Het Deltaplan Taalbeleid voorgezet onderwijs van Het Projectbureau, Rotterdam

José Hofman en Marijke Kaatee-Mell  ·  9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1995  ·  pagina 151 - 157

HET DELTAPLAN TAALBELEID VOORTGEZET ONDERWIJS VAN HET PROJECTBUREAU, ROTTERDAM

José Hofman & Marijke Kaatee-Mell

INLEIDING

Met deze lezing willen wij laten zien wat er gebeurt in het project Deltaplan Taalbeleid Voortgezet Onderwijs te Rotterdam. We pretenderen niet dat wij 'het' implementatiemodel voor taalbeleid in het vo hebben uitgevonden. Alle grote steden kennen een soortgelijke aanpak. De Rotterdamse aanpak is wel exclusief wat de infrastructuur rondom het plan betreft. Daarnaast is het uniek dat er vanuit een instelling als Het Projectbureau zowel top-down als bottom-up ondersteuningsactiviteiten plaatsvinden (vaak door één begeleider). In deze lezing zullen we daar een aantal voorbeelden van geven.

1.   INFRASTRUCTUUR

Het Projectbureau is een afdeling van het CED (Centrum Educatieve Dienstverlening) te Rotterdam. De kerntaak van Het Projectbureau is de ontwikkeling van lesmateriaal. De laatste jaren is de gewoonte dat daarnaast veel aandacht besteed wordt aan de implementatie van het materiaal. Het bureau biedt begeleiding vanuit het onderwijsvoorrangsbeleid: in het reguliere onderwijs via het Deltaplan Taalbeleid v.o., en in de eerste opvang via het STER-project. Het Projectbureau voert projecten uit in het primair onderwijs, het vo, de volwasseneneducatie en het cbo/mbo. Taalbeleid komt in alle sectoren aan de orde; er bestaat ook een Deltaplan Taalbeleid voor het primair onderwijs en er is een taal-beleidsproject voor cbo/mbo.

De lokale structuur waarbinnen het project Deltaplan Taalbeleid vo opereert, wordt verzorgd door het Fonds Achterstandsbestrijding Onderwijs (FAO). Dit FAO beheert de onderwijsvoorrangsbeleid-gelden voor de regio Rotterdam. Het vormt de 'objectieve' schakel tussen" de scholen en de verzorgende instellingen eromheen. Scholen die willen deelnemen aan Deltaplan moeten vol-

151

Het Schoolvak Nederlands

doen aan een aantal voorwaarden om het predikaat 'FAO-school' te krijgen. Daarmee verwerven, zij extra faciliteiten, die zij mogen aanwenden bij de achterstandsbestrijding. FAO is een belangrijk orgaan dat stuurt, stimuleert en bemiddelt ten behoeve van de samenwerking tussen de scholen en instellingen.

Op landelijk niveau is het KPC, in opdracht van de Projectgroep NT2, een taalbeleidsproject gestart. Daarin houdt men zich bezig met de landelijke invoering van taalbeleid in het vo. In dit kader heeft vorig jaar de try-out plaatsgevonden van het Diagnose-instrument 'Taalbeleid in het vo'. De bijstelling van dit instrument is inmiddels afgerond en in september 1995 is het Instrument taalbeleid vo op de markt gebracht. Momenteel wordt gewerkt aan de try-out van het diagnose-instrument voor de eerste opvang en de begeleiding van de scholen die vorig jaar zijn gediagnostiseerd.

2.   TRAJECT DELTAPLAN TAALBELEID VO

Het belangrijkste doel van het Deltaplan Taalbeleid vo is het creëren van samenhang in de activiteiten die een school onderneemt op het gebied van taalonderwijs, zodat scholen planmatig en structureel gaan werken aan taalbeleid. In Rotterdam hebben we nu ongeveer dertig scholen voor vo met het predikaat FAO-school. Het doel is op zo veel mogelijk scholen taalbeleid van de grond te krijgen via Deltaplan Taalbeleid vo. Niet FAO-scholen kunnen ook deelnemen aan Deltaplan, alleen is dan de financiering anders geregeld. Met de huidige formatie kunnen jaarlijks vier tot zes scholen starten met Deltaplan.

