Competentiegerichte taaldidactiek

Henk Huizinga & Rolf Robbe  ·  19de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2005  ·  pagina 29 - 36

COMPETENTIEGERICHTE TAALDIDACTIEK

Henk Huizenga en Rolf Robbe

Inleiding

Kun je studenten op een competentiegerichte manier de taaldidactiek bijbrengen? Met taaldidactiek bedoelen we het kunnen lesgeven in alle domeinen van het vak Nederlands: spreken en luisteren, lezen en schrijven. Bij competentiegericht opleiden streven we naar

  • een sterke verbinding tussen praktijk, theorie(en) en de persoon van de leerkracht;

  • studenten die weten aan welke competenties ze moeten werken en die bijvoorbeeld via assessments helder in beeld hebben in hoeverre ze voldoen aan de vereiste kwaliteiten;

  • een programma met een duidelijke afstemming tussen theorie en stage;

  • studenten die door voortdurende reflectie op hun eigen kunnen leren hun sterke en zwakke punten te benoemen en nieuwe leerdoelen te stellen.

In deze bijdrage schetsen we een mogelijkheid om deze doelen in de praktijk te brengen rond de taaldidactiek, in de meeste Pabo's een behoorlijk groot onderdeel van het programma (vgl. ook Koersen op Meesterschap. Expertgroep Kwaliteit lerarenopleiding primair onderwijs, oktober 2004). We gaan in op het werken met kenmerkende situaties, de verschillende competentieniveaus en de toetsvormen die je kunt hanteren om het niveau van studenten vast te stellen. In deze bijdrage blijven we noodgedwongen vrij kort. Wie meer wil weten, kan ons altijd om meer vragen.

1 Kenmerkende situaties

Bij het vormgeven van competentiegerichte taaldidactiek maken we gebruik van kenmerkende situaties. Een kenmerkende situatie beschrijft een frequent voorkomende en relevante situatie, in dit geval binnen het schoolvak taal, zoals het verzorgen van een les waarin kinderen een spellingregel leren hanteren. Het uitvoeren van een kenmerkende situatie veronderstelt de inzet van vakspecifieke competenties die zichtbaar worden in het handelen van studenten, bijvoorbeeld het verzorgen van een instructie, hanteren van werkvormen en het kunnen beoordelen van de prestaties van leerlingen.

De kenmerkende situaties zijn concentrisch opgebouwd waarbij de beheersing van een volgende niveau veronderstelt dat de student ook de competenties van een lager gelegen niveau beheerst.

Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe 129

De kenmerkende situaties hebben verschillende functies zoals:

  • ze waarborgen de beroeps-/praktijkgerichtheid van de opleiding (het curriculum wordt grotendeels geschreven rond de kenmerkende situaties);

  • ze bepalen grotendeels het stageplan en het toetsplan (er worden kenmerkende situaties getoetst en geen modulen of cursussen);

  • ze sturen het leren van studenten die er hun stagedoelen mee aantonen.

2 Niveaus

De kenmerkende situaties hebben we verdeeld in vier niveaus:

1 Methodelessen verzorgen (Werken met een eenvoudig onderwijsontwerp)

Je kunt les geven in de verschillende domeinen van Nederlands aan de hand van een methode.

2 Zelf lessen ontwerpen

Je kunt zelf een didactische route ontwerpen om kinderen verder te ontwikkelen in de verschillende domeinen van Nederlands.

3 Adaptief werken

Je kunt een door jezelf ontworpen didactische route zo afstemmen op de aanwezige verschillen in niveau, interesse, leerstijlen en tempo dat alle kinderen in de groep verder komen in hun ontwikkeling in de verschillende domeinen van Nederlands.

4 Lessenseries en thematisch werken

Je kunt vanuit een verantwoorde visie op taalonderwijs in een serie taalactiviteiten doelgericht werken aan de ontwikkeling van kinderen en die activiteiten thematisch integreren met andere schoolvakken.

