De animatiefilm als verhaal

Jef Pepermans  ·  3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1988  ·  pagina 161 - 165

- 161 -

Jef Pepermans

DE ANIMATIEFILM ALS VERHAAL

Dummes Zeug kann man viel reden, Kann es auch schreiben,

Wird weder Leib noch Seele töten, Es wird alles beim alten bleiben. Dummes aber vors Auge gestellt Hat ein magisches Recht:

Weil es die Sinne gefesselt

Bleibt der Geist ein Knecht.

(Goethe: Zahme Xenien II)

In de menselijke samenleving zijn beelden en afbeeldingen reeds heel vroeg een rol gaan spelen. In middeleeuwse en latere kerken, kloosters en kathedralen hadden kapitelen, portieken en tympanen, glasramen, retabels, misericordia, wandtapijten en schilderijen niet alleen een decoratieve, maar eveneens een instructieve functie.

Voor de ongeletterde Catalaanse middeleeuwer vertelde het elfde-eeuwse "Tapis de la Creació" uit de kerkschat van Girona (zie afb.1) minstens evenveel als voor ons de hele betreffende bijbelpassage.

Afb.1. Het "Tapis de la Creació": een beeldverhaal avant la lettre.

 

- 162 -

Ook in onze tijd gaat de opmars van het beeld steeds maar voort. Boeken en tijdschriften worden rijkelijk voorzien van illustraties. Meer recente media als fotografie, televisie en video worden voor steeds meer mensen gemakkelijk toegankelijk. Tegelijkertijd blijft de beeldtechniek zich in een hoog tempo ontwikkelen: ik denk hierbij aan bijvoorbeeld computeranimatie, digitalisering, enzovoorts.

We kunnen werkelijk spreken van een explosie van de beeldindustrie: het aandeel van beelden in onze samenleving en de impact ervan op ons als kijkers is niet te onderschatten.

Twee bedenkinaen wil ik hierbij maken:

  1.  Er bestaat mijns inziens een niet te onderschatten asymmetrie tussen wat ik zou noemen de produktieve en de receptieve 'beeldvaardigheid'. Makers van beelden (fotografen, reclamemensen, cineasten, TV-producers enzovoorts) blijken vaak over heel wat praktische 'kennis' te beschikken aangaande de mogelijke effecten. van beelden, waarmee zij de minder gevormde, vaak naïeve kijker naar believen kunnen beïnvloeden en/of manipuleren.

  2.  De televisie is zonder twijfel één van de meest radicale 'indringers' onder de, beeldmedia. Wie het aanbod van de verschillende TV-stations bekijkt (in Antwerpen en omgeving gaat het om zo'n 18-tal zenders), stelt vast dat een groot deel van de zendtijd in beslag wordt genomen door zogenaamde 'risicoloze' programma's als bijvoorbeeld kwissen, spelprogramma's, tekenfilms, TV-series enzovoorts. Die programma's bevestigen in hoge mate de bestaande orde en ideologie; daarbij hanteren de makers ervan met het oog op populariteit en kijkdichtheid vaak een erg 'brave' en stereotype beeldtaal, die zonder twijfel vervlakkend werkt.

Hierom alleen kan men stellen dat beeldopvoeding van jonge mensen heel erg nodig is: die moet hen leren de taal van het beeld te lezen, net zoals zij teksten hebben leren lezen. 'Beeld-leesvaardigheid' bestaat erin

  •  dat leerlingen inzicht hebben in de opbouw en de compositie van het beeld (het technisch aspect),

  •  dat zij de 'boodschap' van het beeld begrijpen (het inhoudelijk aspect),

  •  dat zij beelden kwalitatief kunnen onderscheiden (het estetisch aspect),

  •  dat zij de beïnvloedingstechnieken en de aanwending ervan doorzien (het pragmatisch aspect).

De reclame (drukwerk zowel als film en videoclip) is vp dit vlak een onuitputtelijke bron voor materiaal. Het suggestieve beeld en de pakkende slogan zijn inderdaad machtige wapens die met de meest uiteenlopende bedoelingen gebruikt worden.