Deelname betekent instappen in een traject van drie jaar:

* In het eerste jaar wordt aan de hand van het Instrument taalbeleid vo een analyse gemaakt van de stand van zaken van het taalbeleid op school (voorgeschiedenis, visies op de toekomst, problemen, knelpunten en kansen). Een en ander resulteert in een taalbeleidsplan. Dat is een plan waarin de inhoud en de strategie voor de komende jaren is uitgewerkt. In de twee daaropvolgende jaren geeft Het Projectbureau begeleiding bij de uitvoering van het taalbeleidsplan. FAO betaalt het Projectbureau-personeel, de school moet de betrokken docenten voorzien van taakuren, vanuit FAO-faciliteiten.

152

Het Deltaplan Taalbeleid Voortgezet Onderwijs van Het Projectbureau, Rotterdam

De intake en selectie vindt plaats aan de hand van een aanmeldingsformulier. Scholen geven hierop globaal aan hoe de situatie op de school is, waarom zij zich hebben aangemeld en wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van de faciliteiten voor de betrokkenen. Hierop volgt een selectieprocedure. Het Projectbureau bekijkt de gegevens. Criteria die hierbij een rol spelen zijn de motivatie en bereidheid van de school om de randvoorwaarden optimaal te maken: taakuren voor docenten, aanwezigheid en samenstelling van een werkgroep taalbeleid, gelegenheid tot overleg voor leden van de werkgroep taalbeleid, studiedagen om het team te informeren. Ook de complexiteit van de school speelt een rol. Complexe scholen zijn bijvoorbeeld scholen die in een (ingewikkeld) fusieproces verwikkeld zijn en scholen die door hun omvang ingewikkelde communicatielijnen hebben. Dit soort scholen vergen veel extra inzet terwijl de formatie van Het Projectbureau niet onbeperkt is.

Geschikte scholen kunnen in principe meedoen. Na de selectie volgt een intakegesprek waarin inhoudelijke informatie en de wederzijdse verwachtingen aan de orde komen. Het Projectbureau wijst scholen wel eens af, scholen trekken zich soms ook terug.

Het Projectbureau laat speciale 'diagnosemedewerkers' op de scholen het diagnoseproces begeleiden. Reguliere begeleiders nemen de ondersteuning van hen over na het eerste diagnosejaar. De school formeert een werkgroep taalbeleid die minimaal bestaat uit een taalcoördinator, een of enkele docenten (van verschillende vakken) en een vertegenwoordiger van de directie. Het is van belang dat deze groep voldoende taakuren krijgt en in de gelegenheid wordt gesteld haar werk te doen. Het is de taak van de directie om hiervoor te zorgen. Een zekere commitment vooraf is dus onontbeerlijk voor het slagen van deze operatie.

Ondersteuning wordt geboden aan twee kanten. Een eerste aanpak is van 'onderaf' . Naar aanleiding van concrete knelpunten of vragen van docenten worden thema's als woordenschat, studievaardigheden en wijzigingen in didactiek aangepakt. Tegelijkertijd wordt van 'bovenaf', in samenwerking met de directie, gewerkt aan de verbreding van het besef dat taalbeleid een schoolbreed thema is en aan de vergroting van het draagvlak. Het is van groot belang voor het welslagen van het project dat de noodzakelijke organisatorische aanpassingen binnen de school goed geregeld worden.

153

Het Schoolvak Nederlands

Scholen wordt geadviseerd ook enige nascholing te volgen. De Hogeschool Rotterdam & Omstreken heeft dit schooljaar een aantal modules in het nascholingsaanbod, die nauw aansluiten op de activiteiten van Het Projectbureau. Zij hebben dit aanbod samengesteld in overleg met Het Projectbureau. Scholen kunnen kiezen welke modules voor hen geschikt zijn en daarop intekenen. De scholen betalen de kosten van nascholing zelf, uit het nascholingsbudget.

3.   TOELICHTING OP HET INSTRUMENT TAALBELEID VO

Het Instrument taalbeleid vo is bestemd voor docenten en schoolleiders die hun incidentele zorg voor meertalige en taalzwakke leerlingen willen omzetten in planmatige en structurele aandacht. Met behulp van dit instrument en een externe begeleider komen scholen tot het opstellen van een taalbeleidsplan. In dat plan worden niet alleen de visie en de doelstellingen van de school vastgelegd, maar ook alle informatie over wie waaraan zal werken en wanneer en hoe dat gebeurt.

