Taalkunde in de tweede fase vwo: nu echt!

Maaike Rietmeijer & Hans Hulshof  ·  20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2006  ·  pagina 177 - 180

Download artikel

7. Taalbeschouwing

Belg. Limburg)

  • deedie wel grappig die JK (jongen, 16, Overasselt Gld)

  • mijn broer is in 1 x geslaagd 21 lessen hadie nodig (...) en rijbewijs voor aanhanger deedie 3x over (jongen, 17, Heerenveen)

We zien nu dus het verschijnsel dat we op het internet geschreven bronnen van spreektaal aangeboden krijgen, alsof het Corpus Gesproken Nederlands voor niets is gemaakt...

Aan de les over die kunnen – op de juiste plaatsen – opdrachten worden verbonden over onder meer a. ontdekken en andere wetenschappelijke activiteiten, b. woordenboeken en nieuwe woorden, c. taalverwerving, d. dialecten en taalvariatie, e. de taalstandaard, f. de kofschip-verschijnselen, g. minderheidstalen, allochtone talen, streektalen, h. oudere taalfasen van het Nederlands en taalverandering, i. de kloof tussen spreek- en schrijftaal, j. nieuwe talen (zoals op internet) en taalverandering.

Ronde 2

Maaike Rietmeijer & -Hans Huishof ICLON - Universiteit Leiden

Contact: hulshof@iclon.leidenuniv.nl

Taalkunde in de tweede fase vwo: nu echt!

Komt tijd komt taalkunde!

Het schoolvak Nederlands kampt in Nederland al enige tijd met een imagoprobleem. Taalvaardigheidsonderwijs overheerst op dit moment het schoolvak Nederlands. Deze invulling biedt leerlingen niet alleen weinig inhoudelijke uitdaging, maar geeft ook geen goed beeld van wat taal is en wat een eventuele studie van het Nederlands zou kunnen inhouden. Waarom de studie van taal in het algemeen en die van Nederlands in het bijzonder van belang zou kunnen zijn, blijft voor de meeste leerlingen van het voorbereidend wetenschappelijk (!) onderwijs dan ook schimmig.

Taalkunde kan het schoolvak een meer inhoudelijke invulling geven, een belangwekkende, intellectuele en maatschappelijk gezien relevante inhoud. Inhoud die wel vrij veel aandacht krijgt in de media – van Poldernederlands en taalverloedering tot semantische primitieven en het nut van er. Het kweken van begrip voor wetenschappelijk onderzoek en het voorkomen van vooroordelen over taal(gebruikers) als gevolg van oppervlakkige observaties zijn argumenten voor de invoering van taalkunde.

In de afgelopen vijftien jaar hebben twee ministeriële adviescommissies gepleit voor taalkunde in het examen. Zo adviseerde de commissie-Braet in 1991 al om taalkunde

177

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

als experiment op te nemen, en in 1995 stelde de commissie-Ten Brinke zelfs voor om taalkunde als landelingsdeel' in het examen op te nemen. Maar de toenmalige staatssecretaris Netelenbos wees dit voorstel radicaal af, juist voor de start van de tweede fase met het 'studiehuis' als pedagogisch-didactisch concept. In het kader van meer autonomie voor de scholen en de vaksecties heeft het ministerie van OCW besloten de scholen met ingang van 2007 meer keuzeruimte te geven in de schoolexamenstof. Onderzoekers werden daarom in 2004 gevraagd materiaal te ontwikkelen om docenten Nederlands vertrouwd te maken met de taalkundige stof. Nijmegen, Groningen en Leiden gingen aan de gang. Het resultaat: materiaal op internet, losbladige modulen in een map en een heus schoolboek. Dat laatste is Taalkunde voor de tweede fase van het vwo, aan de Universiteit Leiden ontwikkeld door Hans Huishof, Maaike Rietmeijer en Arie Verhagen en uitgegeven door Amsterdam University Press.

