Twee weten meer dan een. Het belang van samenwerkend leren

Marijke Asscheman, Marlies Kamp & Moniek Sanders  ·  12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1998  ·  pagina 15 - 20

TWEE WETEN MEER DAN EEN
Het belang van samenwerkend Ieren

Marijke Asscheman, Marlies Kamp & Moniek Sanders

In het verleden werd in het voortgezet onderwijs incidenteel in groepen aan opdrachten gewerkt. Door samenwerkend leren als verplicht onderdeel van de kerndoelen Basisvorming op te nemen, heeft deze werkvorm de laatste tijd een duidelijke plaats in het onderwijsprogramma verworven.

1 SAMENWERKEN IN SCHOOLSLAG

Schoolslag is een taakgerichte methode Nederlands voor vbo, mavo, havo en vwo. Het is een complete methode, dat wil zeggen dat alle vaardigheden aan bod komen. Bij de ontwikkeling van Schoolslag is rekening gehouden met verschillende taalachtergronden van leerlingen.

Met de methode leren leerlingen zelfstandig te leren. Ze krijgen taaltaken aangeboden, zoals de taak 'een schoolboektekst lezen' of 'een interview houden'. Ze leren hoe ze zo'n taak volgens een vaste werkwijze kunnen aanpakken. Leerlingen kunnen op die manier een taak steeds zelfstandiger uitvoeren. Bij een taaltaak worden kennis en vaardigheden aangeboden die voor die taak relevant zijn. Een voorbeeld: als leerlingen een interview moeten houden, leren ze dat ze duidelijke vragen moeten stellen. Bovendien leren ze, door ermee te oefenen, hoe ze dat moeten doen.

Niet alleen de aanpak van taaltaken, maar ook samenwerkend leren is een mlddel om de zelfstandigheid van leerlingen te vergroten. Daarom is samenwerkend leren ook een belangrijk didactisch uitgangspunt. In Schoolslag wordt samengewerkt in communicatieve situaties: de spreek- en luisteropdrachten. Die keuze is gemaakt om zo mondelinge vaardigheden functioneel aan te bieden.

2 HET BELANG VAN SAMENWERKEN

Samenwerkend leren is leren van elkaar. Leerlingen werken in groepjes van twee of meer aan een opdracht. Ze zijn op die manier meer betrokken bij de les, omdat ze elk afzonderlijk een bijdrage moeten leveren aan de opdracht. Leerlingen worden ln zo'n opdracht gestimuleerd om actief taal te gebruiken, bijvoorbeeld door hun mening te geven over een onderwerp. Samenwerkend leren kan zo dus een bijdrage leveren aan de taalverwerving van leerlingen. Daarnaast biedt het hen ook de mogelijkheid om op een natuurlijke manier sociale en communicatieve vaardigheden te oefenen en te verbeteren.

16   Marijke Asscheman, Marlies Kamp & Moniek Sanders

3 VOORWAARDEN VOOR SUCCES

Succesvol samenwerken gaat niet vanzelf. Zowel bij de docent als bij de leerlingen moet er bereidheid en enthousiasme zijn om samen te werken. Daarnaast moet natuurlijk het klimaat in de klas goed zijn. In een situatie waarin leerlingen zich niet veilig voelen om met anderen informatie uit te wisselen (omdat ze bijvoorbeeld denken dat ze uitgelachen zullen worden), zal samenwerken een fiasco worden.

Om ervoor te zorgen dat leerlingen groepswerk serieus nemen, moet ook in de opdracht zelf met een aantal voorwaarden rekening gehouden worden. Allereerst moeten leerlingen een reden hebben om samen te werken: de opdracht moet zo zijn geformuleerd dat de groepsleden positief afhankelijk zijn van elkaar. Dat wil zeggen dat leerlingen elkaar nodig hebben om de opdracht tot een goed einde te brengen. Ook moet de opdracht uitnodigen tot intensieve interactie: leerlingen moeten bijvoorbeeld informatie uitwisselen of discussiëren.

Een andere voorwaarde is dat elk groepslid een eigen controleerbare bijdrage aan het eindproduct levert, met andere woorden: leerlingen moeten individueel aanspreekbaar zijn op hun bijdrage. Daarnaast moet voor elke leerling duidelijk zijn welke taak hij heeft om de samenwerking vlot te laten verlopen, bijvoorbeeld de tijd bewaken of iedereen om de beurt het woord geven.

Leerlingen moeten ook over middelen, zoals sociale en communicatieve vaardigheden, beschikken om goed met elkaar te kunnen samenwerken. Die vaardigheden moeten dus aangeleerd worden in het geval leerlingen die niet hebben.

