Tekst, beeld en geluid in het schoolvak Nederlands

Peter van Stapele  ·  5de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1991  ·  pagina 240 - 244

Peter van Stapele

TEKST, BEELD EN GELUID IN HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

  1. De zeemeermin

Esther, een kind van zes jaar, zit met haar vader in de bioscoop en kijkt naar Disney's De kleine zeemeermin. Na enkele gebeurtenissen, die de personages en hun achtergrond en onderlinge relaties inleiden, redt Ariël, de zeemeermin, prins Eric van de verdrinkingsdood. Wanneer hij bijkomt op het strand, zwemt zij weg; een eind verderop klimt zij op een rots en kijkt naar Eric, die haar niet ziet. Esther zegt tegen haar vader: 'Maar ze weet wel wat ze wil, hoor.' Een tijdje later: 'Ze trouwt nog met hem.' Ze begrijpt van binnenuit wat op dat moment gebeurt en waar Ariël zich misschien nog niet (helemaal) bewust) op richt. Ze begrijpt de situatie en wat Ariël daarin meemaakt en voelt, in de context van het doel en van de betekenis van het hele spel. Alle handelingen van alle personages vormen voor haar in dat verband een bundeling van lijnen, verweven met de hoofdlijn, naar het doel toe, niet alleen op het niveau van de plot maar ook van de geschiedenis en van de subtekst. Als Esther na de film thuiskomt, vertelt ze de hele geschiedenis, niet zoals hij haar verteld en getoond is, maar gestructureerd, georganiseerd en voorgesteld in haar eigen woorden en beelden in een door haar zelf gemaakt plot, weergegeven in haar eigen tekst. Zij heeft gezien hoe personages handelen en interageren in hun eigen wereld, waardoor de makers van de film met Esther als een zelfstandig mens communiceren. Zij heeft in zichzelf gewerkt met wat zij weet, ziet en hoort, wat zij vervolgens met haar eigen tekst aan andere mensen kan vertellen.

  1. Subtekst

Het verhaal over Esther is een voorbeeld van hoe zij en andere kinderen teksten leren begrijpen en teksten leren maken. Omdat ik mij in dit artikel beperk tot begrijpen van geschreven teksten in verband met de relatie met beeld en geluid, volgt hier een tweede verhaal, over hoe Esther luistert naar verhalen uit een boek. Toen zij vijf jaar was las haar vader Alleen op de wereld van Hector Malot voor. Niet lang na het begin van het boek trekt Remi met signor Vitalis de wereld in. Hij moet moeder Barberin verlaten in het besef dat zij niet zijn eigen moeder is. Remi is verdrietig en alleen. Esther: 'Maar ik weet zeker dat hij een moeder of een vader heeft. Je zult het zien. Je zult zien dat hij niet alleen is. Voor het boek uit is vindt hij zijn moeder of zijn vader, misschien wel allebei. Je zult het zien.' Esther voelt het ondraaglijke van wat er met Remi gebeurt en weet wat er in hem gebeurt. Uit hoe zij reageert en vertelt, kun je beleven hoe zij het gebeuren ziet, hoort, voelt en

240

begrijpt. Zij kan dat op een directe manier vertellen. Om teksten te begrijpen zoeken zij en andere kinderen in zichzelf en activeren zij hun onderbewustzijn. Het gaat hierbij om wisselwerking tussen de tekst en hun eigen verbeelding en interpretatie. Zij beleven de handelingen en ervaringen die in de tekst naar voren komen en geven deze vorm met hun verbeelding denken. Hierbij kunnen zij zich vereenzelvigen met personen in een tekst in hun situatie, die zij ook werkelijk kunnen voelen, zien en horen, en die zij kunnen begrijpen in het geheel van de tekst. Zulke kennis van de tekst betekent kennis van de feiten die leven geven aan de personen en die vorm geven aan de handelingen.

