Hoe klassiek is het kinderboekenmuseum? Over kinderliteratuur, kabinetten en de schoolcanon

Piet Mooren  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 235 - 243

HOE KLASSIEK IS HET
KINDERBOEKENMUSEUM?

Over kinderliteratuur, kabinetten en de schoolcanon

Piet Mooren

De literaire canon is volgens Mooij (1993) variabel en onderdeel van een cultuur die zich steeds vernieuwt, en bestaat uit meer werken dan 'de klassieken' en uit minder dan álle literatuur, want wat als triviaal geldt, doet niet mee. Dat variabele karakter blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat pas in 1995 de kinderliteratuur werd opgenomen in het bastion van de 'grote literatuur', namelijk het Letterkundig Museum, dat sinds dan een apart Kinderboekenmuseum herbergt. Het museum is volgens Kakebeeke & Meinderts (1995) dan ook lange tijd de boze stiefmoeder van de kinderliteratuur geweest.

De canon zoals die in het Kinderboekenmuseum gepresenteerd wordt, typeren zij als volgt: "Op enkele uitzonderingen na is gekozen voor boeken die kinderen van nu lezen. Er zijn dus geen pogingen gedaan om al dan niet terecht vergeten schrijvers onder het stof vandaan te halen. Het gaat om de levende letteren." Wat die uitzonderingen zijn, wordt niet gezegd, maar blijkt misschien uit het volgende: "De scheepsjongens van Bontekoe, Pietje Bell, Kruimeltje, Pluk van de Petteflet, Otje en Madelief en alle anderen werden ontvangen als verloren zonen en dochters."

Het museum wil bemiddelen tussen lezer en schrijver, en met name via een andere intermediair als de school die met een klas leerlingen een bezoek aan het museum komt brengen. Dat blijkt ook uit wat er als onderwerpen zijn gekozen.

Het museum kent vier hoofdthema's: Alleen is maar alleen, Toen vroeger nu was, Hoe kan dat nou? en Tussen hemel en aarde en daarbinnen weer subthema's met aparte kabinetten met niet alleen maar kinderboeken. Er zijn ook documenten, illustraties en relevante voorwerpen zoals de Gouden Griffel van Karel Eykman uit 1984, het glazen muiltje van een beroemd meisje, of een kijkkastje gemaakt bij het boek Annetje Lie in het holst van de nacht. Bovendien is bij elk kabinet de driedimensionale inrichting beeldbepalend voor het desbetreffende thema. Er zijn tijdbalken waarop de geschiedenis van de kinderliteratuur beschreven is met toelichting in een aparte publicatie. Er is een grote wand waarop zo'n vijftig illustratoren hun beeld hebben gegeven van het thema lezen. Tussen de beelden staan weer gedichten over lezen en schrijven.

En er is nog veel meer: educatief materiaal waarmee de tocht door het museum geleid wordt, veel opdrachten waarvoor creativiteit vereist is (zelf

236   Piet Mooren

afmaken van een gedicht bijvoorbeeld), een leeshoek waarin kinderen rustig in boeken kunnen bladeren en/of lezen, toverballenautomaten met poëzie in de aloude ulevellentraditie, billboards met beroemde gedichten die aan je oog voorbijtrekken en ten slotte het boek Kinderboekenparade van Kakebeeke & Meinderts (1995), waarmee op school en thuis de herinneringen aan teksten en illustraties uit het museum levend kunnen worden gehouden. Kortom, het Kinderboekenmuseum laat zien hoe de presentatie van de literatuur niet op een antiquarische manier hoeft te gebeuren.

1 CANON VAN HET MUSEUM

Welke auteurs zijn er in het museum te vinden bij de respectievelijke thema's?

