Aanzetten tot luisterdidactiek

Paul Tack  ·  5de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1991  ·  pagina 245 - 253

Paul Tack

AANZETTEN TOT EEN LUISTERDIDACTIEK Leren luisteren naar zakelijke teksten

Deze bijdrage is geboren uit ongenoegen: ongenoegen met mezelf, met mijn bezig-zijn in de les, met de resultaten van mijn leerlingen. Ik stelde me dan drie vragen, waarop ik hoop een zinvol antwoord gevonden te hebben. Ik wil met u, mijn collega's, de resultaten van mijn zoektocht delen. Ik richt me tot mijn collega's van de laatste twee jaar van het algemeen vormend onderwijs die les geven aan leerlingen die doorstromen naar het hoger onderwijs. Ons leerplan legt ons op de leerlingen bekwaam te maken om met goed gevolg hoorcolleges bij te wonen. Dus mijn verre doelstelling is jonge mensen bekwamen in het volgen van hoorcolleges, referaten en zakelijke uiteenzettingen. Ik wil hier ten overvloede zeggen dat ik het niet heb over luisteren naar gesprekken.

Welke vragen stelde ik me?

Welke concrete doelstellingen moet ik nastreven?

Welke handelingen moet ik stellen om efficiënt te onderwijzen?

Welke leerinhouden of inzichten moet ik daartoe overdragen?

Welke handelingen moeten de leerlingen stellen? Deze vraag houdt in: hoe kunnen de leerlingen hun eigen .handelen bewust worden, sturen en desnoods bijsturen?

Aanvankelijk had ik op deze vragen geen antwoorden. Ik probeerde luisteronderwijs te geven, echter zonder goed te weten waarmee ik bezig was; ik had onbevredigende procedures; ik kon de leerlingen geen duidelijk beeld voorhouden van wat ik met mijn lessen beoogde. Wat ik deed bleef nogal vaag, erg globaal en leek te veel op geheugentraining. De bestaande literatuur over luisteren bevredigde me niet. Ik vond echter wel inspiratie in twee andere bronnen:

de theorieën van Westhoff over voorspellend lezen;

de theorieën over de opbouw van teksten.

Geïnspireerd door de theorieën van het voorspellend lezen heb ik eerst het luisterproces geanalyseerd en ontdekte dat er nogal wat gelijkenissen waren, maar ook grondige verschillen. Uit deze analyse zal ik doelstellingen distilleren.

1. Het luisterproces

Het luisterproces is een tweestromenland. Er is een van buitenaf komende stroom van klanken en er is een innerlijke stroom van kennisgegevens. Die innerlijke

245

stroom omvat kennis van de taal en van tekststructuren, maar ook kennis van wereld en maatschappij.

Uit ervaring bleek dat de leerlingen alleen met de van buiten op hen afkomende klankenstroom rekening hielden. De innerlijke stroom bleef te vaak ongebruikt. Hoe komt dat? Omdat ze zich van die innerlijke stroom van eigen kennis onvoldoende bewust zijn.

--- Meteen heb ik een concrete doelstelling: er moet aan bewustmaking gewerkt worden!

Dat komt verder omdat het luisterproces aan een onverbiddelijk tempo onderworpen is: de stroom van informatie die van buitenaf over hen uitgestort wordt, raast zo snel voorbij, dat ze al hun aandacht op die snelle uitwendige stroom focussen. Ik zal u een nauwkeurige analyse van de psychische processen besparen: u weet allen uit eigen ervaring hoe dwingend het woordendebiet voorbijstroomt. Daarbij speelt vooral de angst iets te missen een grote rol. Omdat de luisteraar het geheel niet overziet of overzien kan, lijkt elk gegeven even belangrijk. Het korte-termijngeheugen heeft onvoldoende tijd om belangrijke van onbelangrijke gegevens te onderscheiden. Het resultaat is dat niet alle relevante gegevens in het lange termijngeheugen opgeslagen worden en dus blijvend verloren gaan. De schrik gegevens te missen blijkt ook hier een slechte leermeester! Die schrik wordt nog gevoed door het feit dat teruglezen en terugbladeren onmogelijk zijn. Voorbij is voorbij! Definitief! Daarom luisteren de leerlingen ook met een zeer enge focus: zij hebben alleen voor het voorbijvlietende moment aandacht, en verliezen de greep op het groter geheel.

