Workshop tekstschrijven

Cor Vlasman  ·  3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1988  ·  pagina 228 - 238

- 228 -

Cor Vlasman

WORKSHOP TEKSTSCHRIJVEN

In de workshop tekstschrijven wilde ik laten ervaren, dat onderwijs in tekstschrijven in de vorm van een workshop voor g enkele docent moeilijkheden hoeft op te leveren, als hij weet hij wil onderwijzen en in welke volgorde hij dat wil doen.

De werkwijze, zoals ik die praktizeer in zowel grote als kleiner klassen, geeft de mogelijkheid om:

  1.  algemene problemen methodisch te behandelen en deze direct betrekken op het individuele werk van de leerlingen;

  2.  de leerlingen te trainen in het gebruik van een bepaalde schrijfstrategie.

In deze workshop was gekozen voor het schrijven van een informerende tekst, zoals leerlingen van HAVO-VWO die schrijven als eerste tekst in klas 2.

Doelstellingen:

--- de leerlingen een algemeen informerende tekst leren schrijven, dat wil zeggen een informerende tekst die niet i de ik- of wij-vorm mag staan;

--- de leerlingen trainen in het gebruik maken van een strategie voor het schrijven van informerende teksten.

Voorkennis van deze leerlingen.

In de eerste klas hebben zij drie informerende teksten geschreven. Daarbij hebben zij geleerd:

  • wat informerende teksten zijn;

  • wat inhoudelijke alinea's zijn;

  • wat typografische alinea's zijn;

  • wat duidelijk gestructureerde alinea's zijn.

Zij weten ook:

  • hoe zij eerst moeten brainstormen voor de indeling van de tekst, daarna voor de bijzonderheden in elke alinea;

  • hoe zij een tweekolommen-schema moeten maken;

  • hoe zij hun concepttekst moeten schrijven;

  • hoe zij hun tekst moeten verbeteren;

  • hoe zij alinea's in een chronologische of ruimtelijke volgorde kunnen zetten.

De teksten, die deze leerlingen schreven, waren:

---- een kort leesverslag;

  • --- een kort krantebericht;

  • --- een informerende brief over een uitstapje of een bepaalde gebeurtenis tijdens de vakantie; deze brief stond in de ik-vorm.

Deze teksten waren minimaal 30 en maximaal 50 regels lang.

- 229 -

Deze eerste les in de tweede klas gaat eryan uit:

* dat leerlingen in de vakantie het één en ander vergeten zijn;

* en dat niet alle leerlingen van de verschillende docenten alles geleerd hebben.

SCHRIJFSTRATEGIE, eerste deel

(A) De leerlingen lezen aandachtig de tekst over Gouda (zie bijlage 1)

(B) Zij maken daarna de volgende opdrachten:

- Geef met een paar woorden aan, waar de vier alinea's over gaan.

---- Bekijk of de schrijver aan het begin van elke alinea een kernzin gebruikt om aan te geven waar de alinea over gaat.

---- De schrijver geeft in de eerste alinea informatie over de ligging en de geschiedenis van Gouda. In de laatste twee zinnen van die alinea probeert hij de lezers "lekker" te maken voor een bezoek aan deze stad. Hoe vind jij deze inleiding?

(C) Iedere leerling gaat nu zo'n zelfde soort tekst schrijven met als onderwerp een stad (dorp) of streek, die hij goed heeft leren kennen tijdens een vakantie.

De inhoud van deze tekst moet interessant zijn voor de klasgenoten: zij gaan elkaars teksten lezen.

(D) Elke leerling noteert minstens acht onderwerpjes, waar hij een alinea over kan schrijven.

(E) 1. Elke leerling kiest hiervan de vier onderwerpjes uit, waarvan hij denkt, dat zijn klasgenoten die het interessantste zullen vinden. Dit worden de kernalinea's.

  1.  Elke leerling geeft door nummers aan in welke volgorde hij die onderwerpjes wil bespreken.

  2.  Hij bepaalt ook, wat hij in de inleiding wil meedelen.

(F) De leerlingen maken het schrijfschema (zie bijlage 2).

--- Zij maken eerst het schema-formulier in twee kolommen.

