Stromen van woorden

Regine Bots  ·  28ste Conferentie Onderwijs Nederlands  ·  2014  ·  pagina 26 - 29

Download artikel

28ste HSN-CONFERENTIE

Marulis, L.M. & S.B. Neuman (2010). “The Effects of Vocabulary Intervention on Young Children’s Word Learning: A Meta-Analysis”. In: Review of Educational Research, jg. 80, nr. 3, p. 300-335.

Taelman, H. (2013). ‘De effectiviteit van woordenschatinterventies in de kleuterklas’. In: J. De Meyere, B. De Fraine, R. Frans & K. Van de Keere (2013). P-reviews: praktijkgerichte vakdidactische reviews van onderzoek. Leuven: P-reviews editorial board. Online raadpleegbaar op: http://docs.p-reviews.be/p-review_4/.

Noten

1 Hedges’ g is erg verwant aan Cohen’s d. Beide effectmaten zijn op dezelfde wijze te interpreteren: 0.2 tot 0.3 is een “klein” effect, rond 0.5 is een “gematigd” effect en vanaf 0.8 is een “groot” effect. Hattie (2009) noemt .40 als grenswaarde vanaf wanneer er een bewezen meerwaarde is.

2 Een zeer recente referentie ter ondersteuning van dit punt is Cabell e.a. (2013).

Ronde 7

Regine Bots CED-Groep

Contact: r.bots@cedgroep.nl

Stromen van woorden

1. Inleiding

Op school kunnen leerlingen een enorme sprong maken in hun woordenschatontwikkeling. Zeker voor leerlingen die een te kleine woordenschat hebben of die opgroeien in een minder taalrijke omgeving, is dat van groot belang. Hoe zorg je ervoor dat leerlingen met zo veel mogelijk woorden in aanraking komen? En hoe zorg je dat leerlingen relevante woorden goed onthouden?

Een rijke context en een breed aanbod aan teksten zijn belangrijke voorwaarden om leerlingen in aanraking te brengen met nieuwe woorden. Een goede woordenschatdidactiek is het gereedschap om woordbetekenissen daadwerkelijk te laten beklijven. De organizational clusters van Robert Marzano bieden daarbij een structuur om in de hersenen van leerlingen extra ankerpunten voor woorden en hun betekenis aan te brengen.

26

1. Basisonderwijs

1

2. Een woord echt kennen

Wat betekent het eigenlijk als je een woord echt, ‘tot in de diepte’ kent? Laten we het woord ‘fenomeen’ nemen. Het gaat dan om:

  • de uitspraak (en het geslacht) van het woord kennen: het fee-noo-meen;

  • de spelling kennen: fenomeen;

  • het grammaticale gebruik in een zin doorzien: een zelfstandig naamwoord;

  • de betekenis kennen: een heel bijzonder iets of iemand, een uniek verschijnsel of unieke persoon;

  • weten in welke combinaties zo’n woord gebruikt wordt: ‘het fenomeen Herman Brood’ of het fenomeen ‘Ice Bucket Challenge’;

  • weten welke afleidingen van het woord gemaakt kunnen worden: fenomenaal;

  • begrijpen in welke situaties het woord gebruikt wordt: je gebruikt het voor een per-soon die iets heel bijzonders presteert of voor een heel bijzonder (natuur)verschijnsel, zoals een graancirkel;

  • weten bij welk overkoepelend begrip het woord kan horen: bijvoorbeeld bij gebeurtenissen, of bij beroemdheden.

Test uzelf maar eens: zou u deze punten zo kunnen weergeven voor een begrip als ‘extatisch’?

3. Organizational clusters: de inventarisatie van Marzano

Marzano maakte eind vorige eeuw een grote (Engelstalige) inventarisatie van woorden die leerlingen tijdens hun (basis)schoolcarrière moeten leren. Wat zijn inventarisatie mede interessant maakt, is de ordening van woorden in 61 ‘superclusters’. Een super-cluster is bijvoorbeeld ‘beroepen’. Daaronder horen bijna 400 woorden die weer zijn onderverdeeld in kleinere (mini)clusters. Eén minicluster omvat bijvoorbeeld algemene woorden die bij beroepen horen, zoals ‘werkgelegenheid’, ‘taak’, ‘productie’ of ‘arbeider’. Een ander minicluster biedt een scala van beroepen die je in de buitenlucht uitoefent, zoals ‘jager’, ‘boswachter’, ‘boer’ of ‘visser’. Of een cluster die het bij leerlingen vaak goed doet: die van de (beroeps)sporters (in schema, zie figuur 1).