--- Weer heb ik een concrete doelstelling in het vizier: er moet gewerkt worden aan die schrik, aan die te enge focus. De leerlingen moet beheersing van de situatie geleerd worden; het overzicht krijgen over de hele luistersituatie. Hij moet op de een af andere manier zicht krijgen op grotere gehelen, op het verloop van het geheel en op de plaats van de delen in dat geheel.

Deze korte analyse bezorgt me enkele concrete doelstellingen:

ten eerste: de leerlingen moeten zich bewustworden van de twee stromen van informatie die op hen afkomen, met de nadruk op de innerlijke stroom; ze moeten leren steunen op hun kennis van taalstructuren en tekststructuren en op hun kennis van wereld en maarschappij.

ten tweede: ze moeten zich leren losmaken van het vluchtige ogenblik; ze moeten leren een veel breder aandachtsfocus te hebben.

Die bewustwording zal niet zo'n groot probleem zijn. Ik kom daar straks met praktische voorbeelden op terug.

Ik ben nog steeds met mijn zoektocht bezig. Dat zich losmaken van het efemere ogenblik, dat is een erg moeilijk punt. Daar wil ik het nu even over hebben. Het is

246

nodig dat de leerlingen inzicht hebben in de redundantievelden zoals Westhoff die opsomt in zijn boek. De eerst drie zijn niet zo dadelijk relevant voor het luisteren. Westhoff vermeldt:

kennis van de klankcombinaties

kennis van de zinsstructuren

kennis van betekenisstructuren

Ik wil mijn aandacht toespitsen op het vierde en vijfde redundantieveld: kennis van logische structuren

kennis van de wereld

Ik wil er een zesde aan toevoegen:

kennis van tekststructuren

Laat me toch even terugkomen op de kennis van zinsstructuren. Onze 16-- en 17-jarigen kennen voldoende zinsstructuren en daar redden ze zich wel mee. Maar er is een eigenschap van de Nederlandse zin waarvan de kennis toch erg interessant is bij het lezen en luisteren. Ik heb het over de links-rechtsstructuur van de Nederlandse zin. Het Nederlands tendeert ernaar de relevante informatie naar het einde van de zin te schuiven. Wie dat weet, schept zich zelf bij elke nieuwe zin ruimte om te wachten tot het bericht in het slot van de zin komt. De zin wordt ingezet met het thema, het bekende of als oud voorgestelde en voegt daar dan het nieuwe, de relevante informatie aan toe. Maar wat merk je als je leerlingen doet luisteren: dat ze juist reeds bij de eerste klanken de pen op papier zetten en juist niet wachten tot de belangrijke informatie gegeven wordt.

Maar staan we daar niet te lang bij stil en keren we terug naar onze redundantie-velden. Eerst naar het vierde veld: kennis van de logische structuren. Het is beslist nodig de leerlingen met die logische structuren te doen werken. Ik noem er enkele:

  •     oorzaak - gevolg

stelling - argument

  •     middel - doel

  •     reden - gevolg

algemeen - specifiek

De kennis van die logische structuren helpt het erg lokale, ogenblikkelijke te overwinnen en overzicht te krijgen over grotere gehelen, ze heeft een voorspellende kracht: wie b.v. iets over oorzaken hoort, kan gevolgen verwachten, of omgekeerd.

Ik ga over op de kennis van de wereld en de maatschappij. Onze leerlingen weten veel, maar vertonen de hebbelijkheid dat ze zich voor een luisteractiviteit als een tabula rasa presenteren: ze schakelen alle eigen kennis uit: ik weet niets, de andere, de spreker, de tekst zal wel alles beter weten! De leerlingen moeten er daarom in geoefend worden hun wereldkennis in te schakelen. Waarom? Ook omdat gebruik van de wereldkennis helpt om het voorbijgaande van de klankenstroom te overwinnen.

