Exemplarisch werken met oude teksten, ‘Jan van Beverley’

Mark Van Bavel  ·  9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1995  ·  pagina 9 - 18

EXEMPLARISCH WERKEN MET OUDE TEKSTEN, `JAN VAN BEVERLEY'

Mark Van Bavel

Wie wil werken met oudere teksten in de klas, stoot op de afstand van de leerlingen tot de thematiek en de taalbarrière. Die afstand kan overbrugd worden door een stap te zetten in de richting van de leerlingen. Daarbij kunnen actualiseringen van soortgelijke verhalen en verfilmingen ervan dienstbaar zijn, om naar het thema, de personages en de vormgeving van de oude tekst te gaan. Wij illustreren dat met een didactiek rond 'Jan van Beverley' . Het model dat we daarbij hanteren danken we aan Armand Van Assche (1992).

  1.    WAAROM WERKEN MET OUDE TEKSTEN?

Wij geloven dat oude teksten ons veel kunnen leren over onze maatschappij en over onszelf. Zoals Freddy De Schutter al zei: "Als men de wereld, als men zichzelf, het leven wil leren kennen, dan kijkt men best niet naar de wereld, dan kijkt men best achterom hoe de mens van toen omging met de wereld".

  1.    TEKSTKEUZE EN METHODE: EXEMPLARISCH WERKEN

Je kan met oude teksten werken in een lineair literair-historische benadering. Het leerplan VVKSO schrijft het echter niet voor. Wij denken trouwens dat dit niet hoeft om leerlingen literair-historisch inzicht bij te brengen. Wij pleiten voor een eerder thematische aanpak. Wij nemen één tekst, waarin de kenmerken van een bepaalde periode duidelijk af te lezen zijn. Wij plaatsen die tekst centraal en omkaderen hem met thematisch en structureel verwante teksten en kunstuitingen van toen en nu. Deze manier van werken heet 'exemplarisch werken' . Wij kiezen voor het wat minder gekende volksboek Jan van Beverley, een laat-middeleeuws volksboek, een typische vertegenwoordiger van zijn tijd (B oekenoogen 1903).

9

Het Schoolvak Nederlands

Na een instap waarin we de leerlingen in contact brengen met de thematiek van de tekst en zijn cultuur-historische context, lezen we met de leerlingen een paar fragmenten in de originele of in een hertaalde versie. Liever lazen we de tekst integraal: hij is een 1100 verzen lang. Dat moet dan wel in de originele versie; er bestaat namelijk geen volledige hertaling van. Daarna toetsen we de tekst aan verwante teksten van toen en aan de doorwerking van de tekst in een 'recent' verhaal, namelijk een verhaal van Tolstoj, en aan een film van de Taviani's. In dit materiaal gaat het om hetzelfde verhaal met telkens andere trekjes. Varianten, die mogelijk teruggaan op dezelfde oorspronkelijke tekst die op verschillende plekken anders werd verteld, mogelijk ingekleurd door plaatselijke toestanden en gewoonten (Verbij Schillings 1993).

2.2   Blauwdruk van het verhaal

Jan van Beverley lijkt gebaseerd op een vroeg-middeleeuwse legende, waarschijnlijk uit het Vaderboek. De Vooys (p.181) leidt het verhaal in zijn bundel als volgt in:

Van Oostrom (p.78) gaat een stap verder: zijn heremijt wordt gestraft om zijn hoogmoed...

2.3   Thematiek

Deze tekst, en vele laat-middeleeuwse met hem, draait rond het spel van onschuld, bekoring, zonde, schuldbesef, genade, berouw, biecht, boete, penitentie-vergeving. Uit die duivelse kringloop geraakt de zondaar door bemiddeling van een derde. Vaak is dat een vroom iemand; meestal Maria, de Middelares. Daar krijgt de zondaar de genade om te biechten. Als de zonde te zwaar is, trekt de zondaar-boeteling naar de paus. Zo krijgt hij, in de lijn van de rooms-katholieke traditie, een tweede kans in de biecht en na zijn dood, in het vagevuur.