Ik schrijf dat kinderen die luisteren of lezen, zich kunnen 'vereenzelvigen met'. Zij kunnen ook afstand nemen en wat zij hebben beleefd en geïnterpreteerd in een eigen tekst vertellen. Dit komt onder andere omdat de kinderen in staat zijn om in het luisteren naar of het lezen van een tekst te beleven en te begrijpen wat onder de tekst aanwezig is, de subtekst, waar de betekenis van het gedrukte of gesproken woord op gebaseerd is. Dat vermogen om de subtekst te kunnen beleven en te begrijpen kunnen kinderen verder ontwikkelen, als zij de gelegenheid krijgen om op een creatieve manier met teksten om te gaan. Creatief wil zeggen: leren vorm geven aan en uiten van het leven in en onder de tekst met behulp van hun eigen mogelijkheden en ervaringen, en deze verder ontwikkelen.

Wat ik hier schrijf staat niet ver af van wat Stanislavski schrijft over de relatie tussen dramatische tekst en acteren als een proces van ontwikkeling en scheppen als een natuurlijk gebeuren, waarbij het erom gaat dat de acteur leert gebruiken wat hij of zij bezit, op een natuurlijke, realistische manier. Realisme betekent hier vooral een methode van werken, niet een bepaalde stijl. Het gaat om het begrijpen en scheppen van menselijke inhoud en menselijke verhoudingen, zoals Stanislavski het bijvoorbeeld heeft beschreven in An Actor Prepares. Werk en denken van Stanislavski gaan over de mens als centrum van relaties met anderen. Leraren en leraressen Nederlands zouden zijn werk grondig moeten bestuderen.

3. Fictie en werkelijkheid

Op welke manier je kan leren vorm en uiting te geven aan het leven in en onder teksten heb ik geprobeerd met de verhalen over Esther te illustreren. Ze doet het natuurlijk zelf, maar niet zonder sociale interactie met andere mensen. Dit is wat leerkrachten verder kunnen ontwikkelen in het onderwijs.

Ik heb bewust gekozen voor een voorbeeld van het kijken naar film en één van het luisteren naar tekst. In de ontwikkeling van het leren begrijpen en het zelf maken van teksten kun je wel afzonderlijk met tekst, beeld of geluid werken, zolang je rekening houdt met het onlosmakelijk verband tussen deze drie aspecten van interpreteren. Naast het leren lezen moet daarom ook het luisteren en kijken verder ontwikkeld worden. Wat ik schrijf heeft niet alleen betrekking op het fictionele maar ook op wat ik noem het factionele verhaal, het weergeven van situaties in de

241

werkelijkheid. Het maken van nieuws is een goed voorbeeld. Nieuwsmakers selecteren materiaal uit de werkelijkheid, maken keuzen en brengen deze (en geen andere) in vorm. Het gaat hun hierbij om essenties, om wezenlijke kernen, en niet om het kopiëren van het dagelijkse leven, wat een onmogelijkheid is. Ook nieuwsmakers vertellen verhalen. Evenals bij het begrijpen van fictionele verhalen moet bij het maken van nieuws nagedacht worden over gezichtspunten, visie en focalisatie (in verband met de vraag wie vertelt/vertellen om welke reden(en) wat op welke manier?). Om bewust en actief te kunnen lezen is het belangrijk om te leren over die aspecten na te denken, en eveneens over ideologische kleuring van tekst en subtekst, over selectie en functies van het gebruik van tekens (bijvoorbeeld woordgebruik en stijl), over structuur (bijvoorbeeld de volgorde van gebeurtenissen) en over interpretatie en argumentatie.

