Nederlands in het vak integrale opdrachten

Ann Vandemaele  ·  22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2008  ·  pagina 249 - 254

Download artikel

Recognized HTML document

7. Nederlands en vakoverschrijdende projecten

Ronde 5

Ann Vandemaele

Technisch Instituut Immaculata, Ieper Contact: vdmaele@hotmail.com

Nederlands in het vak integrale opdrachten

‘Integrale opdrachten’ (i.o.) is een vak binnen de richting Sociale en Technische Wetenschappen (niveau: tso) waarin de vakken ‘sociale wetenschappen’, ‘natuurwetenschappen’ en ‘voeding’ centraal staan. ‘Plastische opvoeding’ en ‘Nederlands’ – officieel: ‘expressie’ – werken ondersteunend. Het vak i.o. werkt rond 4 competenties:

 
  1. sociaalwetenschappelijke en natuurwetenschappelijke onderwerpen onderzoeken;

  2. een persoonsgerichte activiteit of een maaltijd voor een groep organiseren;

  3. mondeling presenteren voor een groep;

  4. de eigen studieloopbaan in handen nemen.

 

Uit de opsomming van deze competenties blijkt duidelijk dat er voor het vak Nederlands een belangrijke rol is weggelegd. Het vak i.o. wordt op onze school door een team gegeven dat bestaat uit een leraar ‘Nederlands’, een leraar ‘plastische opvoeding’, een leraar ‘sociale wetenschappen’, een leraar ‘voeding’ en een leraar ‘natuurwetenschappen’. Alle opdrachten voor de leerlingen worden uitgeschreven in lesbrieven. Een model vindt u in bijlage.

 

De lesbrief is telkens zo opgesteld dat leerlingen zelf aan de slag kunnen, zonder al te veel hulp van de leraar. De leraar is wel aanwezig als coach, maar de leerling stelt zelf een werkplan op en denkt dus zelf na over hoe hij/zij tot het eindresultaat komt. Dat eindresultaat is bij sommige opdrachten duidelijk afgelijnd, maar hoe ouder de leerlingen worden, hoe opener de opdracht is en hoe minder voorspelbaar het eindresultaat wordt.

 

Bovendien is het zo dat het eindresultaat heel vaak een evenement is, dat – zeker in de derde graad – een zekere complexiteit inhoudt en waarbij leerlingen heel weinig concrete input vanuit de leraar/lesbrief krijgen en des te meer zelf – samen of in groepjes – moeten brainstormen over de uitwerking van het project. Aangezien alle leerkrachten van het i.o.-team samen de projecten bedenken en de bijhorende lesbrieven opstellen, slaagt de leraar Nederlands er moeiteloos in om ook leerdoelen voor het vak Nederlands te realiseren. Dat zal u merken aan de voorbeelden die ik hieronder kort toelicht.

7

249

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Begin januari 2008 kregen onze leerlingen van het 5e jaar de opdracht om een evenement te organiseren rond ‘Gedichtendag’. Vanuit de vakgroep Nederlands hadden we in het eerste trimester een gedichtenwedstrijd georganiseerd, waarbij elke leraar Nederlands zijn leerlingen een gedicht had laten schrijven over ‘een ding’ (het thema van ‘Gedichtendag 2008’). Een jury van leerkrachten had in elke categorie (1e graad tso, 1e graad bso, 2e graad tso, 2e graad bso, 3e graad tso en 3e graad bso) een winnaar gekozen.

De leerlingen besloten in i.o. om een prijsuitreiking voor deze gedichten te organiseren, een beetje zoals de Oscars, dus met genomineerden en winnaars die hun prijs vooraan komen ophalen. Die prijsuitreiking ging door in een naburig jeugdcentrum dat voor de gelegenheid werd afgehuurd. De leerlingen moesten eerst in groepjes brainstormen over de organisatie van het evenement. Ze maakten een plan op van alles wat bij zo’n organisatie komt kijken. Daarna werden de leerlingen opgedeeld in teams.

Een aantal leerlingen las alle genomineerde gedichten voor (3 per categorie). Ondertussen werd van elk gedicht ook een PowerPoint geprojecteerd met een aangepast muziekje (2 leerlingen waren PowerPointmakers en dj’s). Andere leerlingen hadden ‘poëtische’ koekjes gebakken (1800 koekjes voor de hele school) om na de prijsuitreiking aan de leerlingen uit te delen. Elke leerling ontving een zakje met twee koekjes erin. Op het zakje kleefde een etiket met een gedicht. Doordat alle leerlingen gedichten hadden geschreven, hadden we dus een mooie voorraad gedichten die ze op de etiketten konden printen. Een ander team had de weg van de school tot het jeugdcentrum versierd met poëtische wegwijzers, die telkens een volgende zin van een gedicht onthulden.

