De historische roman: een actueel genre

Erica van Boven  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 214 - 216

Download artikel

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 2

Erica van Boven

R. U. Groningen

Contact: e.m.a.van.boven@rug.nl

De historische roman: een actueel genre

De historische roman is in Nederland ontstaan ten tijde van de romantiek, toen de belangstelling voor het verleden groeide en de geschiedwetenschap opkwam. Na die eerste bloeiperiode kende het genre ups en downs. In de loop van de tijd waren er echter steeds weer schrijvers die hun stof uit het verleden haalden en nieuwe vormen vonden om het verleden literair te verbeelden. Sinds de jaren 1990 is de historische roman weer volop gaan bloeien met romans van bijvoorbeeld Nelleke Noordervliet, Margriet de Moor, Thomas Rosenboom, Arthur Japin, P.F. Thomése en natuurlijk Hella Haasse, die al vanaf de jaren 1950 belangrijke vernieuwingen in het genre had aangebracht en in 1992 en 2002 nog een aantal bijzonder succesvolle romans aan haar historische oeuvre toevoegde.

In deze bijdrage gaat het om de vraag hoe de historische romans van deze tijd met de mogelijkheden van het genre omgaan. Het genre heeft vele concurrenten gekregen. Vandaag de dag bloeit niet alleen de historische roman, maar staat ook de geschiedenis in het algemeen sterk in de belangstelling. Er verschijnt een hausse aan historische boeken, familieverhalen en persoonlijke geschiedenissen, waarin niet zelden literaire technieken worden gebruikt. Dat soort boeken en verhalen wordt tegenwoordig aangeduid als ‘historische literaire non-fictie’. Bekende voorbeelden zijn de veelgelezen boeken van Geert Mak, De graanrepubliek van Frank Westerman, Sonny Boy van Annejet van der Zijl, Altijd roomboter van Nelleke Noordervliet en Het pauperparadijs van Suzanne Jansen. In welk opzicht valt de huidige historische roman zich van dat nieuwe genre te onderscheiden; hoe positioneert de historische roman zich tegenover die andere mengvormen van literatuur en geschiedschrijving? Op die vraag probeer ik in deze bijdrage een antwoord te formuleren.

Het is een opvallend recent verschijnsel dat er schrijvers van historische romans zijn die in interviews of elders aangeven dat ze eigenlijk geen echte interesse hebben in het genre of in het historisch bedrijf. Zo zei Thomése eens dat hij de historische roman een belegen genre vond waarop hij eigenlijk niet zo gek was; Thomas Rosenboom meldde, toen hij al een aantal lijvige historische romans op zijn naam had staan, dat hij eigenlijk geen grote historische belangstelling heeft en Atte Jongstra, auteur van enkele spraakmakende historische romans, vroeg zich in een interview af: “Ben ik nou historisch of niet, daar ben ik altijd mee bezig”. De romans van bovengenoemde

214

7.Taal- en letterkunde

schrijvers dragen de sporen van die ambivalente houding. Het zijn wel historische romans, maar ze lijken soms nauwelijks historische romans te willen zijn. De auteurs lijken in elk geval niet in de eerste plaats het doel te hebben om een stukje verleden te laten herleven (zoals Haasse of Japin of Noordervliet). In hun romans voeren allerlei vormen van spel en ironie de boventoon boven historische betrouwbaarheid. De auteurs spelen een spel met de bestaande beelden van het verleden, met de verhouding tussen historische feiten en fictie en met de conventies van de historische roman zelf. Daarvan zullen we een aantal voorbeelden nader bekijken. Aan de orde komen romans, waarin we niet alleen een scala aan literaire kunstgrepen en speltechnieken zullen tegenkomen, maar ook een ongebruikelijke omgang met de historische gegevens en bestaande beelden van het verleden: Het zesde bedrijf(1999) van P.F. Thomése, De klopgeest (2001) van Gerrit Komrij, De nieuwe man (2002) van Thomas Rosenboom en de romans Ter navolging (2004) en De keizer en de astroloog (2008) van Kees ‘t Hart. In de laatste roman is vooral het gebruik van intertekstualiteit opvallend. Er wordt veelvuldig verwezen naar romans van Simon Vestdijk, die zelf als ‘Simon’ geportretteerd is in de hoofdfiguur van de roman.