Laten we eerst nog eens doornemen wat we onder taalbeleid verstaan. Het is het door scholen op planmatige en structurele wijze werken aan de taalproblemen van meertalige en taalzwakke leerlingen. Planmatig wil zeggen dat de school werkt volgens een vooropgezette werkwijze. Met structurele aandacht bedoelen we dat het een langdurige activiteit of speerpunt van de hele school is, en zich niet richt op een klein deel van de leerlingpopulatie. Het is bijvoorbeeld niet handig als een school wel het taalonderwijs van meertalige leerlingen aanpast, zonder dat dit afgestemd wordt op de taalondersteunende maatregelen die gericht zijn op taalzwakke leerlingen. Taalbeleid is een afstemming tussen het onderwijs van het Nederlands en het onderwijs in het Nederlands.

Het doel van het Instrument taalbeleid vo is het komen tot een taalbeleidsplan dat uitvoerbaar is. Afhankelijk van het stadium van de school wordt dit instrument op verschillende wijzen ingezet. Bij scholen die nog moeten beginnen met het invoeren van taalbeleid, heeft het instrument een ontwikkelende functie. Via het instrument krijgen scholen een overzicht van de afzonderlijke fasen van taalbeleid die doorlopen (moeten) worden. Scholen krijgen dus een beeld van waar ze naar toe werken en welke keuzes ze daarbij kunnen maken. Bij scholen die al bezig zijn met het vormgeven van taalbeleid kan het instrument curatief of remedië-

154

Het Deltaplan Taalbeleid Voortgezet Onderwijs van Het Projectbureau, Rotterdam

rend ingezet worden. Het instrument wordt dan ingezet om knelpunten te signaleren. Vervolgens trekt de school conclusies en stelt zij prioriteiten, zodat een taalbeleidsplan kan worden geschreven met acties voor de korte en de lange termijn. Bij scholen die al vergevorderd zijn met het invoeren van taalbeleid, heeft het instrument een evaluatieve functie. De school krijgt de gelegenheid vast te stellen waar nog hiaten zijn.

Het Instrument taalbeleid vo bestaat uit drie delen. In deel 1 wordt de feitelijke situatie van de school bevraagd: leerlinggegevens, instroomgegevens, schoolresultaten, faciliteiten en ervaringen met vernieuwingen. Deel 1 wordt ingevuld door de schoolleiding samen met de coördinator taalbeleid en leden van de werkgroep taalbeleid.

Door de invulling van deel 2 krijgt men een algemeen beeld van de inhoud van taalbeleid. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen Nederlands als schoolvak, Nederlands als instructietaal (bij alle vakken op school) en Nederlands in de steun-, hulp- of NT2-lessen en de afstemming tussen deze verschillende componenten. Er wordt onder meer gevraagd naar de rol en inhoud van de vakken en de deskundigheid van de docenten op het gebied van taal en taalbeleid. Het gaat bij deel 2 om de invulling van matrices. Eerst wordt de feitelijke situatie aangegeven. Daarna geeft men aan over welke onderdelen men tevreden is en over welke niet en schetst men de situatie waar de school naartoe wil werken.

Als deel 2 wordt ingevuld, zijn daar meerdere geledingen bij betrokken. Invullers van deel 2 zijn namelijk een lid van de schoolleiding, de coördinator taalbeleid, leden van de werkgroep taalbeleid en eventueel de sectievoorzitters. Meer 'willekeurige' docenten krijgen op deze wijze te maken met let maken van beleid' en de uitvoering ervan in een vroeg stadium. Op deze wijze krijgen docenten inzicht in wat er allemaal een rol speelt bij een veranderingsproces en dat zo'n proces niet zomaar gebeurt.

In deel 3 wordt de specifieke inhoud van taalbeleid dieper bevraagd bij de componenten Nederlands als schoolvak, Nederlands als instructietaal en Nederlands in de steun- hulp- of NT2-lessen. De afstemming tussen deze drie componenten is in de matrices verwerkt. Deze matrices worden bij voorkeur per sectie ingevuld op bijvoorbeeld een sectievergadering. Op deze wijze is de gehele school betrokken bij de ontwikkeling van taalbeleid en heeft de invulling van de matrices een bijkomend effect: het ver-

155

Het Schoolvak Nederlands

vult een scholingsfunctie. Alle docenten ervaren wat er komt kijken bij de totstandkoming van taalbeleid. Ze zien bijvoorbeeld dat de communicatielijnen in een school optimaal moeten zijn. Als secties niet met elkaar in gesprek zijn, kan er geen sprake zijn van afstemming en werkt iedereen langs elkaar heen.