10

Exemplarisch werken met oude teksten, 'Jan van Beverly'

In ons Volksboek wordt dat: Jan van Beverley wordt, nadat hij zich als heremijt uit de wereld heeft teruggetrokken in volledige ascese, verleid door de duivel in de gedaante van een engel. Hij begaat een drie-voudige zonde. Onmiddellijk krijgt hij berouw. Hij gaat naar Rome. De paus legt hem een penitentie op. Na zeven jaar wordt zijn ziel miraculeus gered.

   2.4   Historische achtergrond van Jan van Beverley (640-721)

De historische figuur Jan van Beverley leefde omstreeks 700. Zijn geschiedenis is beschreven door Beda Venerabilis. Hij werd geboren in een welvarende familie in de buurt van Driffield, Yorkshire, in 640. Opgeleid in Canterbury en Whitby, werd hij bisschop in de vroeg-Angelsaksische kerk; eerst in. Hexham, later in York. Hij trok zich in 718 terug in zijn eigen klooster in de bossen van Zuid-Oost Deira. Hij stierf in 721. Zijn heiligheid was algemeen bekend. Hij bewerkte menig mirakel. Het bekendste was dat van een stomme knaap in Hexham. Tot op de dag van vandaag is hij dan ook de patroonheilige van de doven en stommen. Hij ligt begraven in St.-Jan in Beverley, een stadje in de buurt van York. In 1037 werd hij heilig verklaard als St. Jan van Beverley.

   2.5   Het volksboek Jan van Beverley: titel, drukker, vorm en structuur

Dit es die historie ende leven vanden heilyghen Heremijt Sint Jan van Beverley Die sijnder suster vercrachte ende vermoerde doer ingheven des viants. Also u die Historie verclaren sal. - Naer den Brusselschen Druk van Thomas Van der Noot uit het begin der XVIde eeuw (1514) en den Antwerpschen druk van Jacob van Liesvelt (1543).

Het gaat om een verhaal in proza, afgewisseld met dialogen in verzen. Soms komen er ook in de verhalende proza-gedeelten `dialogen' voor in de directe rede. Het verhaal is ingedeeld in een aantal sequensen, die met houtsneden versierd worden ter lering van de lezer. Dat is de geijkte vorm van de volksboeken. 'Volksboek' verwijst hier niet alleen naar een genre, maar ook naar de tijd waarin die boeken gedrukt werden. Het gaat om post-incunabels (Debaene 1951).

Met dit genre en deze tijdsaanduiding zitten we meteen in de historische, mentaal en ethisch-religieuze achtergrond van de late middeleeuwen. We lezen Jan van Beverley dus als een tekst die

11

Het Schoolvak Nederlands

exemplarisch staat voor andere teksten van die tijd: een knooppunt van ideeën, mentaliteiten en thema's; een vertegenwoordiger van de contemporaine geschiedenis, kunst en cultuur; in een laat-middeleeuwse 'Europese context' .

  1.    DIDACTIEK

Het zal niet verbazen dat deze aanpak niet meteen spoort met de beginsituatie van onze leerlingen. Willen we hen deze inhoud aanbieden, dan zullen we moeten zoeken naar een aangepaste didactiek. Dat is dansen op de slappe koord. Immers, "De meester mag enkel didactisch-methodisch dalen, niet inhoudelijk. De leerling moet (immers) klimmen." (H. Bekkering op HSN, 19.11.93). Daar moet dus een methode bij die de inhoud respecteert en die de leerlingen durft te gaan halen waar zij zitten, in 'het nu' ; hen meeneemt naar 'toen' en hen verrijkt terugbrengt naar nú.