---Ik ontmoet hier een volgende doelstelling: ik moet mijn leerlingen leren zich

247

mentaal op een luistersessie voor te bereiden; ze moeten leren zich mentaal op te laden voorafgaand aan de luistersessie. Ze moeten leren voorspellende hypotheses te maken over inhoud en opbouw van wat hun gepresenteerd zal worden. Ik kom daar later op terug als ik over de concrete handelingen heb.

Met uw welnemen wil ik het nu hebben over het zesde redundantieveld, dat ik toevoegde aan het lijstje van Westhoff, dat van de tekststructuren. Er ligt het feit dat veel teksten een heldere inleiding hebben die een summier overzicht geeft van de behandelde materie, die vaak de verschillende aspecten opsomt die behandeld zullen worden. Het is daarom erg belangrijk aandachtig te luisteren naar de inleiding op een referaat of tekst. Vele luisteraars nestelen zich dan nog lekker op hun stoel, ronden het gesprek met de buurman of -vrouw af en missen zo een prachtige kans om een overzicht te krijgen op het geheel en de beperktheid van de aandachtsfocus te doorbreken. Verder geven teksten of referaten vaak tussentijdse samenvattingen, wat nuttige rust- en controlepunten zijn: zit ik in de goede richting? Wat volgt er nu? Welke stappen mag ik nog verwachten?

Belangrijker nog is dat de vele teksten hun structuur zeer expliciet signaleren: ten eerste, ten tweede, vervolgens, om af te sluiten,... Spijtig genoeg horen de meeste leerlingen die signalen niet: ze hebben al hun aandacht bij de informatieve gegevens en hebben geen oor voor deze structurerende en sturende signalen. Ze missen daardoor weer een kans om het ogenblik te overstijgen en zicht te krijgen op het geheel.

Een volgend belangrijk tesktverschijnsel is de alineastructuur. Als de leerlingen hebben geleerd hun aandacht op die alineastructuur te richten, kunnen ze vlug hoofd- en bijzaken onderscheiden, en hebben ze weer een middel om de beknelling van het ogenblik te doorbreken. Ze hebben meteen een krachtig middel om hun luistermodus te sturen: ze weten wanneer ze zeer aandachtig moeten luisteren en wanneer ze even mogen verpozen. Dit herkennen van de alineastructuren sluit aan bij wat ze in de lees- en schrijflessen geleerd hebben, hetzelfde geldt voor de andere tekstverschijnselen of tekststructuren. Luisteren staat dan niet los van de andere lessen Nederlands.

Ik wil nu binnen het veld van de tekststructuren iets nieuws behandelen: de studie van de tekstpatronen, mijn tweede bron als u zich herinnert. Veel teksten zijn volgens vaste, terugkerende patronen opgebouwd. Van oudsher kennen we de indeling: inleiding, midden, slot. Maar er is meer. Veel is nog niet bekend, maar enkele tekstpatronen zijn reeds voldoende bestudeerd en ik neem aan dat we in de komende jaren daar meer over zullen vernemen. Ik stel een praktisch tekstpatroon voor. Het probleempatroon. Waarom? Omdat het probleempatroon reeds grondig bestudeerd is, zeer helder en vlug herkenbaar is en vaak voorkomt.

Het probleempatroon is opgebouwd uit vier vaste componenten:

het probleem, vaak zeer kort vermeld, herkenbaar aan woorden met een negatieve connotatie

li

248

  •     een analyse van het probleemgebied, herkenbaar aan de exacte gegevens als cijfers, percenten, jaartallen, namen, etc.

  •     oorzaken

oplossingen, herkenbaar aan woorden met positieve connotatie Soms komen daar nog de componenten bij:

beoordeling van de oplossingen

keuze en beslissing over de gekozen oplossing

---Weer ontmoet ik concrete doelstellingen: ik moet mijn leerlingen kennis van tekststructuren bijbrengen en ze leren die kennis in te schakelen in het luisterproces.