1.1 Alleen is maar alleen

Alleen is maar alleen appelleert vooral aan wat de realiteit is voor kinderen; de subthema's gaan over familie, vriendschap, verliefdheid, school, en dood. Hierbij zijn in totaal 44 titels opgenomen; er zijn boeken van auteurs als Kuijer, Dros, Hazelhoff, Vriens en Wilmink, en de 'klassiekers' van Van Abkoude, Van Hichtum, Roos en Thijssen. Uit navraag bij twee klassen die het museum bezochten, bleek dat het thema verliefdheid, getiteld Vlinders in je buik, het meest populair was. Een meisje verwoordde dat als volgt: 'De meeste sfeer had het kabinet over de liefde. Er was een stoepje, bankje, bloemen. Echt rozengeur en maneschijn.'

1.2 Toen vroeger nu was

Binnen het thema Toen vroeger nu was zijn er vier wereldorinterende thema's waarin geschiedenis centraal staat, en een waarin een aantal fragmenten uit kinderbijbels zijn opgenomen. Bij dit laatste subthema, getiteld En God zag dat het goed was, zijn vier bijbels, een boek met bewerkte bijbelverhalen en drie door de bijbel geïnspireerde auteurs opgenomen, te weten Bruna, Eykman en Hofman.

De keuze van de subthema's over geschiedenis heeft duidelijk te maken met het grote aanbod in boeken en de fascinatie van kinderen voor verhalen over de oorlog en spannende verhalen over bijvoorbeeld ridders en zeereizen. De gekozen titels - 50 in totaal - laten steeds een verandering zien in het soort verhalen. Globaal is die verandering er een van verhalen met veel spanning, heldendom en vaderlandsliefde naar verhalen waarin meer balans is tussen realiteit en spanning en waarin ook plaats is voor kritische geluiden. Bij Geharnast passen verhalen van Dragt, Ter Haar en Kievit. Bij Als oorlog echt is

HOE KLASSIEK IS HET KINDERBOEKENMUSEUM ?   237

hoort natuurlijk het Dagboek van Anne Frank en verhalen van Huber, Terlouw, Vos en Anne de Vries.

In het meer aardrijkskundige subthema De wereld rond zijn verhalen over zeereizen te vinden, waarbij Paddeltje en De scheepsjongens van Bontekoe niet ontbreken. De nagebouwde kajuit waar je ook echt in kan zitten en dagdromen over verre reizen, spreekt veel kinderen aan. Het subthema Toen vroeger nu was herbergt veel titels van voornamelijk hedendaagse auteurs die schrijven over het verleden: Beckman, Diekmann, Hartman, Pelgrom, Terlouw en Wilmink. Het enige 'gedateerde' boek, maar dan tussen aanhalingstekens is Fulco de Minstreel van Kievit, ooit het beslissende boek voor de lezerscarrière van Fens. Beeldbepalend is hier de 'pestdokter', die zo naar het leven is neergezet dat je ijzeren Hein met zijn zeis er vanzelf bijdenkt.

1.3 Hoe kan dat nou?

In Hoe kan dat nou? gaat het om genres. Achtereenvolgens komen detectiveverhalen, sprookjes en fantasieverhalen in kabinetten aan de orde. Dat laatste brede genre is met de meeste titels vertegenwoordigd: 38 versus 13 in de categorie Gezocht. Binnen dit genre is het griezelverhaal sinds kort zo populair dat het soms griezelig gevonden wordt. De fantasie die er al was in verhalen van Biegel wordt nu aangevuld met de griezelverhalen van Van Loon en Kromhout, maar ook Anansi, Dros, Hofman, Heymans en Kuijer hebben hier hun thuis gekregen.

