De mythe van de leesbevorderaar. In hoeverre bepaalt het enthousiasme van de leerkracht de aanpak van leesbevordering in het basisonderwijs?

Marlon Ruwette  ·  27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2013  ·  pagina 191 - 193

Download artikel

6. Literatuur

taan de transfer naar andere contexten: “Je kunt de tablets ook in de biologieles gebruiken”, “Google Lit Trip kan toch makkelijk in de aardrijkskundeles worden aangewend”, of “Waarom geen role playing game laten spelen tijdens de lessen Frans of Engels?”

Meer weten? Op www.ingebeeld.be vindt u een globale projectfilm (ca. 15 minuten), aangevuld met kortere filmpjes over elk van de vier tools, inclusief lesverloop en lesmateriaal. Ingebeeld.beis een project van Canon Cultuurcel (Vlaamse Ministerie van Onderwijs).

‘Leesplezier en e-hype’ is een project van Mathea Simons, Magda Mommaerts, David Caelen en Jan T’Sas, m. m. v. de studenten lerarenopleiding van Artesis-Plantijn hogeschool en Universiteit Antwerpen.

Ronde 2

Marlon Ruwette

Hogeschool Rotterdam Contact: m.l.ruwette@hr.nl

De mythe van de leesbevorderaar. In hoeverre bepaalt het enthousiasme van de leerkracht de aanpak van leesbevordering in het basisonderwijs?

  1. Introductie

In het kader van het landelijk onderzoek ‘Zicht op Leesbevordering’ wordt door de Hogeschool Rotterdam kwantitatief onderzoek gedaan naar de effecten van leesbevorderende activiteiten in de klas op leesgedrag en leesvaardigheid van leerlingen in de twee hoogste leerjaren van het basisonderwijs. Voor dit longitudinale onderzoek is een peiling onder basisschoolleerkrachten van groep 7 en 8 gedaan (in Vlaanderen: het vijfde en zesde leerjaar). In deze parallelsessie worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd.

  1. Aanleiding

Goed kunnen lezen is van wezenlijk belang om goed te kunnen functioneren in de hedendaagse informatiemaatschappij. Het taalvaardigheidsniveau dat nu wordt gevraagd bij het uitoefenen van een beroep of het volgen van onderwijs, is hoger dan

6

191

ZEVENENTWINTIGSTE CONFERENTIE ONDERWIJS NEDERLANDS

vroeger. Het dagelijks werk bestaat voor een steeds groter deel uit het selecteren, interpreteren en evalueren van informatie; taken die door lezen geoefend kunnen worden, zowel op school als in de vrije tijd (Raukema, Schram & Stalpers 2002). Het leesniveau van een leerling is dan ook cruciaal. Er is echter nog steeds een aanzienlijke groep leerlingen die de basisschool verlaat met een leesachterstand van meer dan twee jaar (Inspectie van het Onderwijs 2007). Daarbij komt dat Nederlandse leerlingen relatief weinig lezen (Mullis e.a. 2007) en bovendien ook laag scoren op het gebied van leesplezier (Mullis e.a. 2012).

Hoe kunnen leerkrachten lezen in de klas aantrekkelijker maken, opdat leerlingen ook thuis vaker een boek of een tijdschrift zouden pakken? Dat lukt niet louter door lees- vaardigheidsonderwijs op school. Het stimuleren van plezier in lezen wordt dan ook niet voor niets als een belangrijk onderdeel van leesbevordering op school gezien (van Schooten 2005).

Leerkrachten in het basisonderwijs hebben een aanbodverplichting als het gaat om het uitvoeren van leesbevorderende activiteiten. Dat is vastgelegd in de kerndoelen. Zo is het hun taak om leerlingen kennis te laten maken met verschillende genres, schrijvers en tekstsoorten en daarnaast om bij leerlingen het plezier in lezen te stimuleren. Leerkrachten moeten hiervoor de leesvoorkeuren van hun leerlingen kennen en een breed aanbod van fictionele en non-fictionele teksten realiseren. De vraag is, doen ze dat? En zo ja, hoe?

  1. Op zoek naar de ‘excellente’ leesbevorderaar

Tijdens deze sessie zullen we de meest opvallende zaken in de eerste peiling bespreken. Hoe nuttig, plezierig, noodzakelijk of moeilijk vinden leerkrachten het om tijd en ruimte te maken voor leesbevordering? Is het zo dat een leerkracht die het zelf leuk vindt om voor te lezen dat ook vaker doet dan een leerkracht die dat niet vindt? Biedt een leerkracht die het belang van lezen onderstreept meer verschillende soorten boeken aan in de klas dan een leerkracht die dat minder belangrijk acht?

  1. Tot slot

Het doel van de hier gerapporteerde peiling is om te bepalen welke houdingen van leerkrachten leiden tot meer leesbevordering in de klas. Door het ontrafelen van de mythe van die ene enthousiaste leerkracht van wie leesbevordering afhankelijk is, kunnen we hopelijk handvatten bieden aan basisscholen en leerkrachten om meer leerwinst te halen uit hun bezigheden ten aanzien van het stimuleren van lezen.

192

6. Literatuur

Referenties

Inspectie van het Onderwijs (2007). De staat van het onderwijs. Onderwijsverslag 2005/2006. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Mullis, I, M. Martin, P. Foy & K. Drucker (2012). PIRLS 2011 international results in reading. Chestnut Hill, MA: TIMSS & PIRLS International Study Center, Boston College.

Mullis, I., M. Martin, A. Kennedy & P. Foy (2007). PIRLS 2006 international report:

IEA’s Progress in International Reading Literacy Study in primary schools in 40 coun-

tries. Chestnut Hill, MA: TIMSS & PIRLS International Study Center, Boston

College.

Raukema, A.M., D. Schram & C. Stalpers. (2002). Lezen en leesgedrag van adolescenten en jongvolwassenen. Delft: Eburon.

Schooten, E. van (2005). Literary response and attitude toward reading fiction. Proefschrift. Rijksuniversiteit Groningen.

Ronde 3

Corien van Loenen

Farelcollege, Ridderkerk

Contact: c.vanloenen@farelcollege.nl

Een beoordelingsmodel voor het mondeling tentamen literatuur

De betrouwbaarheid en validiteit van het mondeling tentamen literatuur zijn vaak moeilijk aan te tonen. In mijn praktijkonderzoek voor mijn master Nederlands heb ik me gericht op het ontwerpen van een beoordelingsmodel waarmee het mondeling tentamen literatuur betrouwbaar en valide wordt.

Het is bij mondelinge toetsen net zo belangrijk als bij schriftelijke toetsen dat ze betrouwbaar en valide zijn (Bax en Van Berkel 2006). In de praktijk blijkt dat lastig te realiseren. Daarnaast wordt de laatste jaren op steeds meer scholen met RTTI (of een soortgelijk systeem) gewerkt. Zo ook op het Farelcollege, waar RTTI een vast onderdeel is van proefwerken en schoolexamens. Naast het vergroten van de betrouwbaarheid en validiteit was het een uitdaging om RTTI toe te passen in het mondeling tentamen literatuur. Om dat te bewerkstelligen, heb ik hiervoor een beoordelingsschema

6

193

Labels

domein
leesonderwijs
leesbevordering
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

27ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2013