  1.    LESVERLOOP IN DRIE FASEN (VAN ASSCHE 1992)

4.1   De perceptieve fase, de beleving van de leerlingen

De leerlingen vertrekken vanuit een directe verstaanswijze van de nieuwe tekst: hun actuele beleving en verwachtingshorizon. In deze fase halen de leerlingen de tekst naar zich toe, of niet. Als lezers verwonderen zij zich over de inhoud en de thematiek van de tekst en zetten zij die verwondering in vragen om. Dat is de gunstige situatie. Helaas komt het in deze fase vaak voor dat leerlingen de nieuwe tekst afwijzen, omdat de drempel tot de tekst te hoog ligt. In beide gevallen kan deze fase niet zonder voorbereiding: de leraar activeert de voorkennis van de leerlingen. Hierbij stoot hij op de dubbele afstand van de leerlingen: tegenover de tekst (talige barrière) en de thematiek (mentale barrière). Beide barrières rechtvaardigen een instap naar de tekst en de thematiek; in bepaalde gevallen is die instap zelfs noodzakelijk en gaat de `mentale' instap vooraf aan de instap naar de tekst.

Van Jan van Beverley bestaat overigens geen moderne hertaling; om de taalbarrière op te lossen, zullen we bepaalde gedeelten (of de hele tekst - een 560 verzen, afgewisseld met een kleine 400 prozaregels) zelf moeten omzetten. Een alternatieve oplossing kan erin bestaan dat we het verhaal vertellen aan de hand van de acht houtsneden van de tekst.

12

Exemplarisch werken met oude teksten, `Jan van Beverly'

Het lijkt ons verder belangrijk de leerlingen in deze aanpak leer-actief te betrekken om de stap naar `toén' te zetten. We laten hen daarom vooraf informatie verzamelen uit kranten en tijdschriften over herdenkingen van historische gebeurtenissen en herdenkingen van het geboorte- of sterfjaar van historische figuren. Dan komt er namelijk een stroom van publicaties op gang; soms gekoppeld aan tentoonstellingen. Zo liep er in Uden/St.-Truiden in de zomer en herfst van 1995 de Antonius-tentoonstelling, naar aanleiding van 800 jaar Antonius van Padua. Soms zijn er thematische tentoonstellingen, zoals `Duivelsbeelden' in 1994 in Utrecht; eveneens in 1994 vond 'Hooglied' plaats, een tentoonstelling in Brussel over de Beeldwereld van religieuze vrouwen (recente catalogi en publicaties naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstellingen: Rooijakkers 1994, Vandenbroeck 1994, Van Liebergen en Prins 1995).

We laten hen vertellen over hun lees- en kijkervaringen met jeugdboeken, historische films, toneelstukken (Theater Adhoc, De verzoeking van de heilige Antonius, naar de gelijknamige roman van Flaubert, theaterfestival Boulevard 's-Hertogenbosch, zomer 1995) en strips over de middeleeuwen. We laten hen vertellen over hun ervaringen met verhalen over heksen, duivels, magie en het occulte. In 1994 was er de tentoonstelling in Utrecht en in Keulen liep de tentoontstelling over hemel, hel en vagevuur (Rooijakkers 1994, Jezler 1994). We laten hen vertellen over hun ervaringen met 'verzoekingen'; over schuldbesef, zonde en bijhorende straf en boete; en we toetsen dat aan interviews in weekbladen, bijvoorbeeld de reeks over de hoofdzonden in het weekblad Humo (nummer 2849, 13.04.95) en nog onlangs de reportage in Knack over de biecht (12-18.04.95). We laten hen vertellen over hun ervaringen met tekstverwerking, grafische programma's en lay-out en wij leggen een verband met boekdrukkunst, boekverluchting van nú en toen (miniaturen, getijdenboeken, houtsneden in volksboeken). Op de tentoonstelling Tover van de middeleeuwen te Leuven was er een audiovisuele ruimte 'Miniaturen op schijf', zodat de bezoeker 'verder in de boeken kon bladeren dankzij moderne technieken' ; leerlingen konden interactief werken met de voorstelling, de randversieringen en de tekst van de miniaturen.

Dit zijn maar enkele voorbeelden. Men kan er natuurlijk legio andere bedenken. Belangrijk is in elk geval dat we op deze manier uitgaan van de ervaringswereld van onze leerlingen en die door vergelijking dichter brengen bij de middeleeuwse wereld en zo dichter bij de inhoud en de thematiek van de tekst.

