Taaltoetsen voor taalzwakke leerlingen in het primair onderwijs

Erik van Schooten  ·  22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2008  ·  pagina 17 - 20

Download artikel

Recognized HTML document

1. Basisonderwijs

1

is dat dit wel allemaal aardig is – en ook wel belangrijk – maar dat er bovenal geleerd moet worden. Met andere woorden: de taalmethode vraagt haar ritme, het schooljaar schrijdt voort en de leerplandoelen moeten worden bereikt en getoetst kunnen worden, etc. Dit is natuurlijk helemaal waar. Werken aan MI betekent ook niet dat die aspecten achterwege blijven. Het gaat juist om de wijze waarop de leerstof wordt aangeboden in het perspectief van het feit dat kinderen én volwassenen over een reeks van intelligenties beschikken, waarvan de verbale intelligentie er één is.

Een tweede opmerking is dat dit allemaal te speels is. Maar spelen is leren, niet? Ik zou zeggen: doe eens wat geks met een taalles, doe het eens op een heel andere manier en ... let op de reacties en de effecten bij je leerlingen!

Referenties

Kagan, S. & M. Kagan (2004). Meervoudige Intelligentie. Het complete MI boek. Middelburg: RPCZ Educatieve uitgaven.

Nederlandse taal in het basisonderwijs. Meervoudige intelligenties en taal. (http://www.taalsite.nl/bibliotheek/lexicon/00739/).

Reyns, B. & K. De Kaart (2005). Matchen met MI. Vlissingen: Bazalt.

Ronde 5

Erik van Schooten

SCO-Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam Contact: E.J.vanSchooten@uva.nl

Taaltoetsen voor taalzwakke leerlingen in het primair onderwijs

Twee universitaire onderzoeksinstituten, het SCO (Universiteit van Amsterdam) en het ITS (Radboud Universiteit Nijmegen), zijn door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW) verzocht om een onderzoek te doen naar de geschiktheid van taaltoetsen voor het identificeren van leerlingen met een taalachterstand bij aanvang van het basisonderwijs. Voormalig minister van OCW, mevrouw Van der Hoeven, overwoog om de financiering per leerling in het basisonderwijs – de zogenaamde ‘gewichtenregeling’ – mede te baseren op de scores van de leerlingen op een taaltoets. De huidige Staatssecretaris van OCW, mevrouw Dijksma, wilde bij leerlingen jonger dan vier jaar taaltoetsen afnemen en hen bij een te lage score verplicht doorverwijzen naar voorschoolse taalcursussen. Onlangs heeft de staatssecretaris in een brief

17

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal – mede op grond van het hier gepresenteerde onderzoek – voorgesteld om geen taaltoets te gebruiken voor de gewichtenregeling die gehanteerd wordt voor financiering van het basisonderwijs.

Op grond van de beoordelingen van de ‘COTAN’ en van verschillende andere criteria zoals ‘afnamegemak’, is gekozen voor het evalueren van (delen van) vier verschillende taaltoetsen:

  1. het onderdeel ‘passieve woordenschat’ van de toets ‘Taal voor Kleuters’ (TvK) van het Cito;

  2. de ‘Peabody’, die eveneens passieve woordenschat meet;

  3. de onderdelen ‘passieve woordenschat’, ‘klankarticulatie’ en ‘klankonderscheiding’ van de ‘Taaltoets Alle Kinderen’ (TAK);

  4. de gehele ‘OBIS’ (Onderbouw Informatiesysteem), die naast ‘passieve woordenschat’, ‘klankarticulatie’ en ‘klankonderscheiding’ nog dertien andere subtoetsen kent, waarvan zes bedoeld als taaltoetsen en zeven als rekentoetsen.

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zijn bij een steekproef van ruim 800 leerlingen (tussen vier en acht jaar oud) uit groep 1 en 2 van het basisonderwijs taaltoetsen afgenomen. De deelnemende leerlingen zaten op scholen met relatief veel achter-standleerlingen. Een deel van de leerlingen maakte dezelfde toets twee maal met een tussenpoos van ongeveer twee weken, om na te kunnen gaan of de taalscores stabiel blijven over de tijd. Een deel van de toetsen is door de groepsleerkrachten zelf afgenomen; een ander deel door externe, getrainde testleiders. Op die manier kon worden nagegaan of er, wat betreft de afnamekwaliteit, een verschil is tussen leerkrachten en getrainde toetsleiders. De ‘TvK’, ‘TAK’ en ‘Peabody’ zijn schriftelijk afgenomen; de ‘OBIS’ werd door de kinderen op de computer gemaakt.

De belangrijkste conclusies van het onderzoek zijn:

  1. De verschillende (sub)toetsen blijken voor leerlingen van vier tot acht jaar oud over het algemeen voldoende homogeen. Principale Componentenanalyses laten zien dat de (sub)toetsen elk ook min of meer unidimensioneel zijn.

  2. De stabiliteit (test-hertest) van de (sub)toetsen is minder goed. Acht van de 21 (sub)toetsen scoren onder .80. De stabiliteit van de (sub)toetsen in het identificeren van de 25% minst taalvaardige leerlingen is alleen hoger dan .80 voor de ‘TvK’ en voor de ‘OBIS’-subtoetsen ‘passieve woordenschat’, ‘klankarticulatie’, ‘kennis van letters’ en ‘kennis van getallen’.

  3. De overeenstemming tussen de verschillende (sub)toetsen in het identificeren van de 25% slechtst presterende leerlingen, is laag. Het maakt dus veel uit welke (sub)toets men kiest om de zwakst taalvaardige leerlingen te selecteren.