In deze opdracht zat dus de competentie ‘een persoonsgerichte activiteit organiseren’ en ‘mondeling presenteren’. De leraren ‘voeding’, ‘Nederlands’ en ‘plastische opvoeding’ waren hier het meest bij betrokken. In andere opdrachten ligt de nadruk dan weer op het ‘sociaalwetenschappelijk’ of ‘natuurwetenschappelijk’ onderzoek. Zo moesten leerlingen voor de opdracht ‘Think big’ hun ouders interviewen over hun opvoeding. In de theorielessen van ‘sociale wetenschappen’ hadden leerlingen het over opvoedingsstijlen gehad. Dankzij de opdracht konden ze de theorie koppelen aan concrete ervaringen en verhalen. Bovendien moesten ze de resultaten van het interview voor de klas presenteren, waardoor competentie 1 (‘sociaalwetenschappelijk onderzoek’) en competentie 3 (‘mondeling presenteren voor een groep’) aan bod kwamen. Competentie 3 komt minder expliciet aan bod als leerlingen bijvoorbeeld een gerecht bereid hebben (competentie 2, een maaltijd voor een groep organiseren) en er aan hun klasgenoten verslag over moeten uitbrengen of als ze hun gerecht moeten presenteren.

Naast spreekvaardigheid komt ook schrijfvaardigheid geregeld aan bod. Zo moesten de leerlingen van het 5e jaar in de opdracht ‘Buitenbeentjes’ een informatieve beurs orga-

250

Recognized HTML document

7. Nederlands en vakoverschrijdende projecten

niseren rond ‘buitenbeentjes’. Met buitenbeentjes bedoelden we aandoening zoals een visuele of een auditieve handicap, autisme, dyslexie, dyspraxie, schoolfobie, dwangneurose, etc. Eerst was er het opzoekingswerk: ze moesten in groepjes van 3 informatie verzamelen over ‘hun aandoening’ in de bibliotheek en op het internet. Die info moesten ze verwerken tot een zakelijke tekst van 3 A4-bladzijden, aangevuld met een voorblad, een inhoudsopgave en een literatuurlijst. Verder moesten ze hun aandoening in een 10 minuten durende presentatie voorstellen aan kleine groepjes leerlingen van het 4e jaar en aan leerkrachten uit de richting ‘Verzorging’ (niveau: bso) en ‘Gezondheids- en welzijnswetenschappen’ (niveau: tso). Hierbij moesten ze minimaal 6 minuten besteden aan het geven van zakelijke info over die aandoening. Dat moest op een aantrekkelijke en interactieve manier gebeuren. Daarna mochten ze maximaal 4 minuten voorzien voor een (zelfbedachte) doe-activiteit die hun publiek moest onderdompelen in de leefwereld van mensen met een dergelijke aandoening.

Naast het mondeling presenteren, hadden de leerlingen aan het einde van de rit dus ook gewerkt aan hun opzoekingsvaardigheden: ze moesten hun info immers structuren, samenvatten en helder formuleren. Bovendien hadden ze de regels van de bronvermelding nog eens ingeoefend en aangezien de leraar Nederlands tijdens het schrijfproces aanwezig was, werden leerlingen ook aangemoedigd om het Groene boekje of hun spellingsgids te gebruiken.

Bijlage 1: een lesvoorbeeld

 

Buitenbeentje

Aantal lesuren: 18 uur

Wat is de

Maak een infostandje, een presentatie, een doe-activiteit en een

opdracht?

theoretische tekst over een specifieke aandoening.

Nagestreefde

Een sociaalwetenschappelijk thema analyseren

competenties:

1.1 Ik kan criteria voor de opdracht met de leerkracht afspreken.

 

1.2 Ik kan een werkplan voor het onderzoek opstellen.

 

1.3 Ik kan informatie opzoeken en beoordelen

 

1.4 (en 1.5) Ik kan informatie structuren, conclusies formuleren

en op een creatieve manier voorstellen.

 

Een persoonsgerichte activiteit voor een groep organiseren

 

2.1 Ik kan een opdracht afbakenen en criteria opstellen.

 

2.3 Ik kan een activiteit uitvoeren.

 

2.4 Ik kan een doe-activiteit van een andere groep evalueren.

7

251

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

 

 

Presenteren

 

3.1 Ik kan een gepast werkmodel kiezen. (Op welke manier pre-

senteer je je info en je doe-activiteit? Is iedereen in je publiek

betrokken?)

 

3.2 Ik kan een presentatie voorbereiden.

 

3.3 Ik kan een langere presentatie geven en vragen van het

publiek beantwoorden.

 

3.4 Ik kan een presentatie evalueren.

 

De studieloopbaan in eigen handen nemen

 

4.1 Ik kan formuleren of ik kinderen/jongeren met een

dergelijke aandoening zou willen begeleiden.

Hoe gaan we

2 u.

te werk?