Intertekstualiteit is een van de meest opvallende kunstgrepen in de besproken romans. In een poging greep te krijgen op het profiel van de huidige historische roman zullen we ons dan ook daarop concentreren. De uitwerking en functie van intertekstualiteit worden nader uitgewerkt aan de hand van twee voorbeelden: De avonturen van Henry II Fix (2007) door Atte Jongstra en De schilder en het meisje (2010) door Margriet de Moor. Henry II Fix is een verzonnen autobiografie van een achttiende-eeuwse Zwollenaar. De auteur heeft alle moeite gedaan om de aantekeningen van Henry II Fix als authentiek voor te stellen en tegelijkertijd heeft hij het boek volgestopt met grapjes en verwijzingen die dat weer ondergraven. Intertekstualiteit speelt in dat spel – en in de hele roman – een cruciale rol. Tal van scènes uit het leven van Henry II Fix zijn ontleend aan andere literaire teksten van onder meer Feith, Wolff en Deken, Dickens, De Schoolmeester, Multatuli, Hermans, Ilja Leonard Pfeijffer... Er is bovendien een enorm notenapparaat dat grotendeels bestaat uit citaten uit de Nederlandse letterkunde. Historische gebeurtenissen en fragmenten uit literaire teksten lopen door elkaar; feit en fictie zijn hier geheel vermengd en op hetzelfde niveau gebracht. Daarmee is Henry II Fix geen tot leven geroepen historische figuur, zoals bijvoorbeeld Haasse die heeft gecreëerd en ook geen verzonnen personage in een verder historische setting, zoals in romans van bijvoorbeeld Nelleke Noordervliet, maar een papieren held die louter uit taal en woorden en literaire citaten bestaat en die leeft volgens literaire scripts.

Een andere vorm van intertekstualiteit is te vinden in De schilder en het meisje van Margriet de Moor. Hier gaat het niet om literaire verwijzingen, maar om verwijzingen naar de schilderkunst: naar schilderijen van vooral Rembrandt en andere schilders, zowel oudere als latere. De intertekstuele verwijzingen geven aan hoe de roman gele-

7

215

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

zen dient te worden: als een roman over kunst. De roman wil in de eerste plaats iets zeggen over kunst, schilderkunst en verbeelding. Het thema van de roman valt te omschrijven als ‘kunst overstijgt de werkelijkheid, de tijd.’ Dat thema betekent op zichzelf al een relativering van de historische thematiek en ook hier is het niet het historische gegeven op zichzelf dat bepalend is.

Op basis van de bovengenoemde voorbeelden valt voorzichtig iets meer te zeggen over het profiel van de huidige historische roman – voorzichtig, want meer dan een tendens valt uit het beperkte materiaal niet af te leiden. Wel is het duidelijk geworden dat de besproken historische romanschrijvers kiezen voor de kunst, voor de literatuur en niet voor het historische. De historische feiten komen op de tweede plaats en dienen zich aan te passen aan de literatuur. Het historische is, met andere woorden, ondergeschikt aan het literaire spel en de literaire doelstellingen. In dat opzicht zijn de romans te onderscheiden van de vele populaire teksten die eveneens elementen uit de geschiedschrijving combineren met literaire technieken: de historische literaire non-fictie. Die doen het omgekeerde: ze gebruiken literaire middelen om de geschiedenis beter of aantrekkelijker te presenteren. Dat deed de klassieke historische roman uit de begintijd van het genre ook en er worden nog steeds veel interessante historische romans volgens dat procedé geschreven. Maar er is ook een type van historische roman dat weer nieuwe, eigen wegen heeft gevonden. Daarmee kan het genre zich blijven onderscheiden op het uitdijende en veelvormige terrein van de geschiedschrijving.

Ronde 3

Johan van Iseghem

K. U. Leuven

Contact: johan.vaniseghem@arts.kuleuven.be

Gezichten van gedichten. Leerlingen laten spreken over stijl in poëzie

1. ‘Stijl’: een lesonderwerp?

“Sla er de leerboeken op na, zowel de Vlaamse als de Nederlandse. Wanneer er een verhaal (novelle, kortverhaal, roman) geanalyseerd wordt, hebben de auteurs het steevast over het vertelstandpunt, de personages, de ruimte, de chronologie en noem maar op. Heel vaak echter ontbreekt de analyse van datgene wat literatuur tot literatuur maakt: de manier waarop de tekst verwoord wordt, met andere woorden, de stijl. In zekere zin is dat merkwaardig, want bij besprekingen van gedichten zijn alliteraties, metaforen,

216

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011