--- Zij zetten in de linkerkolom waar de alinea's over gaan en doen dat in de volgorde die zij. bij El hebben bepaald.

- Elke leerling zet in de rechterkolom bij elke alinea minstens vijf onderwerpjes, die hij als toelichting kan gebruiken. Ieder doet dit zo vlot mogelijk: de volgorde is nog niet belangrijk; niet alles wat een leerling opschrijft, moet hij later gebruiken; als hij met een alinea nog niet tot vijf kan komen, gaat hij alvast door met een andere alinea.

- 230 -

(G) De leerlingen gaan de concepttekst schrijven. Zij doen dit als volgt.

Zij reserveren door streepjes in de kantlijn te zetten 10 regels voor de inleiding, 15 regels voor elke kernalinea en weer 10 regels voor de slotalinea. Zij schrijven daarna de kernalinea's en doen dit zo:

  • Zij schrijven eerst de kernzinnen. Deze kernzinnen maken ze met behulp van wat in de eerste kolom staat.

  • Ze bekijken vervolgens kritisch de toelichting bij de eerste alinea in de tweede kolom en kiezen uit, welke onderwerpjes zij zeker willen gebruiken en in welke volgorde. Zij doen dit door er de nummers 1, 2 en 3 achter te zetten.

Zij schrijven daarna zo vlot mogelijk de eerste alinea. De lengte moet minimaal 10 regels zijn en mag maximaal 15 regels zijn.

De tekst over Gouda staat niet in de IK-vorm of de WIJ-vorm: het is een algemeen informerende tekst.

De te schrijven tekst moet ook algemeen informerend worden.

De leerlingen werken op dezelfde manier met de andere kernalinea's.

Wanneer de ene alinea nog niet wil vlotten, wordt hun aangeraden alvast rustig te beginnen aan een andere alinea.

* * * Even terug naar Gouda.

  • De leerlingen bekijken nog een keer aandachtig de inleiding en bepalen, wat zij in de inleiding willen meedelen.

Zij schrijven vervolgens de inleiding.

  • Zij bekijken ook aandachtig de slotalinea.

Wat wil de schrijver met die laatste zin bereiken? Vinden zij, dat de schrijver van de slotalinea eigenlijk twee alinea's had moeten maken?

Zij schrijven nu de slotalinea.

(H) Verbeteren van de concepttekst.

-- De leerlingen zetten een kring om elke JE (en U) in hun concepttekst.

Zij doen dat ook met elke MEN.

Zij zetten onder elke vorm van het hulpwerkwoord "worden een streep.

METHODISCHE BESPREKING VAN EEN STIJLPROBLEEM ***** Bespreking van het "je"- en "men"-gebruik.

Voorbeeld 1: je, je, je ...

Als je vanaf de heuvel omlaag kijkt, zie je voor je een uitzicht om je ogen voor uit te wrijven. Wanneer je je dan realiseert dat

- 231 -

Dit gebruik van "je." heeft een drietal bezwaren.

  1. De schrijver, die "je" als onderwerp gebruikt, schrijft een te vage tekst.

De lezer weet immers niet wie hij zich bij "je" moet voorstellen. Bovendien wisselt "je" ook heel gemakkelijk van betekenis. Om wille van teksthelderheid is het beter om in een algemeen informerende tekst het onbepaalde "je" niet te gebruiken.

  1. Ook stilistisch zijn er grote bezwaren tegen dit "je" gebruik: het zorgt voor een afgrijselijk saaie stijl..

"Ik" als .onderwerpsvorm heeft naast zich "me" en "mij" als voorwerpsvormen en "mijn" als bezittelijk voornaamwoord. "Hij" kent als vormen "hem", "zijn" en "zich".

Voor dit onbepaalde (voornaamwoord) geldt, dat het maar één vorm kent: "je". Zie het voorbeeld.

  1. Als gevolg van A en B verloopt het denken vaak ook erg moeizaam: zoals de formulering gaat strompelen, gaat kennelijk ook het denken strompelen.

*** Bezwaren tegen het gebruik van "U" in een algemeen informerende tekst.

A. De lezer voelt zich duidelijk aangesproken, wat tot lachwekkende informatie leidt. "U ziet 's morgens de zon bloedrood opkomen boven de lage horizon en 's middags geniet u van ..." (Reisbureaustijl).