Dit boek verschilt qua inhoud en doelstelling van de in Nederland gangbare leergangen voor Nederlands. De inhoud is namelijk uitsluitend gericht op taalkundige onderwerpen, die op een wetenschappelijke manier worden behandeld. Taalkunde wordt als autonoom vak aangeboden; de inhoud is niet bedoeld als taalvaardigheidsonderwijs. Moderne methoden voor vakken als biologie, natuurkunde en scheikunde hebben tot voorbeeld gediend; vakken die 'moeilijk' mogen zijn. Mag het schoolvak Nederlands

dat niet?

Doelstelling en inhoud

De methode heeft twee componenten: (1) het aanbrengen van systematische kennis over taal en taalverschijnselen via redactionele teksten van de samenstellers en bronteksten; (2) het verwerken van de leerstof via vragen bij de taalkundige teksten en het uitwerken van onderzoeksopdrachten.

De doelstelling van het boek Me leerling bezit kennis over taal en taalverschijnselen') stelt dus niet vaardigheid maar kennis centraal. Doordat de leerdoelen en de te leren termen (kernconcepten) bij elk hoofdstuk expliciet zijn aangegeven, kan de leerling zelf nagaan of de doelen zijn bereikt.

De behandelde grote onderwerpen uit de hedendaagse taalkunde zijn de volgende:

1. Taal en communicatie.

  1. Kenmerken van menselijke taal en verschillen tussen mensentaal en communicatie bij dieren. Signaal, productiviteit, culturele transmissie, dubbele articulatie.

  2. Voorbeeld van een vraag: Leg uit hoe de bijendans wel gearticuleerd is, maar niet dubbel gearticuleerd.

  3. Onderzoeksopdrachten over (communicatie met en van) huisdieren en gebarentaal.

2. Taalvariatie.

  1. Bestaande taalverschillen binnen een taalgemeenschap en oorzaken van taalverschillen. Dialect, ABN, Poldernederlands, jongerentaal.

  2. Voorbeeld van een vraag: Op welke manier beïnvloeden 'sporttaal' en popmuzikantentaal jongerentaal? Geef van allebei een voorbeeld.

178

7. Taalbeschouwing

  1. Onderzoeksopdrachten over Poldernederlands en specifieke kenmerken van een taalvarïëteit.

3. Taalverwerving.

  1. Hoe leer je je (moeder)taal? Drie theorieën die zich bezighouden met het probleem van de eerste taalverwerving (Skinner, Chomsky en Tomasello), de perioden van taalverwerving met bijbehorende kenmerken en tweetaligheid.

  2. Voorbeeld van een vraag: Leg in eigen woorden uit wat de twee voornaamste bezwaren van Tomasello tegen de theorie van Chomsky zijn.

  3. Onderzoeksopdrachten over de kritische periode en kindertaal.

4. Taalverandering.

  1. De verschillende manieren waarop een taal kan veranderen, de oorzaken van taalverandering, het onderzoek naar taalverandering. Klankverandering, de Gooise R, zinsverandering, betekenisverandering, culturele identiteit.

  2. Voorbeeld van een vraag: Wat is een syntactische verandering en waarom is een verandering van de negatie een syntactische verandering?

  3. Onderzoeksopdrachten over u en jij en sterke werkwoorden die steeds meer zwak vervoegd worden.

5. Pragmatiek.

  1. De regels volgens dewelke communicatie verloopt en hoe taalgebruikers elkaars bedoelingen kunnen begrijpen. De sociale rol van taal, taal is samenwerken, beleefd taalgebruik, conversatieprincipes, beurtwisseling.

  2. Voorbeeld van een vraag: Hoe zou je, in het licht van de regels van het beurtwisselingssysteem, in de rede vallen kunnen opvatten?