Eveneens een belangrijke voorwaarde voor succesvol samenwerken, is de aandacht voor feedback. Een groepsopdracht moet worden gevolgd door een goede nabespreking. Daarin moet dan niet alleen de inhoud maar ook de manier waarop is samengewerkt, aan de orde komen.

4 DE OPBOUW VAN DE VAARDIGHEDEN

Vrijwel elk thema in Schoolslag bevat een groepsopdracht. Stapsgewijs leren de leerlingen de verschillende vaardigheden, zoals een beurt geven, elkaar iets uitleggen, met de groep beslissingen nemen. De aangeboden opdrachten worden steeds complexer en uitgebreider: leerlingen moeten met steeds meer dingen rekening houden.

Voorbeeld 1 is een groepsopdracht uit thema 4 voor het eerste jaar. De leerlingen bedenken gezamenlijk een invulling voor een klassenfeest. De opdracht is concreet. De taken die leerlingen onderling gaan verdelen, zijn duidelijk omschreven. Er wordt eveneens een aanwijzing gegeven over hoe de taken verdeeld moeten worden. Zo komen de taken niet automatisch bij leerlingen die door de groep daar het meest geschikt voor gevonden worden. Elke leerling krijgt de mogelijkheid om met een taak te oefenen. De taakverdeling draagt er bovendien toe bij dat elke leerling wordt betrokken bij de opdracht.

TWEE WETEN MEER DAN EEN   17

VOORBEELD 1: Bedenk een klassenfeest

UIT: Schoolslag 1.

Samen zijn de groepsleden verantwoordelijk voor het eindproduct. In deze opdracht oefenen de leerlingen een groot aantal sociale en communicatieve vaardigheden zoals luisteren naar elkaar, overleggen en samenvatten. Het onder woorden brengen van ideeën kan bovendien een gunstige invloed hebben op de taalverwerving.

18   Marijke Asscheman, Marlies Kamp & Moniek Sanders

VOORBEELD 2: Bereid het onderzoek voor

UIT: Schoolslag 1.

Voorbeeld 2 is een groepsopdracht uit thema 15 van het eerste jaar, het laatste thema. Deze opdracht is veel complexer dan het eerste voorbeeld. Leerlingen moeten in het kader van het thema vrije tijd met elkaar een onderzoekje doen. De voorbereiding van dat onderzoek is in schema gezet. Voor leerlingen is zo duidelijk wat ze moeten doen en hoeveel tijd ze daarvoor hebben.

2S minuten 2 minuten

12 minuten

Werkblad

Opdracht 23

De opdracht   Tijd

Bereid het onderzoek voor door:

1 de hoofdvraag en subvragen te bedenken,

2 de bronnen vast te stellen, en

3 de werkzaamheden te plannen.

Wat moeten jullie doen?

1 Verdeel de rollen.

Vul in wat jullie hebben afgesproken bij opdracht 22. Wie doet wat?

1 Voorzitter:    

2 Verslaggever:    

3 Tijdbewaker   

4 Coach:    

S Regelaar:     Lees jouw taken nog eens na in je boek op bladzijde 330, zodat je goed weet wat je moet doen. Je houdt het hele onderzoek dezelfde rol

2 Bedenk de hoofdvraag.

Mogelijke hoofdvragen:

  • Wat is kunstzwemmen? (of een andere sport of hobby, maar wel iets wat in Nederland niet of bijna niet bekend is)

  • Hoe vullen de leerlingen in onze klas hun vrije tijd in?

  • Hoe kun je zonder geld toch leuke dingen doen in je vrije tijd?

  • Vullen meisjes hun vrije tijd anders in dan jongens?

  • Wat vinden de leerlingen in onze klas van luisteren naar popmuziek? (of een andere manier om je vrije tijd in te vullen)

  • Je vrije tijd op straat doorbrengen: wat doe je en waarom doe je het? Wat is jullie hoofdvraag? Bedenk samen of kies uit de vragen hierboven.

3 Bedenk subvragen bij de hoofdvraag.

Thema 15, les 4

TWEE WETEN MEER DAN EEN   19

In dit voorbeeld is de taakverdeling abstracter. In plaats van taken verdelen de leerlingen verschillende rollen: voorzitter, verslaggever, tijdbewaker, coach en regelaar. Elk van deze rollen omvat taken die leerlingen bij eerdere samenwerking al eens hebben uitgevoerd.

Niet alleen door de rolverdeling zijn de groepsleden afhankelijk van elkaar. Elke leerling voert een ander deel van het onderzoek uit en is daar zelf verantwoordelijk voor, maar hij kan daarmee niet de groepsopdracht uit het oog verliezen. Daarnaast heeft de groep een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het eindproduct, omdat er een verslag moet worden geschreven van het gehele onderzoek.