Binnen elk niveau spelen de volgende aspecten een rol (zie ook De Munnik & Vreugdenhil 2001, hfs. 4)

  •  verantwoorden;

  •  beginsituatie bepalen;

  •  doelstelling bepalen;

  •  didactische route bepalen;

  •  motiveren;

  •  instructie geven;

  •  werkvormen gebruiken;

  •  materialen gebruiken

  •  evalueren.

Voor elk competentieniveau zijn deze aspecten in opklimmende complexiteit geformuleerd. Zie het schema hierna (Huizenga & Robbe 2005, hfs. 4).

30 I Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe

 

Niveau

Aspect

Niveau 1

Methode lessen

verzorgen

Niveau 2

Zelf lessen

ontwerpen

Niveau 3

Adaptief

werken

Niveau 4

Lessenseries

geven en

thematisch

werken

Verantwoorden

Je plaatst een

Je kunt

Je kunt de

Je verantwoordt

 

les binnen het

verantwoorden

keuzes die je

je visie op taal-

 

concept van de

wat de

maakt verant-

onderwijs en

 

methode.

(onderwijskun-

woorden vanuit

relateert die aan

 

 

dige) relevantie

taaldidactische

het school-

 

 

is van de taal-

activiteit.

criteria.

concept.

Beginsituatie

Je bepaalt de

Je bepaalt welke

Je beschrijft de

Je beschrijft de

bepalen

beginsituatie op

taken de

specifieke

beginsituatie

 

basis van de

kinderen al

beginsituatie en

ten aanzien van

 

methode.

beheersen.

de verschillen

in interesse,

ontwikkeling en

tempo.

verschillende

taalactiviteiten

en vakgebieden

en kunt die op

elkaar

betrekken.

Doelstelling

Je benoemt wat

Je formuleert de

Je past de

Je formuleert

bepalen

je kinderen wilt

doelen die je

doelen aan aan

meervoudige

 

leren in een les.

met een

de specifieke

doelen op

 

 

specifieke groep

beginsituatie

proces- en

 

 

wilt bereiken.

van de groep.

productniveau

waaruit blijkt

dat je de kinde-

ren verder

brengt in hun

ontwikkeling.

Didactische

Je hanteert de

Je ontwerpt een

Je ontwerpt

Je ontwerpt een

route bepalen

didactische

didactische

een didactische

didactische

 

route van de

route.

route waarbij

route voor

 

methode.

 

je rekening

houdt met de

verschillen

tussen de

kinderen.

meerdere

activiteiten

waarbij je de

leerstof ordent

naar moeilijk-

heidsgraad en

verbindt met

andere

vakgebieden.

Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe 31

 

Motiveren

Je neemt de

Je bedenkt een

Je betrekt in je

Je bedenkt een

 

inleiding uit de

motiverende

inleiding alle

motiverende

 

methode over

inleiding.

kinderen bij de

startactiviteit op

 

of past die aan.

 

les door een

beroep te doen

op hun

interesses en

leerstijlen.

het thema en

bent in staat

om kinderen te

motiveren tot

vervolg-

activiteiten.

Instructie geven

Je geeft

Je bedenkt een

Je past je

Je faseert je

 

instructie

effectieve

instructie aan

instructie of

 

volgens de

instructie.

bij de verschil-

geeft op basis

 

aanwijzingen

 

len in de

van de speci-

 

van de methode.

instructie.

groep.

kinderen

fieke vragen van

Werkvormen

Je hanteert de

Je kiest werk-

Je kiest werk-

Je kiest gaande

gebruiken

werkvormen die

vormen die de

vormen die een

het onderwijs-

 

in de methode

kinderen in

beroep doen op

proces werk-

 

worden aanbe-

staat stellen zich

verschillende

vormen die

 

volen.

de leerstof eigen

te maken.

leerstijlen.

passen bij de

leervragen van

kinderen.