Beeldopvoeding: een mooi woord, maar hoe moet dat dan?

In feite blijken we niet eens zoveel te weten over de manier waarop wij beelden verwerken. Algemeen bekend zijn de 'leuke' prentjes uit de waarnemingspsychologie die de normale mechanismen van de visuele waarneming met vernuftige 'trucjes' als het ware voor de gek houden.

- 163 -

In ons alledaags kijken doen zich dezelfde 'deficiënties' voor, dat wil zeggen dat wij vaak dingen niet zien die er toch zijn, en omgekeerd.

Zo kunnen veel mensen zich vrij goed de "Schepping van Adam" voorstellen zoals Michelangelo die schilderde op het plafond van de Sixtijnse kapel, maar vrijwel niemand weet dat Eva er ook op staat. Het tafereel is zo opgebouwd dat onze ogen naar het midden en naar de linkerhelft worden getrokken, Eva bevindt zich helemaal rechts.

Ons inzicht in beeldverwerking is beperkt, omdat er in feite nog niet zoveel onderzoek naar verricht is. Weidenmann 1987 geeft daarvoor twee redenen op:

  1. het beeld is een informatiedrager met een zeer hoge complexiteit: daardoor is het moeilijk te manipuleren in experimenteel onderzoek;

  2. er bestaat een wijdverbreide naïeve opvatting als zou het beeld een 'gemakkelijk' medium zijn, waarover verder onderzoek in feite niet nodig is.

De genoemde voorbeelden betreffen stilstaande beelden; als het gaat om bewegende beelden (films en televisie) schiet onze kennis over beeldverwerking zeker tekort.

Het medium film geeft ons de illusie van beweging door de projectie van 24 beelden per seconde, telkens onderbroken door een korte 'black-out'. Wij zien dus in feite afwisselend een beeld en dan even niets (wie in de bioscoop een film van pakweg 100 minuten bekijkt, zit een klein uur in het donker). Die korte tijdspannes zonder beeld zouden ons de tijd geven om de opgenomen beelden te verwerken.

Televisiebeelden gaan iets sneller, namelijk 25 beelden per seconde. Elk van die 25 beelden is opgebouwd uit 2 halve beelden (de ene helft bestaat uit de pare, de andere helft uit de onpare lijnen). Een televisiebeeld bestaat dus in feite uit 50 halve beelden, die zonder enige onderbreking na elkaar worden getoond. Volgens sommigen zou dat continue bombardement van beelden (in de reclame-videoclip duurt één beeld nooit langer dan 3 seconden) ons waarnemings- en verwerkingsvermogen (te?) zwaar belasten.

De aantrekkingskracht van het beeld op jongeren kan ook in het onderwijs worden gebruikt om hen 'makkelijker' tot lezen (in casu kijken en lezen) te brengen,. Film is immers een moderne tekstsoort, die met zijn eigen middelen licht, kleur, klank en geluid, beeldopbouw, cameratechniek, montage enzovoorts, vaak boeiende, aangrijpende, indrukwekkende verhalen vertelt. Om die verhalen goed te lezen moet de leerling goed kunnen kijken: lees-en beeldopvoeding gaan hier samen.

Wat doet een kijker in feite? Hij construeert uit een reeks beelden die hem getoond worden een verhaal, dat wil zeggen een mentale voorstelling van personen en gebeurtenissen, waarbij hij zich bewust met één of enkele personages identificeert. Hij vult personen en karakters in, legt onderlinge relaties, construeert een handelingsverloop en plaatst dat alles in tijd en ruimte.

- 164 -

Met andere woorden hij beantwoordt de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe. De kijker brengt samenhang tussen naast elkaar geplaatste beelden en creëert zo betekenis: daarbij is hij voortdurend bezig te anticiperen op beelden en terug te koppelen naar reeds geziene beelden (cfr. voorspellend lezen: een combinatie van top-down en bottom-up processing).