De bezwaren B en C tegen het gebruik van "je" gelden ook voor het gebruik van "U".

Voorbeeld 2: men, men, men ...

Als men vanaf de heuvel omlaag kijkt, heeft men voor zich een uitzicht om zijn ogen voor uit te wrijven. Wanneer men zich dan realiseert, dat ...

Dit gebruik van "men" heeft (bijna) dezelfde bezwaren als het gebruik van "je"; het verschil is alleen, dat "men" wat meer vormen naast zich heeft ("zich" en "zijn") en de stijl dus minder saai is.

Ook voor het gebruik van "men" geldt, dat het omwille van de teksthelderheid beter niet gebruikt kan worden, zeker niet in dit oefenstadium.

***** Oplossingen voor het "je"-, "U"- en "men"-probleem.

Oplossing 1.

Schrijf actief: maak het onderwerp van de mededeling (de zin) ook tot grammaticaal onderwerp.

Voorbeeld.

Als je vanaf de heuvel omlaag kijkt, heb je voor je een uitzicht om je ogen voor uit te wrijven. Wanneer je je dan realiseert, dat dit nog niet eens een beroemd dal is, wordt je bewondering alleen maar groter.

- 232 -

Het onderwerp van de eerste mededeling is "het uitzicht vanaf. heuvel omlaag". De schrijver wil daar iets over zeggen. Verbeterd kan de zin dan worden: Het uitzicht vanaf de heuvel

(schitterend, eén sprookje, enzovoorts).

Het eerste voordeel van deze oplossing is, dat de zin veel duidelijker wordt: het psychologisch onderwerp is ook grammaticaal onderwerp geworden.

Het tweede voordeel is, dat de leerlingen moeten nadenken over een goede herformulering. Dit leidt meestal tot beter, vaak ook verrassend woordgebruik.

Oplossing 2.

Geef aan "je", "U" of "men" een "naam". Dat wil zeggen: zeg duidelijk, wie of wat die "je" is.

De zin van het vorige voorbeeld kan dan worden:

Als de wandelaar vanaf de heuvel omlaag kijkt, ziet hij voor zie een uitzicht om zijn ogen voor uit te wrijven. Wanneer hij zich dan realiseert, dat ...

Het grote, voordeel van deze oplossing is, dat in het vervolg van de alinea elke "je" geruisloos verandert in één van de voornaamwoorden hij, hem, zijn, zich.

De nadelen zijn:

* soms een wat geforceerde "naamgeving";

* het vervangen van de "naam" door een voornaamwoord geldt alleen maar binnen de alinea; in elke nieuwe alinea moet dus opnieuw de "naam" herhaald of een nieuwe naam gebruikt worden.

Oplossing 3.

Vervang "je", "U" of "men" door "wie" of "iemand".

Dezelfde zin als hierboven kan nu worden:

Wie vanaf de heuvel omlaag kijkt, ziet voor' zich een uitzicht om zijn ogen voor uit te wrijven. Wanneer hij zich dan realiseert, dat ...

Goede raad.

Gebruik in plaats van "wie" liever niet "degene die".

"Degene die vanaf de heuvel omlaag kijkt ..." is minder fraai d "Wie vanaf de heuvel omlaag kijkt ...".

***** Bespreking van de passieve stijlvorm: het hulpwerkwoord "worden".

Wanneer leerlingen algemeen informerend moeten schrijven, gebruiken zij al te gemakkelijk en te veel het hulpwerkwoord van de lijdende vorm "worden".

Bezwaren tegen het hulpwerkwoord "worden".

A. De tekst wordt erg vaag: wie of wat het onderwerp is - één van, de belangrijkste informatie-eenheden in de zin - wordt heel vaak niet genoemd en in de plaats komt het onduidelijke "er".

- 233 -

  1. Wanneer het onderwerp nog wel in de zin voorkomt, is het een bepaling met "door" geworden. Van zijn plaats vooraan in de zin schuift het onderwerp meestal naar het einde van de zin.

  2. De stijl wordt bij onnodig gebruik van het hulpwerkwoord "worden" lelijk.

Voorbeeld 3.