Materialen

Je gebruikt de

Je kiest of

Je kiest

Je kunt

gebruiken

materialen die

maakt

materialen die

materialen

 

in de methode

materialen die

een beroep

flexibel inzetten

 

worden aanbe-

de kinderen in

doen op de

afhankelijk van

 

volen of je

staat stellen

verschillende

het onderwerp

 

maakt een

zich de leerstof

leerstijlen van

en de leer-

 

verantwoorde

eigen te

kinderen.

vragen van

 

keuze daaruit.

maken.

 

kinderen

Evalueren

Je gebruikt de

Je ontwerpt een

Je stelt op basis

Je evalueert

 

toets of de

toets of

van observatie

proces- en

 

observatiecriteria

observatiecriteria

of tussentijdse

productdoelen

 

van de methode.

waarmee je

toetsing je

en formuleert op

 

 

kunt nagaan of

de kinderen de

leerstof

beheersen.

onderwijs bij.

basis daarvan

het vervolg op

je onderwijs-

activiteiten

32 I Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe

3 Kenmerkende situaties voor de lijn Nederlands

Voor de lijn Nederlands kan de student werken met de kenmerkende situaties zoals die in het schema hierna zijn weergegeven op de vier hiervoor beschreven niveaus. In de eerste en tweede kolom staan een korte en iets langere omschrijving van de kenmerkende situatie, in de derde kolom de cursus die opleidt voor deze situatie. Daarnaast staan de bronnen die studenten kunnen hanteren om de voor de situatie noodzakelijke kennis op te doen en in de laatste kolom staat de wijze waarop wordt vastgesteld of een student over voldoende competenties beschikt om naar een volgend niveau te kunnen gaan.

 

korte

omschrijving ing

1 werken met

beschrijving kenmerkende situatie   rot sus

mogelijke

toets

I bronnen

een eenvoudig onderwijsontwerp

Beginnende

Je ontwikkelt de geletterdheid bij

Taalonderwijs met een

Competentie-

Schriftelijke toets

geletterdheid

kinderen uit de groepen 1- 3 door

activiteiten als interactief voorlezen,

begeleiding in de leesschrijfhoek, het

methode

gericht

taalonderwijs

taalonderwijs

 

uitvoeren van taalspelletjes of het

verzorgen van lessen aanvankelijk

 

Spellingkracht

Spelling eigen

vaardigheid

 

lezen met behulp van een methode.

Spelling eigen vaardigheid

reader

 

 

Je geeft op een interactieve manier

taalonderwijs.

 

 

 

Werken met

Je verzorgt taalonderwijs met behulp

Onderwijs ontwerpen

 

 

een

van een spellingmethode, taalmethode

(algemeen)

 

Portfolio

taalmethode

en leesmethode. Je bent in staat de

didactische route uit de methode te

hanteren of op onderdelen aan te passen.

 

(algemeen)

(algemeen)

Assessment

2 zelfstandig lessen ontwerpen

 

 

Spreken/

Je geeft een les spreken/ luisteren

Begeleiden van mondelinge

Taal &

Portfolio

luisteren

waarbij een vorm van samenwerkend

leren wordt toegepast. De werkvormen

worden gekoppeld aan een didactische

route.

taalontwikkeling

Didactiek

Spreken/

luisteren

Taal &

(algemeen)

Taalontwik-

Je begeleidt de mondelinge

 

Didactiek

 

keling bij

kleuters

taalontwikkeling van kleuters door

verschillende activiteiten. Je sluit

aantoonbaar aan bij hun zone van

naaste ontwikkeling.

 

Taal en kleuters

 

Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe 133

 

Aanvankelijk

Je ontwerpt en geeft in groep 3 een

Aanvankelijk lezen

Taal &

Schriftelijke

lezen

interactieve les aanvankelijk lezen. In

 

Didactiek

toets

methodeles

de les wordt een nieuw woord

aangeleerd en met verschillende

 

Aanvankelijk

& Technisch

taalonderwijs

 

verwerkingsmaterialen gewerkt.

