niet echt iets spannends? Als ze vanaf de herfstvakantie zeggen: `niks speciaals te vertellen', stellen de anderen vragen. Ook wordt erop gewezen dat er in een groep luisteraars én sprekers zijn, dat je een recht van praten hebt, maar ook een recht van zwijgen (`passen' in Leefsleutels).

Bij een neutraler onderwerp naar aanleiding van een krantenartikel uit Wablieft krijgen alle leerlingen drie stukjes van één frank. Per tussenkomst in het gesprek moet een frank betaald worden. Tegen het einde van het kringgesprek moet iedereen er minstens één in de pot gelegd hebben. Zijn de muntjes vroeger op, dan mag de betrokken leerling énkel nog luisteren.

  1.  Leugenverhaal

Vanaf het tweede trimester vertel ik als afsluiter van de week een spannend verhaaltje waarin één leugen zit (fictie of non-fictie). Na de krokusvakantie krijgen de leerlingen de opdracht om elk om beurt de week zo af te sluiten.

SPREKEN ZE MEER DAN ZE LUISTEREN?   137

4 OMGAAN MET INSTRUCTIES

(1) Vooraf

  •   Klasgesprek: wat zijn instructies?

  •   Samen voorbeelden zoeken bij: hoe komen instructies bij ons? (aanvullen van tabel)

  •   Waar en wanneer hebben wij instructies nodig?

  •   Leerlingen kiezen per twee of drie zelf een instructie die ze aan de groep willen geven (appelsienen uitpersen, strijkijzer opbergen na gebruik, spelopdracht met maximum zeven opdrachten, een wekker zetten voor de nacht, de weg uitleggen,...)

(2) Doe-moment 1

Luister heel goed naar mijn instructies, ik geef elke opdracht maar één keer. Je mag wel bij je buur loeren, maar je praat niet met elkaar: voer de opdracht uit zoals jij denkt dat het goed is. Na afloop tonen we aan elkaar ons resultaat.

  •   Neem een kladblad (grootte cursusblad).

  •   Vouw je blad in de breedte dubbel.

  •   Dan vouw je de linkerkant naar het midden van je blad.

  •   Doe nu hetzelfde rechts.

  •   De onderste losse kanten vouw je tot tegen de twee driehoeken.

  •   Trek je figuur open en duw alles goed plat.

  •   Vouw de onderkant helemaal naar de linkerbovenpunt.

  •   Draai dan je figuur en doe nogmaals hetzelfde.

  •   Trek de figuur open en duw goed plat.

Trek ten slotte de twee losse punten open en duw je figuur goed plat.

(3) Reflectie

  •   Waarom zo'n variaties?

  •   Wat liep er fout? (overlopen van verschillende stappen)

(4) Doe-moment 2

  •   Je krijgt van... een blad en ik geef je straks de instructie om een hoedje te maken.

  •   Leg het blad dat je van... kreeg zo dat de langste kant onderaan ligt.

  •   Vouw dan je blad zodat de linkerkant op de rechterkant komt.

  •   Draai nu je blad zodat de vouw bovenaan ligt.

  •   Vouw opnieuw je linkerkant naar de rechterkant van het blad. Leg het nu opnieuw open zoals daarnet.

  •   Vouw de linkerbovenpunt van je blad naar het midden van je blad en duw goed aan.

  •   Doe nu hetzelfde langs de rechterkant.

138   Christine Craeynest & Christirie Goethals

  •   Het bovenste losse stuk vouw je helemaal tot tegen de twee driehoeken aan.

  •   Het bovenste losse stuk vouw je helemaal tot tegen de twee driehoeken aan. Het bovenste losse stuk vouw je helemaal tot tegen de twee driehoeken aan.

  •   Draai je figuur en doe langs deze kant precies hetzelfde als daarnet.

We bekijken bij elkaar het resultaat.

(5) Reflectie

  •   Wat was de tweede keer anders als de eerste keer?