Ik heb nu enkele concrete doelstellingen, waarmee ik op weg kan. Mijn tweede vraag was: welke handelingen moet ik stellen?

Vooraf dit: het luisterproces is erg complex. Om de leerlingen te leren het proces te sturen, te beheersen, deel ik het op in deelaspecten en oefen ik deelvaardigheden. Dat is wel duidelijk.

Om de leerlingen bewust te maken van het belang van de innerlijke gegevensstroom voor de sturing van het luisterproces, geef ik specifieke oefeningen. We zagen dat de leerlingen geen oog hebben voor die inwendige stroom van gegevens. We moeten die dus in een eerste tijd dik in de verf zetten. Daartoe dicteer ik een absurde tekening, waarbij aanvankelijk zeker elke actieve, constructieve inwendige inbreng van de luisteraar onmogelijk is. Willen we eens proberen?

Een voorbeeld: neem een A4-blad; ik zal jullie een tekening dicteren; nummer elk begin van een lijnstuk in oplopende zin; zet een punt midden in het het blad; trek vanuit dat punt een eerste lijnstuk van circa 1 cm in de richting van de rechter benedenhoek; vanuit het eindpunt van lijnstuk trek je een driemaal zo lang lijnstuk in de richting van de rechter bovenhoek van het blad; vanuit het eindpunt van dit lijnstuk trek je een lijnstuk waarvan het midden door het beginpunt gaat van het eerste lijnstuk; het midden van het vierde lijnstuk gaat door het beginpunt van lijnstuk twee. Het midden van het vijfde lijnstuk gaat door het begin van het derde lijnstuk. ... Wie kan verder tekenen?

Bespreking:

luisteren is moeilijk, vooral het verwerken van totaal nieuwe gegevens die niet, passen in een eigen vertrouwd referentiekader of een omvattend patroon met een sturende, voorspellende kracht;

zodra men zelf een globaal patroon ontdekt heeft, kan men voorspellen en wordt het luisteren gemakkelijker;

effectief luisteren veronderstelt dat je je vooraf een totaal beeld vormt om te kunnen voorspellen wat gaat komen en om de binnenstromende gegevens vlug te interpreteren;

249

zonder totaalbeeld weet je niet of je wel juist hoort 'en juist interpreteert, je blijft het hele proces door onzeker en twijfelend;

zodra je een totaal beeld hebt gaat alles vlotter en met een grotere zekerheid: je hebt de interpretatie van voorafgaande gegevens nodig om verder te kunnen.

De leerlingen zijn zich nu bewust dat een innerlijk globaal beeld van wat van buiten op hen afkomt het luisterproces vergemakkelijkt en de effectiviteit erg vergroot.

Na deze oefening dicteer ik een tekst die deels de werking van een innerlijk globaal beeld tegemoet komt en deels doorkruist. Even proberen? Ik lees één maal een tekst en jullie maken aantekeningen, die jullie daarna omzetten in tekeningen.

Een architect geeft instructies aan zijn medewerkers:

Ik zal u een en ander vertellen over het schetsplan van de kerk die voor het dorp Leentjeshoek is ontworpen. Allereerst zal ik iets zeggen over de ligging van het gebouw. Het moet komen aan een kruispunt van twee straten, die respectievelijk noord-zuid en oost-west lopen. Als men op het kruispunt met de rug naar het noorden staat, heeft men in de hoek links achter zich drie kleine villa's, in de hoek links vóór zich twee grote bungalows en in die rechts achter zich twee villaatjes. Al deze huizen zijn met de voorzijde naar de straat gekeerd. Rechts voor zich ziet men uit op een open terrein, dat achteraan en rechts opzij wordt begrensd door de tuinen van vier grote villa's waarvan men de achterzijde ziet. Op dat open stuk terrein komt een kerk die als grondplan een rechthoek met zijden van 20 bij 25 meter heeft. Het dak loopt van noord naar zuid op, zodat aan de zuidkant genoeg hoogte ontstaat voor een verdieping. Op de begane grond komen daar enkele dienstvertrekken, en op de verdieping de pastorie. Daarvoor gaat van de eigenlijke kerkruimte 6 meter af ...