 

lezen

Portfolio

 

Je maakt gebruik van verschillende

instructieprincipes en kunt problemen

van leerlingen benoemen in termen van

leesstrategieën en deelvaardigheden

van het lezen.

 

 

(algemeen)

Taalbe-

Je geeft een les taalbeschouwing over de

Taalbeschouwing

Taal &

 

schouwing

functie en de gebruikswaarde van taal of

over een taalkundig begrip. Je hanteert

hierbij het stappenplan voor het

aanleren van begrippen.

 

Didactiek

Taalbe-

schouwing

 

Grammatica

Je verzorgt een les grammatica, waarin

Grammatica eigen

Praktische

Eigen

 

je de kinderen een nieuw grammaticaal

vaardigheid

cursus

vaardigheid

 

begrip aanleert in het kader van de

woordbenoeming of de zinsontleding.

 

zinsontleding

grammatica

 

Je hanteert daarbij het stappenplan voor

het aanleren van grammaticale

begrippen. Je speelt in je instructie in op

de moeilijkheden in de leertaak. Je maakt

gebruik van het materiaal van de

taalmethode, past dit waar nodig aan of

vult dit aan met zelf ontworpen materiaal.

 

 

 

3 adaptief werken

 

 

 

Leesbevorde-

Je stimuleert het leesgedrag van kinderen

jeugdliteratuur

Leren lezen

Essay

ring

en maakt daarbij gebruik van verschillende

 

laten lezen

 

 

werkvormen en activiteiten. Je houdt

rekening met de verschillen tussen

kinderen in leesvaardigheid en interesse.

 

Studieboek

Portfolio

(algemeen)

Spelling

Je kunt de spellingvaardigheid van

spellingdidactiek

Taal &

Schriftelijke

 

kinderen begeleiden voor de onverander-

lijke woorden en de werkwoordsspelling.

 

Didactiek

Spelling

toets taal

 

Je houdt daarbij rekening met de leer-

stijlen van de kinderen en de individuele

verschillen in een groep. Je vult het

methode materiaal aan met zinvolle

oefeningen en zorgt voor een functionele

toepassing.

 

 

Portfolio

(algemeen)

Schriftelijke

Je bent in staat de lees- en schijfvaardigheid

Begeleiden van

Taal &

Portfolio

taalvaardig-

van kinderen te stimuleren in functionele

gevorderde geletterdheid

Didactiek

(algemeen)

heid

schrijfsituaties. Waar nodig geeft je proces-

gerichte instructie op de deel vaardigheden

van het begrijpend lezen en stellen. Je

schakelt zo mogelijk de computer in. Je

houdt rekening met de niveau verschillen

tussen kinderen en sluit aan bij de behoef-

ten van anderstalige leerlingen. Je analy-

seert op basis van de schrijf producten

van kinderen met welke aspecten van het

stellen er nog problemen zijn en geeft

schrijftips aan individuele kinderen.

 

Stellen

Taal &

Didactiek

Begrijpend

lezen

 

34 I Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe

 

LUS

Je neemt in een klas een LVS-toets voor

Zorgverbreding

Taal &

 

(leerling-

taal en rekenen af. Op basis van de analyse

(algemene cursus)

Didactiek

 

volgsysteeem)

van de toetsgegevens stel je je onderwijs bij

en neem je vervolgtoetsen af. Op grond

hiervan maak je een handelingsplan en

neemt de verantwoordelijkheid voor de

uitvoering hiervan. Je overlegt met externe

deskundigen over de remediering.

 

Aanvankelijk &

Technisch lezen

Taal & Didactiek

Spelling

Protocol

leesproblemen en

dyslexie

 

 

 

 

DTLAS

 

 

 

 

(Diagnostiek van

technisch lezen en

aanvankelijk

spellen)

 

4 geïntegreerd en thematisch werken

 

 

Thematisch

Je stimuleert vanuit een anker/ onderwerp

Thematisch werken

Thema's en taal

Portfolio

taalonderwijs

uit de belevingswereld van kinderen

verschillende taalvaardigheden in

(algemene cursus)

Taal leren op

(algemeen)

 

functionele situaties. Je probeert spreken,

luisteren, lezen en schrijven zoveel

mogelijk te integreren. Je geeft proces-

gerichte instructie naar aanleiding van

gebleken tekorten en behoeften.