Als er vanaf de heuvel omlaag gekeken wordt, wordt er een uitzicht genoten, dat fantastisch is. Als er dan gerealiseerd wordt, dat...

Oplossing 4: schrijf niet passief, maar actief.

Maak van deze lijdende vorm een bedrijvende vorm; doe dat door van de bepaling met "door" het onderwerp te maken. Staat er geen "door-bepaling" in de zin, bedenk die dan.

Het aardige is, dat nu oplossing 2 weer voor de dag komt.

Als er vanaf de heuvel omlaag gekeken wordt (door de wandelaar), wordt (door de wandelaar) een uitzicht genoten, dat fantastisch is. Als de wandelaar zich dan realiseert, dat ..

De verbeterde versie wordt nu:

Als de wandelaar vanaf de heuvel omlaag kijkt, heeft hij een uitzicht voor zich, dat fantastisch is. Als hij zich dan realiseert, dat ...

Wanneer deze oplossing niet "leuk" is, kan de zin nog verbeterd worden met behulp van oplossing 1 en 3.

Weer even terug naar Gouda.

De leerlingen lezen de tekst over Gouda en proberen op te merken, welke "oplossingen" de auteur gebruikte.

Zij beantwoorden de volgende vragen:

  1.  Hoeveel keren gebruikte de auteur "je", "U" of "men"?

  2.  Hoeveel keren gebruikte hij het hulpwerkwoord "worden"?

  3.  Welke "namen" gebruikte de auteur in plaats van "je" of "men"?

  4.  In welke zinnen gebruikte de auteur oplossing 1? Zoek hiervan twee voorbeelden.

SCHRIJFSTRATEGIE, tweede deel

(I) De leerlingen verbeteren nu de concepttekst.

--- Zij gebruiken in deze tekst geen enkele keer "je" of "men".

Zij gebruiken zo weinig mogelijk het hulpwerkwoord "worden" (in deze tekst maximaal twee keer).

--- Zij schrijven zoveel mogelijk actief door het "onderwerp"
van de zin ook tot grammaticaal onderwerp te kiezen.

- 234 -

(J) Voor het laatst terug naar Gouda.

De auteur van deze tekst wilde zijn lezers "lekker" maken voor deze stad. Hij deed dat:

  1.  door de tweede helft van de inleiding;

  2.  door de twee laatste zinnen van het slot;

  3.  door de "mooie" woorden, die hij gebruikte.

  •  De leerlingen zoeken van dat "mooie" woordgebruik drie voorbeelden.

De auteur van "Gouda" wilde het wel eens te mooi maken, waardoor de tekst wat overdreven gaat klinken.

  •  De leerlingen zoeken daarvan ook voorbeelden.

  •  De gevonden voorbeelden worden kritisch besproken.

*** Iedere leerling bekijkt nu zijn eigen tekst en zet een golflijn onder woorden, die hij goed of leuk gekozen vindt. Als hij er die te weinig in heeft, kijkt hij, waar in de tekst hij dat kan verbeteren.

(K) De leerlingen schrijven de definitieve tekst.

Zij mogen illustraties (tekeningen, foto's) in de tekst opnemen.

(L) Voorcorrectie.

De leerlingen vormen groepjes van twee. Zij dachtig elkaars tekst op spelling, zinsbouw Als iemand denkt, dat op een regel een fout met potlood één van de volgende tekens voor

  • -- een streepje bij een spelfout;

  • -- een pijltje bij een zinsbouwfout;

  • -- een punt bij een interpunctiefout. De leerlingen verbeteren daarna hun tekst.

bekijken aan-

en interpunctie. staat, zet hij de kantlijn:

(M) De leerlingen vormen groepjes van zes en lezen elkaars teksten.

WAAROM???

1. Benodigde lestijd 4 lesuren. Waarom?

Eerste lesuur : A t/m F; de concepttekst kunnen de leerlingen thuis schrijven.

Tweede lesuur : methodische bespreking van een stijlprobleem; + onderdeel J van de schrijfstrategie.

De verbetering van de concepttekst en het schrijven van de definitieve tekst kunnen de leerlingen thuis doen.