1.4 Tussen hemel en aarde

Er zit veel Tussen hemel en aarde; dit thema is dan ook divers. Eerst gaat het over poëzie en proza waaruit verwondering blijkt over de wereld om ons heen. Deze verwondering wordt opgeroepen in 31 titels door o.a. Brands, Dekkers en de oude Martinet. Vervolgens gaat het over een ander populair thema in kinderboeken, namelijk dieren. Nu gaat het eerste subthema daar ook al vaak over, maar hier zijn 8 verhalen over een enkel dier, spin, vos, paard, opgenomen. Ten slotte is er een subthema over milieuvervuiling, Daar zit een luchtje aan, ook met 8 titels vertegenwoordigd en een tamelijk recent realistisch thema in de kinderliteratuur, alhoewel er ook fragmenten van toepassing zijn van An Rutgers van der Loeff, Jan Terlouw en Annie M.G. Schmidt.

1.5 Auteurs, illustratoren, uitgevers

De volgende overzichten laten zien welke auteurs (tabel 1), illustratoren (tabel 2) en uitgevers over het geheel van de thema's frequent of minder frequent voorkomen. Uiteraard zijn er nog vele auteurs en illustratoren die met één titel

238   Piet Mooren

vertegenwoordigd zijn. Hoe informatief zo'n kwantitatief overzicht ook kan zijn, er moet rekening mee gehouden worden dat de impact van sommige auteurs op het geheel van de tentoonstelling veel groter is wanneer die een prominente plaats in de kabinetten hebben gekregen. Dat geldt bijvoorbeeld voor Annie M.G. Schmidt.

TABEL 1: Auteurs die met meer dan één titel in het Kinderboekenmuseum aanwezig zijn

Â

AUTEURS

AANTAL

TITELS

Midas Dekkers, Heimans/Thijsse, Guus Kuijer, Els Pelgrom,

Jan Terlouw, Willem Wilmink

6

Gerard Brands, Miep Diekmann

5

Paul Biegel, Tonke Dragt, Nienke van Hichtum, Wim Hofman,

C.Joh. Kievit, An Rutgers vd Loeff

4

Thea Beckman, Karel Eykman, Jaap ter Haar, Evert Hartman,

Henk van Kerkwijk, Lars Klinting, Co Loerakker, Dolf Verroen,

Annie M.G. Schmidt

3

Chr. van Abkoude, Henk Barnard, Miek Dorrestein, Imme Dros,

Jean Dulieu, Henk Figee, Hans Hagen, Veronica Hazelhoff,

Willy van der Heide, lven, Rindert Kromhout, Joke van Leeuwen,

Paul van Loon, Koos Meinderts, Theo Olthuis, Roos,

Schrijverscollectief, Toon Tellegen, Jacques Vriens,

Tonny Vos-Dahmen, Kees Stip

2

TABEL 2: Illustratoren die met meer dan één titel in het Kinderboekenmuseum aanwezig zijn

Â

ILLUSTRATOREN

AANTAL

TITELS

Fiel van der Veen

9

Annemarie van Haeringen, The Tjong Khing

6

Tonke Dragt, Mance Post

5

Peter Vos, Jan Wesseling, Dick de Wilde

4

Margriet Heymans, Wim Hofman, J.H. Isings, Lars Klinting, Thom Roep,

Angela de Vrede, Sylvia Weve

3

Joep Bertrams, Joh. Braakensiek, Jean Dulieu, Annette Fienig, Carl

Hollander, J.H. Isings Jr., Jan Jutte, Kees de Kefte, Joke van Leeuwen,

Noni Lichtveld, Rien Poortvliet, Lidia Postma, Reintje Venema

2

HOE KLASSIEK IS HET KINDERBOEKENMUSEUM ?   239

De uitgeverijen ten slotte zijn als volgt vertegenwoordigd, met tussen haakjes het aantal titels:

Leopold (28); Querido (27); Ploegsma (21); Lemniscaat (17); Kluitman (15); Van Holkema (14); Van Goor (8); Kosmos (6); Meulenhoff (5); Bakker (4); Kluwer (4); Oberon (4); Zwijsen (4). Minder dan 4: Bezige Bij, Bruna, Elzenga, Fontein, Gottmer, Harmonie, Holland, NBG, La Rivière, Sijthoff, Sjaloom, Versluys.