Je krijgt een infomoment over de opdracht. Je krijgt een beknop-

te uitleg over je aandoening. Aan de hand van deze aandoening

brainstorm je over wat je nog allemaal wil en moet weten. Aan

de hand van deze brainstorm, en rekening houdend met onder-

staande planning, maak je een taakverdeling binnen het groepje

op.

 

4 u.

 

Bezoek aan bib/Katho.

 

In de bibliotheek krijg je de kans om informatie op te zoeken, te

selecteren en te structureren.

 

2 u.

 

Maak een bestellijst op voor je doe-activiteit.

 

4 u.

 

Bezoek aan bib/Katho.

 

6 u.

 

Werk je opdracht uit volgens planning. Je kunt op donderdag tij-

dens het 5e /6e uur eens gaan kijken naar de turnzaal om een

plekje te reserveren en de mogelijkheden van het lokaal te bekij-

ken.

 

2 u.

 

Laatste voorbereiding

252

Recognized HTML document

7. Nederlands en vakoverschrijdende projecten

 

 

4 u.

 

5e lesuur: klaarzetten van de stand

 

6e lesuur: presenteren voor eigen groep en beoordelen andere

groepen

 

7e lesuur: presentatie aan derden (vierdejaars en leerkrachten)

 

8e lesuur: opruimen

In de klas vind

je volgende

elementen:

Per groepje maximaal 3 witte presentatieborden en pc’s

Wat moet je zelf

meebrengen?

Materiaal in functie van de doe-activiteit en de infostand.

Waaraan moet

- Je werkplan bevat een taakverdeling en een timing

je resultaat

(wie wat wanneer zal doen).

beantwoorden?

- Je tekst is 3 A4-bladen (Arial 11, anderhalve tussenregel) lang

en bevat enkel eigen geschreven tekst. Wat moet er in? (Denk

aan de probleemstructuur.) Als slot formuleer je je mening over

de gekregen debatvraag en of je kinderen/jongeren met deze aan-

doening zou willen begeleiden. (Waarom wel of waarom niet?) Je

zorgt voor een voorblad met de titel en jullie namen erop + voor

een inhoudsopgave.

 

- Je stand (in de turnzaal van Savio) moet informatief, overzich-

telijk en creatief zijn (niet enkel geprinte bladen) en aantrekke-

lijk voor het publiek.

 

- Je informatieve presentatie duurt minimaal 4 minuten. Je kiest

een gepaste werkvorm zodat iedereen van je publiek actief

betrokken is bij je presentatie.

 

- Je doe-activiteit moet ervoor zorgen dat de spelers zich inleven

in de leefwereld van mensen met zo’n aandoening. Je doeactivi-

teit speelt zich binnen af.

 

- Informatieve presentatie en doe-activiteit duren samen 10

minuten.

Bijlage 2

De hoofdvragen van de probleemstructuur zijn:

• Wat is het probleem? (welk soort aandoening, omschrijving van hoeveel % eraan lijdt, waar die mensen vooral voorkomen, toestand in België, Europa, wereldwijd, beschrijving van de symptomen...)

7

253

Recognized HTML document

TWEEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

  • Waarom is het een probleem? (= wat zijn de negatieve gevolgen van het probleem? Wat zijn de gevolgen van de beperking?)

  • Wat zijn de oorzaken van het probleem?

  • Hoe kan het probleem opgelost/aangepakt worden?

Als je het over een onderzoek hebben dan kun je de onderzoeksstructuur gebruiken:

  • Wat werd er precies onderzocht?

  • Waarom werd het onderzocht?

  • Hoe werd het onderzocht? (wie, wat, waar, verschillende stappen in het onderzoek)

  • Wat waren de resultaten van het onderzoek?

  • Wat zijn de conclusies uit het onderzoek?

Ronde 6

Martine Verhelst

O.-L.-V.-Hemelvaartinstituut, Waregem Contact: martine.verhelst@skynet.be

Wordt u ook pro bso-contractwerk?

1. Inleiding

Wat is contractwerk eigenlijk? Hoe past contractwerk binnen Begeleid Zelfstandig Leren? Hoe is het inzetbaar in onze bso-afdelingen? Wat is de rol van de leraar? Hoe ga je om met opdrachten? Hoe ga je om met evaluaties?

Bovenstaande vragen worden regelmatig gesteld. Dit toont enerzijds aan dat veel leraren meer willen weten over ‘contractwerk’. Anderzijds getuigen die vragen van een tekort aan zelfvertrouwen en van een onderschatting van de capaciteiten van leerlingen.

Zowel leraren als leerlingen zijn flexibele wezens. Het enige wat men in het achterhoofd dient te houden, is dat er een mogelijkheid bestaat om na het vallen ook terug op te staan. Wie iets uitprobeert, loopt immers het risico om te falen. Opdrachten kunnen echter bijgestuurd worden zodat uiteindelijk iedereen er uiteindelijk goed bij vaart. Maar eigenlijk lopen we nu al op de zaken vooruit.

254

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taal bij andere vakken
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

22ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2008