Bij de bespreking van de oefening kunnen volgende bedenkingen opkomen. Deze tekst valt uiteen in twee delen en dient twee doelen. Het eerste deel beschrijft een gewoon, alledaags kruispunt met vertrouwde situaties. Hier bestaat het luisterproces erin zo vlug mogelijk het gepaste stofschema op te roepen met de typische referentiepunten: noord, zuid, oost, west, links, rechts. Dan is de luisteraar op bekend terrein en kan hij alle binnenkomende gegevens vlug duiden en verwerken. Al luisterend kan hij vlug een hypothese opbouwen en vooruitlopen op wat kan komen, zo alle binnenkomende gegevens spiegelen aan zijn eigen hypothese over een kruispunt, dus gemakkelijk zijn luisterprodukt controleren en bij eventueel afdwalen onmiddellijk bijsturen.

Ook het tweede deel van de tekst, het zij-aanzicht van de kerk, lijkt op een vertrouwd stofschema een beroep te doen. Maar, hier is het vertrouwde een gevaarlijke valkuil waar velen in lopen. Vele leerlingen tekenen een conventionele kerk met spitse toren en zadeldak. Ook al kunnen ze veel binnenkomende gegevens niet meer juist plaatsen in dat kerkbeeld, toch géven ze die gegevens een

250

plaats in zo'n kerk, passen hun interpretatie aan en wringen de binnenkomende gegevens in hun eigen totaalbeeld. Ze hebben te weinig zelfcontrole: ze hebben b.v. het stukje informatie 'het dak loopt van noord naar zuid op' niet gehoord of verkeerd geïnterpreteerd. Al wat niet past in hun overkoepelend kerkbeeld wordt genegeerd of tijdens de interpretatie verwrongen.

Mogelijke conclusies van de bespreking zijn:

Gebruik je eigen kennis zeer kritisch: alle gegevens moeten er in passen. Controleer voortdurend of je eigen interpretatie aansluit bij de gegevens. Offer geen gegevens op aan het totaal beeld.

Daarna ga ik over tot het voorlezen van goed gestructureerde zakelijke teksten.

Ik moet nu een antwoord geven op mijn derde vraag: welke leerinhouden of inzichten moet ik mijn leerlingen meegeven? Antwoord: ik geef les over de redundantievelden, breng in herinnering wat ze uit andere lessen reeds weten. Dat opfrissen is nodig, want leerlingen hebben de hebbelijkheid waterdichte schotten op te trekken tussen hun verschillende vakken of vakonderdelen. Wat ze leerden tijdens de lessen schrijven of lezen vergeten ze voor de gemakkelijkheid tijdens de lessen luisteren. In elk geval moeten ze iets afweten van brainstormen, van mentale voorbereiding en hypotheses formuleren; ze moeten iets afweten van logische structuren en van tekstpatronen; ze moeten ook weten dat ze hun eigen kennis moeten inschakelen in het luisterproces. Ik heb het al gezegd: lees-, schrijf- en luisterlessen vloeien hier samen. Ik moet hier verder geen commentaar bij geven.

Mijn vierde vraag was: welke handelingen moeten mijn leerlingen stellen? Uiteraard maken zij aantekeningen tijdens de lectuur. Maar vooraf bereiden ze zich voor, en vergelijken die voorbereiding onderling. Ik kondig het onderwerp van de tekst aan en geef ze de tijd om te brainstormen. Ik geef ze ook de tijd om hun blad uit te rusten. Ik bedoel dit: ze delen de oppervlakte van hun blad in in aangepaste en zinvolle vakken.