13

Het Schoolvak Nederlands

4.2   De interpretatie-fase

In een tweede fase dient de opgebouwde ervaring met de tekst als achtergrond voor de historische interpretatie. Hierbij komen het anders zijn van de tekst en van het tijdskader op de voorgrond. We roepen tekst en context van de oudere tekst op. Hier onder meer de woestijnvaders, de historische John of Beverley, Geert Grote en de Moderne Devotie, Thomas à Kempis en de 'Imitatio'. Uit de tekst lezen we het anders zijn van de inhoud, om de thematiek en de vorm van het boek toe te lichten: we kiezen één of meer fragmenten uit het boek: de eerste scène (contemptus mundi), de verzoeking door de duivel, de drievoudige zonde (dronkenschap, verkrachting, moord), de biecht bij de paus, de jachttafereeltjes, ...; vervolgens analyseren we de tekst inhoudelijk, thematisch en structureel en we vergelijken 'Jan van Beverley' met teksten van toen:

  •  exempelen (cf. de tekst van De Vooys en Van Oostrom);

  •  volksboeken (cf. structurele vergelijking met Mariken van Nieumeghen);

  •  teksten met een gelijkende thematiek (cf. Mariken, 'Heer Daneelken' ...).

Zo belanden we bij verhalen over duivelrijen, Mariadevotie, genade, biecht en boete, heiligenverering, mirakels, bedevaarten, processies.

We onderbouwen deze verhalen met secundaire teksten, onder meer uit Hogenelst en Van Oostrom (1995), Warnar (1993) en Le Goff (1981); die we als essays in de klas kunnen lezen om het mentale tijdskader van toen te verhelderen.

Dat mentale tijdskader van toen illustreren we verder met een interartistieke aanpak; zo vergelijken we het tijdskader van toen met dat van nu: de thematiek van het boek illustreren en vergelijken we `pictografisch' met transparanten van Bosch 'De hoofdzonden', 'De Bekoring van de H. Antonius' en met Sacramentsaltaar' van Van der Weyden. Deze beelden versterken en illustreren wat onze leerlingen in de teksten lezen over de duivel, de zeven hoofdzonden, de ketting schuld-schuldbesef-genadebiecht-boete. Zo verhelderen we niet alleen de thematiek, maar wijzen we onze leerlingen meteen op het allegorische karakter van beelden van toen in contrast met heel wat 'vlakke' beelden van nu.

14

Exemplarisch werken met oude teksten, 'Jan van Beverly'

   4.3   De receptie van de tekst

We versmelten de historische horizon met de hedendaagse door een inhoudelijke en een structureel-thematische vergelijking van het oude verhaal met een 'hedendaagse' tekst/versie: 'Vader Sergius' van Tolstoj, en een recente verfilming ervan door de Taviani's   sole anche di notte'. (Zie ook de bijlage.)

We hebben tot dusver getracht de actualisering van het verhaal en de historisering te verzoenen toen we het verwachtingspatroon, de eerste ervaring met de tekst van onze leerlingen hebben aangevuld met historische informatie. Dat moet leiden tot inzicht in en ervaring met wat in de oude tekst gelijkt op onze ervaring (het tijdloze aspect) en met wat ervan verschilt (het tijdelijke aspect). In die actualisering van de ervaring kunnen we de doorwerking van de tekst naar nu betrekken:

  1. de tekst wordt kennelijk niet meer geïnterpreteerd en besproken; dat wijst erop dat we niet te maken hebben met een canon-tekst (R.T. Segers stelde op HSN-7 dat van canonteksten een sterke exegese bestaat en dat er de dag van vandaag nog over gepubliceerd wordt);