Gedurende het 'diagnoseproces' komt de werkgroep taalbeleid regelmatig bij elkaar onder leiding van een extern begeleider. De aanwezigheid van zo'n externe begeleider is een belangrijk aspect bij het invoeringsproces van taalbeleid op school. Deze persoon begeleidt, controleert en bewaakt het proces en behoedt de school voor valstrikken, zoals bijvoorbeeld het sociaal wenselijk invullen van de matrices als het gaat om de invulling van de feitelijke situatie. De externe begeleider ondersteunt en begeleidt niet alleen de 'diagnose', maar is ook betrokken bij het opstellen en schrijven van het taalbeleidsplan. De externe begeleider zorgt er tevens voor dat alle al lopende activiteiten op het gebied van taal niet worden stopgezet gedurende de diagnose, maar dat ze worden ingebed in het taalbeleidsplan.

4.   OVERIGE BEGELEIDINGS- EN ONDERSTEUNINGSACTIVITEITEN

Per jaar worden de activiteiten die op een school plaatsvinden vastgelegd in een begeleidingsjaarplan. Hierin komen elementen aan de orde als doelstellingen, activiteiten, organisatie, faciliteiten en evaluatie. Daarnaast biedt het Deltaplan Taalbeleid vo op taalinhoudelijk niveau ondersteuning. Op verzoek van scholen ontwikkelen medewerkers bijvoorbeeld materialen.

In de afgelopen twee jaar heeft dat geresulteerd in woordenschat-verrijkend materiaal dat aansluit op de basisvormingsmethodes op scholen. Het betreft hier geen materialen die landelijk worden uitgegeven, al wordt dat soms wel overwogen, omdat de behoefte van scholen aan dit soort materialen groot blijkt te zijn.

Ook worden er zogenaamde ontwikkelgroepen begeleid. Docenten van verschillende scholen komen daarvoor naar Het Projectbureau. Samen ontwikkelen zij materialen die aansluiten op de wensen van diverse Rotterdamse scholen. De methode Lezen tot de tweede is bijvoorbeeld op deze wijze tot stand gekomen.

De laatste twee jaar is de methode Woordbreker ontwikkeld. De methode richt zich op woordraadstrategieën. Er is een vbo/mavo-

156

Het Deltaplan Taalbeleid Voortgezet Onderwijs van Het Projectbureau, Rotterdam

versie en een havo/vwo-versie. In het schooljaar 1994-1995 is de methode op verschillende Rotterdamse en Amsterdamse vo-scholen uitgeprobeerd. Op basis van de commentaren van docenten die met het materiaal hebben gewerkt, worden beide versies nu bijgesteld en gaat Het Projectbureau op zoek naar een uitgever die de methode op de markt wil brengen.

Tenslotte is in oktober 1995 het 'Netwerk Taalbeleid vo' in Rotterdam gestart. Dit netwerk komt eens in de zes weken bij elkaar en stelt Rotterdamse scholen in staat ervaringen op het gebied van taalbeleid uit te wisselen. Het zijn een soort intervisiebijeenkomsten. Het doel van het netwerk is vooral dat scholen profiteren van elkaars ervaringen en leren van elkaars fouten. Vaak vormt dit netwerk een opstapje naar deelname aan Deltaplan Taalbeleid vo.

LITERATUUR

Hofman, J., M. Jetten, E. van der Laan en J. Roorda (1995), Woordbreker, vbo/mavo. Int. publ. van Het Projectbureau voor Educatieve Producten, Rotterdam.

Kaatee-Mell, M., E. van der Laan en. J. Roorda, Woordbreker (1995), havo/vwo. Int. publ. van het Projectbureau voor Educatieve Producten, Rotterdam.

Olijkan, E. (1993), Lezen tot de tweede, vbo/mavo. Wolters Noordhoff, Groningen.

Roorda, J., M. Kaatee-Mell, E. van der Erve, N. Corver, A. van Pruissen (1995), Instrument taalbeleid voortgezet onderwijs. KPC, Den Bosch.

157

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeleid
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1995