Uit de canon van het Kinderboekenmuseum valt, wat thema's, auteurs, illustratoren en uitgeverijen betreft, op te maken dat het overgrote deel van de titels uit het recente aanbod komt van de jaren '80 en '90. Het museum sluit dus aan bij wat voor kinderen van nu goed verkrijgbaar is. Er is ook sprake van inbedding van de thema's in de lees- en leefwereld van de kinderen en van opname van een aantal auteurs die populair bij kinderen zijn, maar niet in een literatuurgeschiedenis zoals De hele Bibelebontse berg (Heimeriks & Van Toorn 1989), waarin geen plaats is voor Jacques Vriens, Anke de Vries of Paul van Loon. De vijfde plaats voor een uitgeverij van als triviale literatuur gekenmerkte Kluitman is echter een historische verdienste.

2 HET SCHOOLVAK NEDERLANDS EN DE ZAAKVAKKEN

Aansluiting bij de 'canon' van de school is er in de thema's Toen vroeger nu was, Hoe kan dat nou? en Tussen hemel en aarde. En niet te vergeten in het subthema Boom - roos - vis, dat inhoudelijk over school gaat. In Toen vroeger nu was gaat het om aardrijkskunde, geschiedenis en bijbelkennis; in Hoe kan dat nou? komen de genres van de literatuurles aan de orde; en in Tussen hemel en aarde gaat het om de natuur. Eerder noemde ik in een ander verband de canon van Kakebeeke dan ook een canon met een onderwijs-Kemakeur. In leesmethodes en methodes voor wereldoriëntatie is de opname van kinderliteratuur niet uitzonderlijk, zeker niet in de methodes die ik aan de orde wil stellen, om erachter te komen of er verschil is tussen de canon van het museum en die van de schoolvakken.

2.1 Wie dit leest

Wie dit leest is een thematische leesmethode voor groep 4 tot en met 8 (tweede tot en met zesde leerjaar), die werd samengesteld door Cor Aarnoutse en Jos van de Wouw. Het eerste deel verscheen in 1990. De opzet van de methode is voor alle groepen identiek. Er zijn steeds tien eenheden of thema's, waarbinnen de vijf deelaspecten van het lezen terugkomen. Na elk thema is er een boekenlijst opgenomen, die bedoeld is voor het vrije lezen. Elke thematische lijst is ingedeeld in vier categorieën: boeken voor moeilijk lezenden, voor de gemiddelde lezer, voor de betere lezers, en boeken die geschikt zijn om voor te

240   Piet Mooren

lezen. In Wie dit leest worden in totaal 1440 titels van kinderboeken genoemd. Het aantal titels per leerjaar varieert van zo'n 250 tot 350.

Welke auteurs en uitgevers zijn nu hier vertegenwoordigd? De meest frequent opgenomen auteurs zijn de volgende: Lindgren (23); Herzen (20); Kuijer (19); Schmidt (18); Vriens (18); Dahl (16); Biegel (14); Nostlinger (14); De Vries (14); Dubelaar (13); Eykman (13); Van Loon (13); Mahy (13); Janosch (12); Van Leeuwen (12); Lobel (12); Hafkamp (11); Stark (10); Thiele (10); Verroen (10).

De meest frequent opgenomen uitgeverijen zijn: Zwijsen (168); Ploegsma (166); Querido (110); Lemniscaat (73); Leopold (72); Van Holkema (60); Holland (50); De Fontein (44); De Vries-Brouwers (40); Van Goor (39); De Ruiter (32); Gottmer (32); Altiora (26); Casterman (26); Elzenga (25).