  2. er is nog wel interesse voor de thematiek en de motieven van het verhaal in andere kunsten: het zojuist genoemde verhaal van Tolstoj en de film van de gebroeders Taviani. Die gaan wel niet helemaal terug op Jan van Beverley, maar vertonen een vrij grote verwantschap. Zij zijn zeker geïnspireerd door gemeenschappelijke oude verhalenstof, waarschijnlijk door het 'oerbeeld' van de heremijt, zoals Athanasius dat beschrijft in 'Het leven van de H. Antonius' (Bartelink 1993. Met de verhalen van de woestijnvaders raken we volgens Bartelink de wortels van de Europese cultuur). Dat oerbeeld leeft verder in de stof van het `Vaderboek' (zie De Vooys en Van Oostrom). Vermengd met de stof van de 'historische' Jan van Beverley bij Bede, lijkt dat te resulteren in 'ons' verhaal. Misschien is het verhaal van Tolstoj beïnvloed door een variant van het exempel, bijvoorbeeld door de Franse versie, het mysteriespel 'Le Miracle de Saint-Jean le Paulu' (d.i. de behaarde) of de Italiaanse `La Storia di Giovanni Boccadoro' (Boekenoogen 1903 en Debaene 1977).

   4.4   Europeaniseren

Een andere manier om die doorwerking te volgen is ze ruimtelijk te situeren. Allerlei primaire en secundaire teksten, schilderijen,

15

Het Schoolvak Nederlands

beeldhouwwerken, bouwwerken enzovoort, leren ons dat de late middeleeuwen in tegenstelling tot de gangbare opinie een grote Europese eenheid vertoonden:

in de thematiek, die kennelijk teruggaat op verhalen van de woestijnvaders;

  •  in Franse en Italiaanse (en Russische?) versies van analoge verhalen;

  •  in tractaten over ascese, mystiek en moderne devotie; in de exempelen (het vaderboek, oosterse invloeden, apocriefe evangeliën);

in de vormgeving van boeken (getijdenboeken, miniaturen, volksboeken), in het pictografische wereldbeeld;

in het geloof aan mirakels en tegelijkertijd aan het occulte;

  •  in het pictografische tijdsbeeld, (schilderijen, miniaturen).

  1.    LEESHOUDINGEN

In onze drie fasen hebben we telkens de ervaringswereld van onze leerlingen een belangrijke plaats toegekend. Zo proberen we historisch-literair inzicht bij te brengen. Oude teksten leren leerlingen het historische van ervaringen inzien: niet wat tijdloos is wordt beklemtoond, wel wat bijzonder en anders is voor ons di. - De leeshoudingen die daar het best bij passen zijn een tekstervarend-invoelende naast een tekstbestuderend-afstandelijke: het tijdloze en het tijdelijke maken immers deel uit van de historische ervaring.

  1.    CONCLUSIE

Wij hebben geprobeerd aan te tonen hoe je met oude teksten in de klas kunt werken, zonder daarbij te moeten inleveren op de inhoud van het aanbod. De enige concessie die je moet willen doen is een didactisch-pedagogische: ga je leerling halen waar hij zit (het nu), neem hem mee naar waar hij nog niet geweest is (het `toen') en verleg op die manier zijn grenzen.

LITERATUUR

Assche, Armand van (1992), 'Over de sprong in het verleden en de magneet van het heden, de nood aan literatuurgeschiedenis op school?' in H. van Gorp en D. de Geest, Even boven het evenwicht, ACCO, Leuven.

16

Exemplarisch werken met oude teksten, `Jan van Beverly'

Bartelink, G.J.M. (1993), De bloeiende woestijn, De wereld van het vroege monachisme, Ambo, Baarn.

Boekenoogen, J.G. (1903), Dit es die historie ende leven vanden heylighen Heremijt Sint Jan van Beverley..., E.J Brill, Leiden. Debaene, L. (1951), Volksboeken, Antwerpen.

Hogenelst, Dini en Frits van Oostrom (1995), Handgeschreven wereld, Prometheus, Amsterdam.

Jezler, Peter (1994), Himmel, Hölle, Fegefeuer, Das Jenseits im Mittelalter, Wilhelm Fink Verlag, Mnchen.

Le Goff, J. (1981), La naissance du purgatoire, folio, histoire, Gallimard, Paris.