Aanvullen van de tabel 'geven van instructies': doel van de instructie, duidelijke uitleg in verschillende stappen zélf aanbrengen (doe-woorden en signaalwoorden).

(6) Doe-moment 3

Nu geef ik je instructies om van je papieren hoedje een bootje te maken. Loop niet op de instructie vooruit; je mag je buur wel helpen als je merkt dat het moeilijk gaat. Als je iets niet duidelijk begreep, steek dan de hand op, dan zal ik de opdracht opnieuw geven. Let op het gebruik van de doe-woorden en de signaalwoorden (een vrijwilliger noteert op het bord).

  •   Neem een kant van je figuur met de linker- en de andere kant met je rechterhand vast.

  •   Trek je figuur open en duw daarna alles goed plat: er mag geen enkel hoekje dubbel zitten.

  •   Leg je figuur nu zo dat de losse punten rechts onderaan liggen.

  •   Vouw de rechteronderkant nu helemaal naar de linkerbovenpunt.

Draai dan je figuur op de andere kant en zorg ervoor dat je weer één driehoek bekomt.

Zet de figuur rechtop en neem één kant opnieuw met de linker- en de andere kant met je rechterhand vast.

  •   Trek je figuur op en duw goed plat.

  •   Zorg ervoor dat de twee losse punten bovenaan liggen.

  •   Trek deze punten naar links en rechts open en duw opnieuw je figuur goed plat aan.

We bekijken bij elkaar het resultaat.

(7) Reflectie

  •   Wat was deze keer nog anders dan vorige keer?

  •   Verder aanvullen van de tabel 'geven van instructies': belangrijkste zaken

SPREKEN ZE MEER DAN ZE LUISTEREN?   139

herhalen op vraag van 'ontvangers', instructies zelf eens uittesten voor je ze geeft...

  •   Aanvullen van de tabel 'omgaan met instructies': geconcentreerd luisteren,
    de verschillende stappen volgen, niet vooruitlopen, om herhaling vragen.

  •   Opdracht: pas deze elementen op je eigen spreekoefening toe (leerlingen vroegen om uitstel omdat het niet goed genoeg voorbereid is, wij het eerst eens zullen uitschrijven).

5 VRAGEN STELLEN

OPDRACHTEN

  1.  Wie is het?

Telkens als er ergens vijf minuten speling is of als de leerlingen erom vragen, spelen we het spel Wie is het? Bedoeling: stel doelgerichte vragen (alleen ja/nee-vragen), zoek naar typische eigenschappen, probeer zo vlug mogelijk bepaalde zaken uit te stellen. Mét reflectie: waarom is dit een goede/overbodige vraag?

In het begin leid ik het spel zelf; na enige tijd laat ik de leerlingen iemand kiezen.

  1.  Zelf vragen stellen bij krantenartikels uit Wablieft (vanaf het derde trimester)

6 VERTELLEN

OPDRACHTEN

  1.  Foto's uit Wablieft

Maak een onderschrift en verzin een korte tekst. Daarna worden het oorspronkelijke onderschrift of de echte tekst erbij gegeven.

  1.  Moppen vertellen

In het begin mogen de leerlingen uit mijn verzameling moppen er één kiezen om voor te lezen. Vanaf het tweede trimester: 'Schrijf een mopje uit (schrijfoefening) en geef het af (controle op inhoud). Bereid het voor en vertel het voor de klas'. Afhankelijk van de groep wordt dit vanaf het derde trimester 'vrij' vertellen.

NOTEN

1   We verwijzen hier naar de doelstellingen uit het leerplan Nederlands Eerste leerjaar B en Beroepsvoorbereidend jaar van het WKSO, Licap 1997.

2   De krant Wablieft is een wekelijkse uitgave van het VOCB (Vlaams Ondersteuningscentrum voor de Basiseducatie), Frankrijklei 64, 2000 Antwerpen.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
mondelinge taalvaardigheid
luisteren
spreken
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998