 

eigen kracht

Assessment

(algemeen)

Woorden-

Je werkt binnen diverse vak- en vormings-

Woordenschatonderwijs

Taal & Didactiek

 

schat

gebieden systematisch aan de woorden-

schatontwikkeling van kinderen. Hierbij

maak je een beredeneerde selectie van de

aan te leren woorden en werkt volgens

de viertact voorbewerken, semantiseren,

consolideren en controleren. Je gebruikt

verschillende werkvormen, zoals een

woordmuur, een woordenhoek en

verschillende soorten oefeningen voor het

consolideren.

 

Woordenschat

 

4 Toetsen

Bij elke kenmerkende situatie hoort een aantal toetsen.

Portfolio.

In de portfolio beschrijft een student welke kenmerkende situaties hij beheerst. Hij heeft daartoe een aantal claims geformuleerd (bijvoorbeeld: "Ik kan een goede instructie geven bij een zelf ontworpen spellingles") en bewijsmateriaal waarmee hij de claim kan aantonen. De portfolio-opbouw wordt begeleid door een tutor. In een Portfoliogesprek toont een student aan voldoende relaties te kunnen leggen tussen de kennis, de uitgevoerde praktijk en zijn eigen functioneren.

Eigen vaardigheid

In deze toets bewijst een student te beschikken over voldoende eigen vaardigheid, bij-

Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe 135

voorbeeld in het spellen of grammatica, om zelf lessen te kunnen ontwerpen en uit te voeren.

Schriftelijke toets

Een schriftelijke toets gaat na of een student over voldoende kennis (reproducerend) beschikt om bijvoorbeeld een les te ontwerpen.

Essay

Het essay biedt de mogelijkheid te toetsen of een student in staat is zijn eigen mening en visie te verwoorden.

Assessment

In een assessment (veelal een bezoek in de stage) laat een student zien dat hij de taal-specifieke competentie beheerst. In het assessment worden ook overstijgende competenties als presenteren, leidinggeven en contact leggen met kinderen beoordeeld.

Naast deze toets- en instructieonderdelen zijn er vanzelfsprekend in de rest van het curriculum ook programmaonderdelen die bijdragen aan het competent worden in taal, met name binnen het pedagogisch en didactisch kijkvenster (zoals de Stichting Beroepskwaliteit Leraren dat onderscheidt) leren lessen ontwerpen, klassenmanagement en samenwerkend leren.

5 Tot slot

In deze bijdrage hebben we in kort bestek een mogelijkheid uiteengezet om competentiegericht te werken aan de vaardigheid van studenten in de taaldidactiek. Dat is grotendeels gebaseerd op ons boek Competentiegericht taalonderwijs en wordt momenteel in de praktijk gebracht binnen de deeltijdvariant van de Pabo van de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle. Voor vragen of opmerkingen kun je terecht bij rrobbe@gh-gpc.nl

Literatuur

Huizenga, H. & R. Robbe (2005), Competentiegericht Taalonderwijs. Groningen: Wolters Noordhoff.

Munnik, C. de & K. Vreugdenhil (2001), Onderwijs Ontwerpen. Groningen: Wolters Noordhoff.

Koersen op Meesterschap (2004), Expertgroep Kwaliteit lerarenopleiding primair onderwijs. Uitgave Landelijk Overleg Lerarenopleiding Basisonderwijs.

36 I Competentiegerichte taaldidactiek - Henk Huizenga en Rolf Robbe

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalcompetenties
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
lerarenopleiding
thema
beoordelingsinstrumenten
doelstellingen
leerlijn

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

19de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2005