Derde lesuur : voorcorrectie en verbeteren van de definitieve teksten;

+ het lezen van elkaars teksten.

Vierde lesuur : nabespreking.

- 235 -

2. Brainstormen in twee fasen. Waarom?

Brainstormen kan op twee manieren:

  1. de leerling noteert alles, wat hem op dat moment over dat onderwerp te binnen schiet en probeert daarna een indeling te maken.

  2. de leerling brainstormt eerst voor de indeling van de tekst, daarna brainstormt hij voor de bijzonderheden bij elk van die onderdelen.

De eerste manier is geschikt voor het schrijven van een essay; de tweede manier is efficiënter voor het schrijven van een informerende tekst, waarbij vooral gestreefd wordt naar een heldere informatie-overdracht.

3. Reserveren van een bepaald aantal regels per alinea. Waarom?

  1. Veel leerlingen vinden het moeilijk om redelijk lange alinea's te schrijven. Zij worden nu gedwongen tot een minimale lengte.

Andere leerlingen worden gedwongen selectief te schrijven en geen alinea's van 20 of meer regels vol te "zwammen". De minimale en maximale lengte bieden de leerlingen voldoende vrijheid om de alinealengte aan te passen aan het onderwerp van de alinea.

  1. Deze indeling van het werkpapier biedt leerlingen de mogelijkheid om elke alinea afzonderlijk te gaan schrijven. Als de eerste alinea nog niet verder wil lukken, kan een leerling rustig aan een andere alinea verder gaan; welke doet er niet toe.

4. Eerst schrijven de leerlingen de kernzinnen op. Waarom? Gekozen is voor alinea's met een heldere structuur:

  1.  een kernzin in de vorm van een algemene mededeling;

  2.  daarna details als uitwerking van die mededeling. De leerlingen noteren eerst de kernzinnen, zodat zij: --- die zinnen niet kunnen vergeten

--- en gemakkelijk kunnen controleren of er voldoende samenhang tussen de kernzinnen en dus tussen de alinea's is.

5. Voorcorrectie. Waarom?

Volwassenen laten belangrijke teksten ook vaak door anderen controleren op spelling, interpunctie en zinsbouw, voordat deze teksten de deur uitgaan. Dat is een goede gewoonte.

Elke leerling behoudt zijn eigen verantwoordelijkheid, maar is op dat moment heel erg gemotiveerd om verstandig met kritiek om te gaan. Een gunstiger moment om iets te leren is er nauwelijks. Zelfs in twijfelgevallen advies vragen aan de docent moet dan mogelijk zijn.

6. Lezen van elkaars teksten. Waarom?

  1.  De leerlingen vinden dit "leuk".

  2.  Bij het schrijven van de tekst houden zij er al rekening mee: de keuze van de inhoud wordt er grotendeels door bepaald.

- 236 -

C. De leerlingen hebben allemaal dezelfde soort opdracht moeten maken en hebben dus met dezelfde problemen geworsteld. Bij het lezen van elkaars teksten zien zij hoe klasgenoten deze problemen hebben opgelost.

Sommigen zien ook, hoe anderen dingen aandurven waarvoor zij zelf nog geen lef genoeg hadden.

7. Schrijfstrategie. Waarom?

"Er zijn evenveel manieren om een tekst te schrijven, als e schrijvers zijn". Dat adagium zou inhouden:

---- er zijn miljoenen manieren om een tekst te schrijven; ---- er zijn heel goede en heel slechte manieren;

  • --- iedereen moet zijn eigen manier ontwikkelen. We constateren, dat de meeste van onze leerlingen er niet in slagen zelfstandig een redelijk effectieve en efficiënte werkwijze te ontwikkelen.

De werkwijze die de docent zijn leerlingen aanbiedt, moet: efficiënt en effectief werken mogelijk maken;

  • --- ruimte laten voor persoonlijke toepassing en creativiteit.

De beschreven schrijfstrategie biedt die mogelijkheden:

  • van een dwangbuis is geen sprake, omdat de strategie slechts de grote lijnen aangeeft van de manier waarop een tekst efficiënt geschreven kan worden;

onnozel tijdverlies door een werkwijze van trial-and-error en-weer-helemaal-opnieuw-beginnen wordt voorkomen;

  • de creativiteit van de leerlingen wordt niet langer afgeremd door problemen ten aanzien van inhoud, opbouw en stijl, die de leerlingen op een effectieve manier leren aanpakken.