18

Recognized HTML document

1. Basisonderwijs

1

  1. Het blijkt dat de (sub)toetsen niet erg hoog samenhangen met de oude indeling naar leerling-gewicht noch met of de leerlingen thuis een vreemde taal spreken. Duidelijk is dat een belangrijk deel van de leerlingen die voorheen het hoogste gewicht kregen (allochtoon en van lage sociaal economische status) niet de laagst scorende leerlingen zijn.

  2. Er is forse partijdigheid geconstateerd in de (sub)toetsscores. Meetinvariantie ontbreekt voor leerlingen jonger vs. ouder dan ongeveer 6 jaar, voor leerlingen die het Nederlands wel of niet als moedertaal hebben en voor leerlingen uit verschillende sociaaleconomische milieus. Duidelijk is dat de (sub)toetsen in de onderscheiden groepen niet alleen met een verschillende betrouwbaarheid en op een verschillende schaal (thuistaal en leeftijd) meten, maar zelfs ongelijke vaardigheden (thuistaal, leerling-gewicht en leeftijd) registreren. De schaalverschillen belopen een halve tot een hele standaarddeviatie. Bij gebruik van een nieuwe coulante vorm van toetsing (RDR in plaats van Chi2) blijft alleen de meetinvariantie over leeftijdgroepen significant geschonden. Bij leerlingen jonger en ouder dan ongeveer zes jaar meten de subtoetsen ongelijke aspecten van taalvaardigheid. Het blijkt dat het meetmodel dat weergeeft welke aspecten van taalvaardigheid door de verschillende (sub)toetsen gemeten worden, zeer goed past bij de leerlingen ouder dan ongeveer zes en relatief slecht bij de leerlingen jonger dan ongeveer zes. De conclusie luidt dat de (sub)toetsen niet bij leerlingen jonger dan zes afgenomen moeten worden, als aan de scores consequenties verbonden worden op individueel niveau. Voor onderzoek op groepsniveau lijken de toetsen wel geschikt.

  3. Het vooraf selecteren van leerlingen op grond van leerling-gewicht, sekse, thuistaal en het oordeel van de leerkracht over de taalvaardigheid Nederlands van de leerling, om zo bij slechts een deel van de leerlingen taaltoetsen af te nemen en op een efficiëntere wijze de 25% slechtst presterende leerlingen te detecteren, raden wij af. De voorspellende kracht van de genoemde variabelen blijkt te gering.

Om na te gaan hoe goed de voorspellende waarde van de toetsen is voor later presteren, is een meting van het taalvaardigheidniveau van dezelfde leerlingen in groep 3 en 4 nodig. Indien men besluit tot deze longitudinale dataverzameling, kan tevens nagegaan worden in hoeverre de taalscores schools presteren voorspellen en of de gevonden partijdigheid bij oudere leerlingen vermindert. Gegeven de uitstekende ‘modelfit’ bij leerlingen van zes tot acht jaar, lijkt dit voor partijdigheid naar leeftijd zeer waarschijnlijk. Of de andere gevonden partijdigheid leeftijdafhankelijk is, is een open vraag.

  1. De toetsen blijken gemakkelijk af te nemen bij de jonge leerlingen. Leraren verrichten de afnamen niet minder goed dan getrainde testleiders.

  2. De selecte steekproef van schoolleiders die deelnam aan het onderzoek, staat over het algemeen positief tegenover het toetsen van leerlingen in groep 1 en 2 van het basisonderwijs.

19

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

9. De afname van de vier toetsen die in het onderzoek werden gebruikt, levert in de praktijk geen belemmeringen op. De materiële kosten variëren – uitgaand van toetsing van 50 leerlingen per school – van ongeveer € 200 tot ruim € 400, naast de personele kosten die gemaakt worden voor het verwerken van de gegevens. Alleen bij de ‘OBIS’ is geen personele inzet nodig voor de verwerking van de gegevens. Bij de ‘Peabody’ kost de verwerking van de gegevens weinig tijd, maar is de verkregen informatie ook summier.

  • De gemiddelde afnameduur van de toetsen, zoals in dit onderzoek afgenomen – ‘TAK’ en ‘TvK’ dus deels – varieert van 15 tot 20 minuten. Ook bleek een grote spreiding in de benodigde tijd per leerling. Bij ‘TvK’ kan bespaard worden op begeleidingstijd bij de afname door afname in groep of door afname via de computer, al weten we niet of de betrouwbaarheid en validiteit van de ‘TvK’ zoals hier gerapporteerd, ook geldt voor de afname in groep.

  • Drie van de vier toetsen bieden aanwijzingen voor diagnostisch gebruik door leerkrachten. De ‘TAK’ en de ‘OBIS’ bieden gedetailleerde informatie op subtoetsniveau. De ‘TAK’ voorziet bovendien in uitgebreide suggesties voor vormen van taalstimulering. Bij de ‘TvK’ is het diagnostische deel – inclusief het hulpprogramma – in een apart pakket ondergebracht. Bij de ‘Peabody’ is het inzicht in de mate van taalontwikkeling beperkt en ontbreken suggesties voor verbetering.

Ronde 6

Hilde Van den Bossche

Ka Ho Sint-Lieven, campus Waas, Sint-Niklaas Contact: hilde.vandenbossche@kahosl.be

De meerwaarde van strips in je klas1

1. Inleiding

Het lijkt erg ongepast om het gebruik van strips in de klas te verdedigen:

  • kinderen grijpen vanzelf wel naar strips, omdat ze die gemakkelijk te lezen vinden en omdat ze geboeid zijn door de tekeningen en de kleuren;

  • een school dient toch zaken aan te reiken die kinderen niet vanzelf verwerven en vinden;

  • op school dient men in eerste instantie te ‘leren’ en dat kan toch niet met strips;

  • etc.

20

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008