27

28ste HSN-CONFERENTIE

Figuur 1: Voorbeeld van de cluster ‘beroepssporters’.

Een voorbeeld van een wat abstractere supercluster is ‘verwoestende en behulpzame acties’. Daaronder valt het minicluster ‘in opstand komen’. Dat kun je in woorden uitdrukken met ‘boos worden’, maar ook met bijvoorbeeld ‘protesteren’, ‘een klacht uiten’, ‘barricades optrekken’ of ‘rebelleren’. Maar ook het minicluster ‘behulpzame acties’ heeft hieronder een plaats. Daaronder vallen woorden als ‘verbeteren’, ‘herstellen’, ‘consolideren’.

4. Woorden meer of minder diep leren

De viertakt (Verhallen & Verhallen1994) is een beproefde fasering om woorden ‘diep’ aan te leren. Het gaat daarbij om:

  1. voorbewerken: het activeren van voorkennis en het betrokken maken van de leer-ling;

  2. semantiseren: ervoor zorgen dat de juiste betekenis aan het woord gekoppeld wordt;

  3. consolideren: ervoor zorgen dat het woord met de bijbehorende betekenis goed ingeoefend wordt;

  4. controleren: herhaaldelijk controleren of leerlingen de gewenste betekenis kennen.

Het voordeel van deze fasering is dat je een woord echt en diepgaand leert. Het nadeel is dat het veel (les)tijd kost. En een terechte vraag is: moet een leerling elk woord diepgaand kennen of mag je bij sommige woorden genoegen nemen met een oppervlakki-

28

1. Basisonderwijs

1

ge kennis van het woord – “ik weet ongeveer wat het betekent, ik weet waar het woord mee te maken heeft”? Wij vinden dat het soms ook voldoende kan zijn om genoegen te nemen met een wat oppervlakkigere kennis van het woord. En daarbij bieden de clusters van Marzano als overkoepelend begrip een belangrijke steun. Ze kunnen een kapstok bieden, waaronder een leerling een woord terug kan vinden in zijn of haar geheugen.

De inventarisatie van Marzano biedt leerlingen en docenten de mogelijkheid om rond een begrip dat aangeleerd wordt een breed scala aan woorden te activeren. Daarbij geeft een cluster je de mogelijkheid om die woorden te ordenen en met elkaar in verband te brengen. Doordat een cluster altijd een overkoepelend begrip is, kun je ook goed gebruikmaken van graphic organizers en schema’s om zo veel mogelijk woorden te leren. Werkvormen als ‘woorden schatten’, ‘het woordvierkant’ en ‘taboewoorden’ (www.cedgroep.nl/woordenschat) sluiten hier goed bij aan.

5. Kortom...

Zo veel mogelijk nuttige woorden leren in de beschikbare onderwijstijd, met een afgewogen keuze van relevante woorden, dat is het streven van iedere taaldocent. Door gebruik te maken van een goed tekstaanbod en een goede ordening van woorden kan in de slipstream van overkoepelende concepten een stroom van woorden geleerd worden. De clusters van Marzano, in combinatie met een goede woordenschatdidactiek, bieden hiervoor een goede basis.

Referenties

Brabham, E. e.a. (2012). “Flooding vocabulary gaps to accelerate word learning”. In: The Reading Teacher, vol. 65, p. 523-533.

Marzano, R. & J.S. Marzano (2012). A cluster approach to elementary vocabulary instruction. Newark: International Reading Association.

Verhallen, M. & S. Verhallen (1994). Woorden leren. Woorden onderwijzen. Amersfoort: CPS Uitgeverij.

29

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
woordenschat
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014