4. Het geheel van tekst, beeld en geluid

Hiervoor heb ik geschreven dat de taal van tekst, beeld en geluid een geheel vormt. Dit is van fundamenteel belang voor het onderwijs in de moedertaal. Het gebruik van tekst, beeld en geluid behoort tot de grondslag van de menselijke cultuur, het leren waarnemen en observeren van de werkelijkheid, het denken over de werkelijkheid en de ontwikkeling van bewustzijn en van mogelijkheden van expressie en presentatie. Daarom is bijvoorbeeld in ons gedrag het gebruik van audiovisuele media direct verbonden met de ontwikkeling en het gebruik van de eigen taal in processen van cultuuroverdracht, te beginnen met het gebruik van ons eigen lichaam, het gecombineerde gebruik van verbale, paraverbale en nonverbale tekens, extern en intern. Gebruik van tekst, beeld en geluid is deel van een complex communicatie- en interactiesysteem, kleinschalig en grootschalig, en moet daarom als geheel worden gebruikt als fundament voor opvoeding en onderwijs, geïntegreerd in het leren gebruiken van de moedertaal.

Om dit toe te lichten volgt nu het derde verhaal over Esther, toen zij bijna drie was. Ze speelde in de zon in de tuin en maakte schaduwen op de tegels. Plotseling zei ze tegen haar vader: 'Alles heeft een schaduw. De bomen hebben een schaduw. De schutting heeft een schaduw. De bloemen hebben een schaduw.' Ze was even stil. Toen vroeg ze: 'Heeft de zon een schaduw?' Ze was stil, keek naar de lucht en zei: 'Ik denk dat de zon geen schaduw heeft. Ik kan geen schaduw van de zon zien. Pappa, waarom heeft de zon geen schaduw?' Haar vader vroeg: 'Waarom denk jij dat de zon geen schaduw heeft?' Esther gaf geen antwoord en ging weer spelen. Later, aan tafel, zei ze plotseling: 'Ik weet waarom de zon geen schaduw heeft. De zon heeft geen zon.' Weer later keek ze naar de zon: 'Zielig van de zon, hè?' zei ze. Haar vader vroeg waarom. 'Omdat de zon zo alleen is,' antwoordde ze.

Dit verhaal vertelt het samenwerken van een groeiend rationeel en emotioneel bewustzijn en ontwikkelende kennis in het betekenis geven aan verschijnselen en gebeurtenissen in de werkelijkheid. Zo'n proces van betekenisgeving is gebaseerd op observatie, ervaring, beleving, experimenteren en sociale interactie. Op deze

242

manier groeien ideeën, concepten, theorieën en komen nieuwe tot stand, door waarnemen, begrijpen en maken wat waarneembaar en op een bepaald moment te begrijpen is, met verbeelding, samengebundeld, en zelf ook weer waarneembaar, enzovoort, ad infinitum. Het is voor de ontwikkeling van voelen, willen en denken van fundamenteel belang dat mensen met tekst, beeld en geluid kunnen spelen en spel aanschouwen en begrijpen, in fictie en in werkelijkheid, dat zij bij kijken, luisteren en lezen emotie en gedachten kunnen ervaren, beleven en maken op grond van hun eigen herinnering, hun voorstellingsvermogen en hun verbeelding.

5. Onderwijs

Wat heeft dit artikel met onderwijs, bijvoorbeeld havo, mbo en vwo te maken? In mijn werk op de hogeschool en ook aan de universiteit werk ik met studenten die het voortgezet onderwijs meestal nog niet lang geleden verlaten hebben. Ik ervaar dat zij dikwijls moeten leren verder te ontwikkelen wat zij als kinderen deden en wat in hun onderwijsloopbaan steeds minder verder ontwikkeld. is. Leren hoe verhalen en berichten via verschillende media werken en hoe ze gemaakt worden. Het gaat hierbij niet alleen om de audiovisuele media maar om produkten van alle media, in de werking waarvan tekst, beeld en geluid samengaan, vooral op het niveau van interpreteren, zoals ik hiervoor heb willen laten zien. In een eerder artikel stelde ik de vraag: 'What do we know or understand about the nature of children's creative activities related to their growth and development, and how do we value these activities in the different stages of education?' (1987: 7).