Er zijn verscheidene methodes om een notitieblad te 'prepareren' afhankelijk van wat soort van tekst verwacht wordt. Heeft men geen specifieke verwachtingen, dan kan het notitieblad in elk geval in drie kolommen verdeeld worden: een smalle kolom, nauwelijks een ruime marge breed, voor de ordeningssignalen; een bredere kolom voor de hoofdzaken; de rest van het blad voor de uitwerking of details.

signalen

details

hoofdzaken

doelen van luisteren

ten eerste

ten tweede

voorwaarden

Verwacht men een specifiek patroon, b. v. een probleemtekst, (en dan zit men

251

vaak goed!), dan zet men over de lengte van heel het blad de vier of vijf componenten van dat patroon uit.

Probleempatroon:

  • kort probleem

  • analyse

  • oorzaken

  • oplossingen

  • beoordelingen

Voor een betoog maakt men een smallere kolom voor de stellingen en een bredere voor de argumenten.

 

stellingen

argumenten

Wordt het een chronologische uiteenzetting dan kan men vooraf reeds een tijdlijn trekken met enkele neutrale onderverdelingen; die tijdlijn kan horizontaal maar ook verticaal getrokken worden of op beide wijzen worden samen gebruikt: een horizontale lijn voor de grote lijn in het verhaal, een verticale voor de detail op een epaald moment. In elke geval wordt bij het maken van aantekeningen royaal gebruik gemaakt van de ruimte: geen gedrongen, onoverzichtelijke bladspiegel.

Het verdient ook aanbeveling een vast stel van afkortingen en verwijzingen of 'pijltjes' aan te houden, b.v.

---> voor gevolgen, ===> voor besluiten,

>--< voor tegenstellingen.

De leerlingen moeten dus leren uit de titel, het thema en de aankondiging op te maken naar welke soort tekst ze zullen gaan luisteren. Ze moeten leren hun blad op een daaraan aangepaste wijze uit te rusten.

Verder doe ik nog iets eigenaardigs, maar ik vind dat wel verantwoord: ik doe de leerlingen enkel naar signaalwoorden, aankondigingen, kernzinnen en overgangen luisteren en die noteren. Achteraf vergelijken ze hun notities. Zo worden ze zich bewust van de krachtige organisatiemiddelen die deze verschijnselen zijn, en leren ze die te horen. Leerlingen hebben daar door de band geen oren naar, toegespitst als ze zijn op de inhoudelijke gegevens van de tekst. Ik vind dit erg belangrijk omdat dit de leerlingen helpt om de beperking van het ogenblik te overstijgen en oog of oor te krijgen voor de brede lijn, voor het globale beeld.

Als dit allemaal gebeurd is, komt de luisterdidactiek op kruissnelheid. We hebben de voorbereidende stappen gezet: de leerlingen hebben voldoende kennis van en

252

inzicht in de verschillende redundantievelden, ze weten wat ze moeten doen en hoe ze hun luisterproces moeten fatsoeneren. Hier heb ik verder niets aan toe te voegen, oefenen is nu eenmaal een kwestie van herhalen, en ik kan me hier moeilijk staan herhalen.

Ik heb nu relaas gedaan van mijn zoektocht en van het resultaat ervan. Ik heb geprobeerd summier antwoord te geven op vier vragen:

  1.  Welke concrete luisterdoelstellingen kan ik formuleren?

  2.  Welke handelingen moet ik stellen om efficiënt luisteronderwijs te geven?

  3.  Welke leerinhouden en inzichten moet ik overbrengen?

  4.  Welke handelingen moeten de leerlingen stellen?

Ik heb het bij de beantwoording van die vier vragen vooral gehad over de inwendige gegevensstroom die elk luisterproces begeleidt, omdat de leerlingen vooral daarvoor blind zijn. Ik probeer die inwendige stroom te meubileren met de redundantievelden, vooral met het veld van de tekstpatronen. Ik help ze hun notities te structureren. Ik dacht dat u, mijn collega's, uit de resultaten van deze zoektocht profijt konden halen.

Ik dank u voor uw welwillende luisterbereidheid.

253

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
mondelinge taalvaardigheid
luisteren
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

5de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1991