Opvallend is ten eerste dat de lijst van fictie-auteurs aangevoerd wordt door een buitenlands auteur (Lindgren, en ook Dahl komt vaak voor). Auteurs met een zelfde hoge notering als in het Kinderboekenmuseum zijn Biegel, Eykman en Kuijer. Auteurs die in het museum niet met veel titels vertegenwoordigd zijn, maar in de leesmethode wel, zijn Dubelaar, Herzen, van Leeuwen, Van Loon, Schmidt, Verroen en Vriens. Een 'nieuwe' auteur is Hafkamp, die meer voor jongere kinderen schrijft. Aan de top van de uitgeverijen staat Zwijsen. Van deze uitgeverij zijn dus blijkbaar veel fictie- en non-fictietitels opgenomen, en niet te vergeten de titels speciaal voor moeilijk lezenden, die een aparte categorie vormde op de boekenlijst.

2.2 Het ei van Columbus

Het ei van Columbus is een methode wereldoriëntatie voor het basisonderwijs (De Bruin e.a. 1994). De methode bestaat uit vier deelmethodes, namelijk De wereld rond voor sociale ontwikkeling, Een zee van tijd voor geschiedenis, In vogelvlucht voor biologie en Land in zicht voor geschiedenis. De wereld rond begint vanaf groep 1 (de kleuters), de overige drie deelmethodes beginnen in groep 3 (eerste leerjaar) van het basisonderwijs.

Kinderliteratuur is een vast onderdeel van de methode: ten eerste in de geannoteerde boekenlijsten achter in het deel voor elke jaargroep, en ten tweede in het zogenaamde 'strooigoed', dat zijn fragmenten, liedjes en gedichten die in de lesstof zijn opgenomen. In de handleiding wordt de opname van kinderliteratuur als volgt verantwoord: "De opname van kinderliteratuur (...) dient aldus het fundamentele streven van het basisonderwijs om van alle kinderen zelfstandige en functionele lezers te maken die in staat zijn op eigen houtje informatie op te doen en die zoveel plezier hebben in het lezen van boeken dat ze ernaar blijven grijpen. Dat geldt eens te meer voor kinderen die moeite hebben met lezen en die bij voorkeur non-fictie lezen. Ze krijgen daar alle kans toe als ook om te ontdekken wat fictie voor hun specifiek interesse te bieden heeft." (p. 20-21).

HOE KLASSIEK IS HET KINDERBOEKENMUSEUM ?   241

Zo'n typisch `non-fictie'-kind is bijvoorbeeld de jongen die aangaf absoluut niet van lezen (op school dan) te houden, maar die wel enthousiast was in het museum, getuige zijn top-3 van kabinetten: '1. Scheepston: Het was heel mooi gemaakt; 2. Daar zit een luchtje aan: Heel leuk; 3. Tweede Wereldoorlog: Heel fascinerend.'

In de hele methode zijn in totaal 1692 boektitels opgenomen. Meer dan de helft van de titels is opgenomen in De wereld rond, waarin voor toepassingsmomenten van het geleerde bij de zaakvakken wordt gezorgd. De verdeling over de overige drie methodes is ongeveer gelijk.

Welke auteurs en uitgeverijen zijn favoriet in Het ei van Columbus? De 'topauteurs' zijn de volgende: Janosch (22); Spier (21); Lobel (20); Eykman (20); Van Leeuwen (18); Burningham (17); Anno (17); Macauley (17); Hofman (16); Schrijverscollectief (16); Dekkers (15); Aliki (14); Carle (14); Wilkes (14); Heine (11); Oxenbury (11); Ross (11); Steig (11).

De meest frequent opgenomen uitgeverijen zijn: De Ruiter (188); Ploegsma (123); Zwijsen (112); Gottmer (94); Van Holkema (94); Lemniscaat (82); De Vries-Brouwers (67); Querido (64); Casterman (53); Leopold (51); Meulenhoff (50); De Vier Windstreken (32); Bekadidact (27); Kosmos (27); La Rivière (26).