Als kinderen jong zijn, worden hun natuurlijke creatieve activiteiten door veel opvoeders hoog gewaardeerd. Die activiteiten lijken af te nemen vanaf de periode dat kinderen zo'n negen jaar oud zijn. Het is mijn ervaring dat dit vooral komt omdat hun opvoeding en onderwijs verandert in de richting van een eenzijdige ontwikkeling, het leren reproduceren, en het uiteenvallen van leerstof in hun ervaringswereld, een situatie die ik 'de wereld in scherven' noem. Volgens mij worden kinderen niet van nature minder creatief: '(...) the decline in creativity cannot be explained as inevitable when a child grows and loses its 'naivete'. (...) The development from being naturally creative towards being culturally and socially creative may be very complex and difficult to grasp and understand, but it should be the main aim of education.' (Van Stapele 1990: 73). De ontwikkeling van taal, beeld en geluid als een eenheid vormt daarvan de grondslag.

Het goed leren lezen van teksten is een voorbeeld. In deze workshop is gesproken over de manier waarop je met teksten in relatie met beeld en geluid kunt werken. Het aantal mogelijkheden is praktisch onbeperkt. Een voorbeeld moet volstaan. Je vraagt leerlingen om een verhaal in een gegeven tekst om te zetten in een aantal scènes, bijvoorbeeld om te worden vertoond op televisie. Het kan een korte, fictionele tekst zijn of bijvoorbeeld een artikel uit een krant of maandblad. Wat leerlingen zich bij het lezen van het verhaal of het artikel voorstellen, moeten zij direct zichtbaar en hoorbaar maken. Ze ontwikkelen praktisch inzicht in aspecten

243

als structuur (plot), tijd en focalisatie. Ze leren wat je moet weglaten, wat je moet veranderen, dat je bij het ontwikkelen van een plot van een verhaal heel anders met tijd omspringt dan wanneer je voor televisie schrijft.

Enzovoort. Leerlingen ervaren en beleven op die manier dat teksten leven en dat je dit zelf kunt beïnvloeden en maken. Die ervaring en beleving kun je uitbreiden en verdiepen door er tijdens en na het praktische werk over te praten en leerlingen te stimuleren nieuwe mogelijkheden te proberen. Je kunt het geleerde toepassen door naar programma's op televisie te kijken, ze te beschrijven en interpreteren en waarderen. En vele mogelijkheden meer. Het lezen van een tekst en goed leren luisteren en kijken vormen een eenheid. Leren lezen, kijken en luisteren vormen ook de grondslag voor het maken van teksten en van andere mediaprodukten.

Een paar weken geleden stond Esther, nu zeven, met haar jongere zusje Miriam (drie jaar) naar vuurwerk te kijken.

Miriam:   Het vuurwerk is geen vogels, maar vuurwerk vliegt wel.

Esther:   Vogels hebben vleugels, hè Miriam? Vuurwerk niet. Vliegen zonder vleugels is gevaarlijk.

Zonder kijken en luisteren kun je zulke teksten niet maken, en ook niet begrijpen.

Noot

Peter van Stapele is leraar aan de Hogeschool Holland, studierichting Nederlands (lero) en Tekstschrijven, en aan de Rijksuniversiteit te Leiden, Algemene Literatuurwetenschap / Werkgroep Theater- en Filmwetenschap. Zijn adres is: Tapijtschelp 15, 1112 DN Diemen, telefoon 020 - 69 58 604.

Literatuur

Art is the foundation of education: television as an example, in: Terrance R. Carson (ed.), Toward a renaissance of humanity: Rethinking and reorienting curriculum and instruction, University of Alberta 1988, 99-106.

Machines come later: The basics of audiovisual mass media education, in: Peter van Stapele and Clifford C. Sutton (eds.), Audiovisual mass media and education, Utrecht and Bloomington 1989, 190-205.

The sun has no shadow. In: New Era Education, .London 1990, 70-74.

244

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
begrijpend lezen
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

5de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1991