Het medium video biedt een aantal mogelijkheden om in dat 'leesproces' in te grijpen. Het videobeeld is immers in hoge mat manipuleerbaar. Stilleggen van de beeldband biedt de kans om uitvoerig te anticiperen op beelden (en terug te koppelen naar d geziene beelden); herhaling van een filmsequentie of vertraagde weergave ervan leidt tot intenser kijken. Tenslotte is het ook mogelijk een sequentie over te slaan en te laten invullen op grond van wat wel gezien werd. Beeld- en klankkanaal kunnen ook gescheiden worden: dat verschaft de kijker/luisteraar inzicht in de wederzijdse complementariteit van beeld en klank (de 'semantische discrepantie').

Die technische ingrepen maken de leerling vertrouwd met de filmcode, dat wil zeggen de eigen manier van de film om bepaalde betekenisinhouden en effecten te creëren; denk hierbij bijvoorbeeld aan opeenvolging van filmsequenties, de manier waarop flashbacks, droombeelden en dergelijke worden weergegeven, enzovoorts.

De bedoelingen van dit alles liggen op drie vlakken:

  1.  leesvaardigheid: de leerling leert een moderne tekstsoort (film) lezen; hij krijgt inzicht in beeldopbouw, beeldsamenhang, montage enzovoorts,

  2. mediagedrag: 'beeld-leesvaardigheid' maakt de leerling weerbaar tegenover de massale druk van de (beeld)media in onze samenleving,

  3.  algemene taalvaardigheid: in allerlei besprekings- en verwerkingsopdrachten gebruikt de leerling taal om zijn interpretatie mondeling en/of schriftelijk te verwoorden.

P.S. Op de conferentie werd een en ander geconcretiseerd door de projectie en bespreking van de animatiefilm "Sirene" van de Belgische cineast Raoul Servais (zie bijlage).

Bibliografie:

Brandi, M.L. & B.Helmling: Arbeit mit Video am Beispiel von Spielfilmen. Goethe-Instituut, München 1985.

Lonergang, J.: Video in language teaching. Cambridge 1988.

Weidenmann, B.: Psychische Prozesse beim Verstehen von Bildern. Neubiberg, Universität der Bundeswehr Mnchen, Fakultät für Sozialwissenschaften, Institut fir Erziehungswissenschaften und Pedagogische Psychologie, 1987.

 

- 165 -

Bijlage: SIRENE (1967-1968)

Technische gegevens:

Kleurfilm (Eastmancolor), 35 mm en 16 mm Speeltijd: 9.30 minuten

Produktie, scenario en realisatie: Raoul Servais Camera en montage: Lucien Goethals

Geluidseffecten: Frans Verstreken

Decors: Norbert Deseyn

Korte inhoud:

Tegen een hardrode achtergrond wordt een angstaanjagend beeld getekend van een haven zonder mensen, waar kranen als voorhistorische dieren grijpen, vechten en opslokken.

Een eenzame visser haalt slechts visgraten op.

Aan boord van een gevangengehouden zeilschip zit een jongen fluit te spelen. Zijn muziek brengt een zeemeermin tot leven; deze blaast op haar beurt de zeilen van het schip bol, zodat de meertouwen doorknappen.

Maar de kranen grijpen in: met hun metalen klauwen halen ze de zeemeermin uit het water en laten haar neerploffen op de kade. De visser belt de hulpdiensten: rijkswacht en parket (inclusief wetsdokter en fotograaf) doen hun ambtelijk werk.

Het dode lichaam wordt opgeëist door de medische wereld en door de zoo; de rechter velt een Salomonsoordeel en hakt het lijk doormidden.

De visser wordt schuldig bevonden.

Van de zeemeermin blijft alleen het witte silhouet over, dat met krijt op de grond werd getekend.

Opnieuw klinkt het fluitspel van de jongeman; hij tekent zelf zijn schaduw naast het silhout van de zeemeermin.

Aan de hemel ontstaat een nieuw sterrebeeld: een zeilbootje. Dat daalt op aarde neer, neemt de silhouetten van de twee verliefden op en voert hen mee de lucht in.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1988