Opvallend aan het overzicht van topauteurs is het grote aandeel van buitenlandse prentenboekenmakers, zoals Janosch, Spier, Lobel, Burningham, Anno en Macauley. Joke van Leeuwen staat als Nederlandse prentenboekenmaakster ook hoog genoteerd. 'Multifunctioneel' zijn hier, net als in de canon van het museum: Eykman, Hofman en het Schrijverscollectief. Zoals te verwachten bij een methode voor wereldoriëntatie zijn de 1 e en de 3e plaats voor uitgeverijen van non-fictie.

3 EN DE KINDEREN ZELF...

Een kleine rondgang door een Haagse klas die het Kinderboekenmuseum bezocht had, leverde de volgende inventarisatie op; het getal achter de auteur is weer het aantal keren dat er van deze auteur iets gelezen is.

Horowitz (18); Van Loon (15); Anke de Vries (12); Vriens (12); Hartman (10); Dahl (8); Van Gils (6); Terlouw (4); Anne Frank (4); Beckman (3); Slee (3); Tijsinger (3); Annie Schmidt (2) Barnard (2); Hazelhoff (2); De Zanger (2); De Roos (2); Chambers (1); Bloem (1); Baantjer (1); Ter Haar (1) en Kievit (1).

De series van Ad van Gils worden door jongens gelezen: Wouter de vliegende jongen, De Piraten (2) en Snelle Jelle (3). Van de meisjes zijn er twee die Floortje Bellefleur gelezen hebben. Non-fictie-titels worden zeker wel gelezen,

242   Piet Mooren

maar in ieder geval niet genoteerd. Een leerling geeft zelf een toelichting bij de onvolledigheid van de lijst: 'Ik heb nog meerdere boeken gelezen maar soms wat te kinderachtig. Ik heb ook veel info boekjes gelezen.'

Van de Nederlandse auteurs zijn Paul van Loon, Anke de Vries, Jacques Vriens en Evert Hartman de auteurs die bij de meeste kinderen op de boekenlijst voorkomen. Dit beeld strookt niet met dat van het museum, maar wel met het beeld dat men in de bibliotheek heeft van het leesgedrag van 11/12-jarigen. Wat past nog meer in dit beeld? De kinderen uit groep 8 (zesde leerjaar) zijn in een bepaald opzicht `randgevallen'; ze lezen zowel B-als C-boeken, en zelfs boeken die in de kast voor volwassenen staan. In de griezelrage van de laatste jaren die met de boeken van Paul van Loon is ontstaan, lezen sommige kinderen alles wat in dit genre past zoals de boeken van Horowitz, om als echte griezel-fanaat over te steken naar bijvoorbeeld Stephen King, een auteur voor eigenlijk alleen volwassenen. Aan dit leesgedrag komt de bibliotheek tegemoet, hoewel kinderen officieel in de bibliotheek geen boeken van de afdeling voor volwassenen kunnen lenen.

Opmerkelijk is verder de geringe aandacht voor boeken van Thea Beckman en voor de klassieke Kameleon, Dik Trom en Pietje Bell. De klassieken worden in herdruk nog steeds aangeschaft en geleend, maar niet in grote aantallen. Wat dat betreft, is er duidelijk een verschil met De jeugdboeken top 100 allertijden (1988) met in de top-30 van auteurs voor Beckman een vierde plaats, na Roald Dahl, Jan Terlouw en Enid Blyton. Na Beckman volgen tot en met de 10e plaats: De Roos, Kuijer, Kieviet, Hartman en Brill. In de top-30 van de twaalfjarigen komen Pietje Bell, Kruimeltje en Dik Trom voor, Annie M.G. Schmidt en veel Dahl en Terlouw. De Kameleon staat op de achtste plaats. Ook komt Het Achterhuis erin voor. In de top-30 van jongens staat de Kameleon op de eerste plaats, en Dik Trom op de tweede.