Liebergen, Léon van en Wouter Prins (red.) (1995), Antonius, 'de

kleine en de grote', Museum voor Religieuze Kunst, Uden.
Mertens, Th. (red.) (1993), Boeken voor de eeuwigheid, Promet-

heus, Amsterdam.

Oostrom, F.P. van (1985), Voorbeeldig vertellen, Amsterdam, Querido. Griffioen.

Rooij akkers, Gerard, (red.) (1994), Duivelsbeelden. Een cultuur-

historische speurtocht door de Lage Landen, Ambo, Baarn. Taviani, Paolo en Vittorio (1990), Il sole anche di notte, film. Tolstoj, Lev (1974), Vader Sergius, 3e dr., Contact, Amsterdam. Vandenbroeck, Paul (red.) (1994), Catalogus bij: Hooglied, De

beeldwereld van Religieuze Vrouwen in de. Zuidelijke Neder-

landen vanaf de 13de eeuw, Paleis voor schone kunsten Brus-

sel, Snoeck-Ducajou, Brussel.

Venerable Bede (1977), A history of the English Church and people, Penguin.

Verbij-Schillings, J.M.C. (1993), 'Woord en wederwoord - Over

functionele vormgeving van exempelen'. In: Mertens. Vooys, C.G.N. de (1926), Middelnederlandse Legenden en

Exempelen, Groningen; Wolters.

Warnar, Geert (1993), In: Mertens (1993).

BIJLAGE

Het verhaal Vader Sergius (1911) van Tolstoj lijkt sterk op Jan van Beverley. Ook hier handelt het over een veelbelovende jonge man (dit keer aan het hof van Tsaar Nicholas I (1840) in St.-Petersburg) die zich terugtrekt uit de wereld en kluizenaar wordt.

De film 'Il sole anche di notte' is gebaseerd op dit verhaal. Hij verschilt enigszins in tijdskader en milieu: begin achttiende eeuw aan het hof van Koning Karel III van Napels. Er zijn nog andere

17

Het Schoolvak Nederlands

verschillen, maar die kunnen bij een vergelijking tussen film en verhaal duidelijk worden.

Suggesties voor verwerking:

De toetsing van het verhaal en de film aan de tekst van Jan van Beverley, wordt het best uitgewerkt door vergelijking. We geven daartoe een paar vraagjes. Dat komt wat schools over, maar het is erg gericht:

  1. Het is interessant na te gaan welke afkomst de drie helden gemeenschappelijk hebben. Ook welke motivering ze hebben om zich uit de wereld terug te trekken. Hebben ze niet alle drie met een vorm van hoogmoed te maken? In hoeverre heeft het middeleeuwse verhaal nog een extra dimensie?

  2. De drie verhalen lopen ook parallel in het kluizenaarsbestaan en het gevecht dat de helden moeten leveren tegen zichzelf, onder meer door hoogmoed en vleselijke bekoring.

  3. De drie verhalen lopen ook parallel in de verleidingsscène: ga eens na welke 'verschijningsvorm' de duivel aanneemt en tot welke zonden hij aanzet.

  4. In de drie verhalen komt na de zondeval het moment van berouw en boete. Vergelijk ze. Tot wie gaan de boetelingen. Is er sprake van biecht bij Sergius? Welke 'loutering' ondergaan ze? In welke zin verschilt de middeleeuwse tekst van de hedendaagse?

  5. In de drie verhalen (en in de biografie van Jan van Beverley) komen mirakels voor, o.m. mirakels met doofstommen (Jan van Beverley, Vader Sergius en de verfilming): vergelijk ze even. Opmerkelijk is dat de filmversie op dit punt dicht bij het mirakel staat dat Venerable Bede beschrijft. Bij Tolstoï heeft het 'mirakel van het spreken' een heel aparte inkleuring, cf. de ontmoeting van Sergius met een gezelschap dat Frans spreekt omdat men aanneemt dat de bedelaars dat niet verstaan.

18

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleermateriaal
audiovisueel
papier
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

9de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1995