Bijlage 1

GOUDA

Op de plaats, waar de Gouwe in de Hollandse IJssel uitmondt, ontstond in de middeleeuwen de stad Gouda. Gelegen aan de belangrijke vaarweg binnendoor, van Brugge via Dordrecht naar Amsterdam, groeide Gouda voorspoedig. In onze Gouden Eeuw was het de vijfde stad van de Republiek en tot. 1795 was Gouda één van de zes grote steden op de Statenvergadering. Van dit grootse verleden is nog veel bewaard, niet met de trotse afmetingen zoals in het centrum van Amsterdam, maar wel veel menselijker van verhoudingen. In een dag kan de bezoeker, rustig wandelend en kijkend en op een terrasje zittend, er een goed beeld van mee naar huis nemen. Zo ongeveer zagen de "Hollandse" steden er in de zeventiende eeuw uit, is de gedachte die na dit bezoek in het geheugen achterblijft.

- 237 -

Het duidelijke centrum van Gouda is de Markt, een ruim driehoekig plein, waar aan alle kanten straatjes en steegjes op uitkomen. Midden op dit plein hebben de Gouwenaars hun pronkjuweel voor iedereen te kijk gesteld: stralend wit staat daar hun stadhuis uit het midden van de vijftiende eeuw.

Wit is het als de witte wolken, die op zonnige dagen hoog over drijven. De ramen aan de zijkanten, en dat zijn heel wat ramen, hebben vrolijk rood-witte luiken: een feestelijk overdekt bordes siert de jubelende, gotische voorgevel; het plompe zandstenen schavot aan de achtergevel stemt echter zwaarmoedig. De bescheiden huizen, winkels en restaurantjes rondom het marktplein kijken al eeuwen stil en bewonderend naar dit meesterwerk van een gotische bouwmeester, dat uniek is in de wereld. Geen van hen heeft nog zijn plaatsje vooraan af hoeven staan aan een brutaal opdringerig bankgebouw, supermarkt of warenhuis. Zij houden de kring beschermend gesloten.

Niet ver van dit marktplein, nog geen vijf minuten lopen, staat de Sint Janskerk. Nederlands allereerste bevrijdingsmonument. Een heel vreemd bevrijdingsmonument, een monument dat van binnenuit bekeken moet worden. In dit meer dan honderd meter lange kerkgebouw vertellen 64 gebrandschilderde ramen onder andere de geschiedenis van onze Tachtigjarige oorlog. Terwijl die oorlog nog maar net begonnen was, schilderden hier kunstenaars al de voornaamste overwinningen uit die tijd. Prachtig en trots zeilen de Geuzenschepen over de onder water gezette polders naar het belegerde Leiden. Willem van Oranje kijkt ironisch naar de vroegere machthebbers, de koning van Spanje en Margaretha van Parma. En op een ander groot raam wordt duidelijk gemaakt, waar die Nederlanders van toen voor streden: de vrijheid van geweten. Wie kijken kan, komt ogen tekort.

Dicht bij de Janskerk staat het museum "Het Catharina Gasthuis". Dit is geen gewichtigdoend kunstmuseum, waar de bezoeker moet fluisteren en ernstig moet kijken. Het is een verwarrend ingedeeld gebouw, met gangetjes en trapjes en vol met vooral "antieke" spullen, van heel lieve poppen tot angstaanjagende beulswerktuigen. Op de bovenverdieping kunnen kunstliefhebbers hun hart ophalen.

Gouda: wandelen en kijken, buiten en binnen.

Een dagje Gouda: het is de moeite waard.

Uit "Wie kijken wil" van Maarten Pennings

 

- 238 -

Bijlage 2

SCHEMAFORMULIER

 

Inleiding

Kern

1

2

3

 

1   1

2

3

4

5

6

7

 

2

1

2

3

4

5

6

7

e

 

3

1

2

3

4

5

6

7

1

2

3

4

5

6

7 Slot

1

2

3

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1988