  3. Onderzoeksopdrachten over beleefdheid en mannentaal/vrouwentaal.

6. Semantiek.

  1. Welke betekenis verschillende soorten taalelementen kunnen hebben en hoe betekenissen zich tot elkaar verhouden. De invloed van taal en cultuur op elkaar en de manier waarop sprekers de betekenis van taal opslaan en verwerken. Prototypetheorie, de semantiek van zelfstandige naamwoorden, referentiekader, deixis, zinsontkenning, semantiek van zinnen en zinsdelen, linguïstische relativiteitstheorie, semantische primitieven, (mentaal) lexicon.

  2. Voorbeeld van een vraag: Om ruimtelijke verhoudingen te beschrijven combineert het Nederlands het relatieve systeem met het intrinsieke systeem. Geef van beide systemen een eigen voorbeeld.

  3. Onderzoeksopdrachten over prototypes en ruimtelijk oriënteren (experiment van Levinson).

7. Grammatica.

  1. Belangrijke principes van woordvorming en zinsbouw. Morfologie, syntaxis, volgorderegels, recursiviteit, boomstructuur, beknopte bijzin, bepaling van gesteldheid, hun als onderwerp.

  2. Voorbeeld van een vraag: Welke woordsoort is verplicht in een NP en welke woordsoort is optioneel in een NP?

1 79

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

c. Onderzoeksopdrachten over het er-gebruik, morfologie en syntaxis (constructies).

Taalkundige concepten

De termenlijst in het boek omvat zo'n 145 taalkundige termen en loopt van `Aangeboren taalvermogen' tot en met `Zinsontkenning'. Op dit moment ligt zoals gezegd het accent in het onderwijs Nederlands op vaardigheden, zonder duidelijke lijnen naar concepten en/of reflectie. En dat terwijl de taalkundige concepten toch de kern van het taalonderwijs moeten vormen. De concepten kunnen toepassingsgericht (instrumenteel) de basis vormen voor vaardigheden als schrijven, argumenteren en woordenschatuitbreiding. Maar ze kunnen ook reflectiegericht benaderd worden met vragen als 'hoe werkt het?' `wat voor visies zijn er?' 'hoe kom ik er meer over te weten?' We komen dan terecht bij de deelgebieden van de taalwetenschap, met bijbehorende wijze van denken om te beschrijven en te verklaren.

In het leerplan

De integratie van een `vak(onderdeel) apart' in het onderwijs Nederlands. Hoe doe je dat?

De beschikbare vrije ruimte voor de tweede fase van het vwo is 48 uur, ofwel 10% van de totale studielast voor Nederlands. Er zou dus in principe zo'n 7 uur per hoofdstuk beschikbaar zijn. Als de hele methode wordt doorgewerkt betekent dat 28 uur in de vierde klas (de eerste vier hoofdstukken) en 21 uur in de vijfde en/of zesde klas (de laatste drie hoofdstukken). Maar gecombineerd met schrijf- en spreekvaardigheid is veel meer tijd aan de onderwerpen te besteden, bijvoorbeeld via het profielwerkstuk. Het schoolexamen Taalkunde kan in aansluiting op de behandelde stof ingericht worden.

Op scholen die werken met de leergangen Taallijnen, Taaldomein of Taalpunt.NL in de onderbouw, kan vrij eenvoudig aansluiting worden gevonden. In de genoemde leergangen worden verschillende taalkundige onderwerpen op een inleidende manier aan de orde gesteld in terugkomende onderdelen als Taalonderzoek', 'Kijk op taal' en `Taal over taal'. Zo is het mogelijk een leerlijn voor taalkunde op te bouwen waarmee enkele scholen in Nederland reeds een begin gemaakt hebben.

Aangezien in Vlaanderen taalkunde reeds lang een vast onderdeel vormt van het leerplan, is de discussie relevant over de vraag hoe ook in Nederland taalkunde-onderwerpen op aantrekkelijke wijze zijn in te passen binnen de lespraktijk. Nederland(s) lijkt er nu rijp voor.

180

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006