Vergelijk je de voorkeur van toen met die van de Haagse leerlingen van nu, dan kun je vaststellen dat in hun top-10 Roald Dahl, Jan Terlouw en Evert Hartman gebleven zijn, dat daar auteurs bij gekomen zijn die toen niet bij de eerste tien auteurs zaten, zoals Anke de Vries, en auteurs die niet in de top-30 voorkwamen of nog moesten publiceren, zoals Jacques Vriens, Paul van Loon, Ellen Tijsinger en Carry Slee. De typische meisjesboeken van Enid Blyton en Yvonne Brill, en de oudere boeken van De Roos en Kieviet zijn uit de top-10 verdwenen. Sietze en Hielke van de Kameleon hebben plaats moeten maken voor Snelle Jelle, de voetbalheld uit het serieverhaal van Ad van Gils.

Aansluiting bij wat kinderen interesseert en wat ze graag lezen, blijkt uit de gekozen thema's van het Kinderboekenmuseum als relaties, spannende en realistische verhalen, fantasie en dieren, en uit de keuze van vooral recente auteurs, ook van als triviaal gekenmerkte werken. Boeken waaraan een beetje `stof' kleeft als Pietje Bell, Dik Trom of Paddeltje, Jongensdagen, en Het behouden huis vormen een minderheid, waarschijnlijk ook met het oog op het jeugdsentiment van de volwassenen.

HOE KLASSIEK IS HET KINDERBOEKENMUSEUM ?   243

Lacunes zijn er mijns inziens op drie punten. Ten eerste zijn hedendaagse series gepasseerd zoals Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt, Pim, Frits en Ida van Godfried Bomans, of de Meester Pompelmoesverhalen van Hans Andreus. Die raken zo uit het collectieve literaire geheugen en daar is een museum nou net voor bedoeld. Ten tweede is er niet veel aandacht geschonken aan de diversiteit aan culturen waaruit scholen tegenwoordig bestaan. Aanwezig zijn alleen Anansi als vertegenwoordiger van een andere verteltraditie en de Surinaamse Georgien die naar Nederland komt in Kon hesi baka van Henk Barnard. Ten derde is de suggestie in de korte inleiding bij de capita selecta uit de bijbel als verplichte literatuur op de basisschool begrijpelijk vanuit het argument dat er in bijvoorbeeld de literatuur en schilderkunst vaak aan bijbelverhalen gerefereerd wordt, maar daar past ook kennis van andere religies bij, omdat het niet alleen gaat om het begrijpen van kunst maar ook van klasgenoten.

Maar dat alles weegt niet op tegen het feit dat het Kinderboekenmuseum de kabinetten ook echt heeft opengesteld voor de kinderen van nu, door hen te ontvangen in aansprekende thema's met auteurs die nu tot de verbeelding spreken, al zullen die lang niet allemaal in de volgende eeuw nog klassiek blijken te zijn.

LITERATUUR

Aarnoutse, C. & J. van de Wouw: Wie dit leest. Een methode voortgezet lezen. Tilburg: Zwijsen, 1990-.

De Bruin, R. e.a.: Het ei van Columbus. Wereldoriëntatie voor de basisschool. Tilburg: Zwijsen, 1994.

De jeugdboeken top 100 allertijden. Amsterdam: De Bijenkorf/Zirkoon, 1988.

Heimeriks, N. & W. van Toorn: De hele Bibelebontse berg. De geschiedenis van het kinderboek in Nederland en Vlaanderen van de Middeleeuwen tot heden. Amsterdam: Querido, 1989.

Kakebeeke, H. & A. Meinderts: Kinderboekenparade. Amsterdam: Ploegsma, 1995.

Mooij, J.J.A.: Het 'probleem' van de canon. In: W. Van Peer & R. Soetaert: De literaire canon in het onderwijs. 's-Gravenhage: Stichting Bibliographia Neerlandica, 1993 (Voorzetten 43).

Mooren, P.: Meester Kakebeeke, de kunst van de leesbevordering. Vernieuwing, Tijdschrift voor Onderwijs en Opvoeding 35/5-6, mei-juni 1994, p. 30-32.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996