VOORBEELD 3: Wat je kunt zeggen...

Wat je kunt zeggen

als je een ander de beurt wilt geven: (le kijkt naar iemand en je noemt zijn of haar naam.)

  • Zeg het maar.

  • Jij bent aan de beurt

Wat je kunt zeggen, welke rol je ook hebt

als iemand voor zijn beurt praat:

  • Wacht even. Ik ben/hij is/zij is nog niet klaar.

  • Iaat me/hem/haar even uitpraten.

  • Mag ik/hij/zij even uitpraten?

als je de beurt wilt:

  • Mag ik even iets zeggen/vragen?

  • Ik wil graag nog iets zeggen/vragen.

  • Ik heb nog een opmerking/een vraag.

UIT: Schoolslag 1.

De belangrijkste verandering die samenwerken met zich meebrengt voor de docent is die van informatiegever naar begeleider. Door die verandering is de

docent genoodzaakt een beroep te doen op andere vaardigheden. Een begeleidende docent zal zich terughoudend opstellen tijdens de uitvoering van de opdracht en niet reageren op vragen om ondersteuning van individuele leerlingen.

Voor de docent is de taak weggelegd om een link te leggen tussen de sociale vaardigheden die bij groepswerk vereist zijn en het feitelijke gedrag van leerlingen in een groep. Dat kan bijvoorbeeld door het gedrag van de leerlingen te observeren en in de nabespreking vooral de voorbeelden van gewenst gedrag aan de orde te stellen.

Voor alles gaat dat de sfeer in een klas voor leerlingen veilig moet zijn. De docent kan daaraan bijdragen door de groepssamenstelling te bepalen. Ook andere aspecten, zoals een duidelijke en positieve aanspreektoon van de docent, dragen bij aan een veilige leeromgeving.

Zoals gezegd heeft samenwerken ook het bevorderen van taalverwerving tot doel. In voorbeeld 3 staat een aantal taaluitingen die bijvoorbeeld meertalige leerlingen goed van pas komen. De taaluitingen zijn van belang bij het samenwerken. Het gaat in het voorbeeld om uitingen die horen bij 'iemand de beurt geven', 'de beurt nemen'; uitingen die leerlingen kunnen helpen bij het ultvoeren van hun taak.

5 DE ROL VAN DE DOCENT

20   Marijke Asscheman, Marlies Kamp & Moniek Sanders

6 OBSERVATIES EN FEEDBACK

In Schoolslag worden bij veel, zo niet bij alle groepsopdrachten criteria gegeven waarop het groepswerk geobserveerd en beoordeeld kan worden. Die criteria staan per opdracht op een invulbaar observatieformulier. Enkele voorbeelden van criteria waarop de individuele leerling in groepswerk geobserveerd kan worden, zijn:

  •  de leerling doet mee;

  •  de leerling luistert;

  •  de leerling houdt zich bij het onderwerp;

  •  de leerling vraagt het woord.

De uitgebreide uitwerking van het observatie-instrument laat zien hoe serieus observatie van groepswerk, of beter gezegd de daaropvolgende feedback genomen kan worden. Samenwerken kan vooral bijdragen aan 'leren' als leerlingen feedback krijgen. Dat kan zijn op de manier van samenwerken in hun groep, maar ook op hun individuele bijdrage en inzet.

Na elke groepsopdracht moet er voor leerlingen de mogelijkheid zijn om te reflecteren. In de nabespreking van zo'n opdracht kunnen zij dan zowel hun individuele inbreng als het groepswerk bespreken. Dat is ook het juiste moment voor een docent om, op basis van de observatie, gerichte feedback te geven.'

7 TOT SLOT

Samenwerkend leren is dus niet alleen bedoeld als afwisseling in werkvormen. Een goede opbouw van relevante kennis en vaardigheden aan de hand van zinvolle opdrachten draagt tegelijkertijd bij aan een zelfstandige leerhouding van en taalverwerving bij de leerling.

NOOT

1 Feedback bij groepswerk is overigens slechts een voorbeeld van een feedbackinstrument in Schoolslag. In de bijdrage van Nanette Bienfait & Theun Meestringa, elders in deze bundel (Luister naar jezelf eri kijk naar een arider), wordt hier verder op ingegaan.

LITERATUUR

Miedema, M. & T. Meestringa: Notitie derde overdrachtsconferentie project 'Integratie NT2/NT1'. Enschede: SLO, 1996.

Schoolslag 1 vm/vmbo, 1 mhv. Amsterdam: Meulenhoff Educatief, 1998.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998