Hoe leren anderstaligen Nederlands op onze school?

Stefanie Lannoo & Ignaas Depotter  ·  24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2010  ·  pagina 280 - 283

Download artikel

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 1

Hilde Van Daele

VZW Lagere School Heilige Familie Contact: hildevd@basishfam.be

Zoektocht naar een begeleidingsplan voor leerlingen met dyslexie. Een praktijkverhaal...

Het is erg belangrijk om met een team kleine stappen te zetten op weg naar een dyslexiebeleid. Overhaasten zou resulteren in een 'gedropt' initiatief, met beperkte betrokkenheid van het team en bijgevolg weinig kans op slagen. Verwacht geen antwoord op `Wat is dyslexie'? , 'Wat is sticordi?..., maar ga mee in een praktijkverhaal over sensibiliseren, implementeren en doorstroming garanderen. Of.. wat een idee teweeg kan brengen, zelfs over de lagere schoolgrenzen heen...

Ronde 2

Stefanie Lannoo & Ignaas Depotter

Vrije Lagere School Westdiep, Oostende Contact: info@westdiep.be

Hoe leren anderstaligen Nederlands op onze school?

1. Inleiding

Onze school — de Vrije Lagere School Westdiep — ligt midden in de arbeiderswijk 'het Westerkwartier' te Oostende. Vanaf de jaren 1980 kent onze schoolomgeving een snelgroeiende instroom van kinderen uit kansarme en allochtone gezinnen. Thans tellen we meer dan 30 nationaliteiten. 30% van onze kinderen zijn anderstalig en de helft van onze leerlingen is van een anderstalige origine.

Ons verhaal is er eentje van vallen en opstaan. In het begin zochten we voorbeelden uit Brusselse, Antwerpse, Kortrijkse of Gentse scholen, maar al snel bleek ons verhaal anders te zijn. We zijn geen concentratieschool: onze leerling-populatie is erg heterogeen samengesteld. Bij ons leeft de anderstalige nieuwkomer samen met de taalvaardige leerling en de kansrijke leerling samen met de kansarme leerling. Verscheidenheid troef dus! Als houvast voor zowel de kinderen als de school heeft het schoolteam geko-

280

10. Taalleerzorg basis- en secundair onderwijs

zen om een vaste leerkracht als ankerfiguur voor de anderstalige kinderen en ouders aan te stellen.

Nee, wij spreken geen 32 verschillende talen. We gebruiken alle mogelijke middelen om boodschappen duidelijk over te brengen naar leerlingen en ouders. De manier waarop dat gebeurt, is afhankelijk van de over te brengen informatie, het kind en/of de ouders. Tolken worden vooral ingeschakeld bij moeilijke gesprekken, terwijl de kinderen voor elkaar de eerste woordjes vertalen. Ook het olievleksysteem is een goed voorbeeld. Hierbij informeren ouders elkaar, waardoor ze zelf ook meer bij het schoolgebeuren betrokken raken. Voor al deze zaken kan onze school rekenen op de hulp van een brugfiguur. Die spreekt ouders aan, gaat op huisbezoek of zoekt pictogrammen om informatie te verduidelijken.

  1. Communicatie en integratie Onze visie is gebaseerd op twee krachtlijnen: communicatie en integratie'.

Het is vanzelfsprekend dat communicatie een prioritair item is. We willen de kinderen zo vlug mogelijk de Nederlandse taal leren, opdat ze de lessen in de reguliere klas zouden kunnen volgen en tot leren kunnen komen. Zo worden de nieuwe anderstalige leerlingen in eerste instantie zoveel mogelijk opgevangen in de onthaalklas om de basiswoordenschat aan te leren. Tegelijkertijd vinden we het noodzakelijk dat die leerlingen toch al tot de reguliere klasgroep behoren om de integratie te bevorderen. Alle kinderen zitten in een gewone klas, waar ze worden opgenomen in de klasgroep en de klascultuur. Kinderen kunnen er veel leren, zelfs zonder de taal goed te begrijpen. Ze nemen deel aan de lessen bewegingsopvoeding, aan muzische vakken, aan de lessen hoofdrekenen...

We ervaren dat het werken met heterogene groepen meer leerwinst oplevert. Zowel in de reguliere klas als in de onthaalklas leren leerlingen veel van elkaar. Enkel occasioneel wordt in homogene groepen gewerkt, bv. bij niveaulezen. Leerkrachten en kinderen vinden het immers frustrerend om in de staartgroep te zitten, aangezien er te weinig prikkels en te weinig uitdagingen zijn om gestimuleerd te worden naar de zone van hun naaste ontwikkeling.

  1. De beginsituatie

Net zoals bij autochtone kinderen zitten er grote verschillen in de beginsituaties van de anderstalige leerlingen. Elke leerling is motorisch, emotioneel en intellectueel verschillend. Hierbij komt nog dat er rekening moet gehouden worden met de mogelijk-

281

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

held dat ze trauma's opliepen in het land van herkomst of tijdens de lange reis naar België. Kinderen waren of zijn op de vlucht, zijn economische of politieke vluchtelingen, beginnen op 1 september of stappen in tijdens het schooljaar...

3.1 Veiligheid

Wij streven er naar om alle kinderen eerst een gevoel van veiligheid te geven. Dat doen we op verschillende niveaus. We bekijken de school van binnen en van buiten. Alle deuren gaan open en alle hoeken en kantjes worden getoond en benoemd. Iedereen krijgt de tijd om op eigen tempo te starten met het Nederlands. Hierbij wordt ook rekening gehouden met een eventuele 'stille periode'. Kinderen mogen bovendien — en zeker tijdens de eerste lessen — hun eigen taal spreken. De andere kinderen vertalen, indien nodig. Er worden tekeningen gebruikt om de leerlingen de kans te geven om zichzelf uit te drukken.

3.2 Organisatie

Organisatorisch is het wel een hele kluif. Leerlingen komen en gaan, lessenroosters variëren en moeten op een flexibele manier op elkaar worden afgestemd. Jonge kinderen blijven in de voormiddag zoveel mogelijk in de eigen klas. De leerstof van de eerste graad is eveneens haalbaar voor menig anderstalig kind. Het is geen verrassing om vast te stellen dat de meeste kinderen gemakkelijker tot taal komen als ze op jonge leeftijd op onze school binnenwandelen.

4. Spreken en schrijven

Tijdens de thema's gaat onze aandacht vooral naar het spreken en minder naar het kunnen schrijven van de woorden. Begrippen worden niet in isolatie aangebracht, maar steeds in een zin. Beginners herhalen een standaardzin. Anderen variëren tussen een aantal zinnen en nog anderen vormen zelf zinnen.

We werken met vaste, concrete thema's. Die thema's werden speciaal geselecteerd en uitgewerkt om de integratie te bevorderen en om zo snel mogelijk de schoolse taal onder de knie te krijgen. Zo gebruiken we een aantal basisthema's. Telkens er een nieuwe leerling in de groep komt, herbeginnen we met de hele groep. We stellen onszelf voor, verkennen de school en de klas en doen opdrachten rond cijfers en kleuren. De nieuwe leerling krijgt de basiswoordenschat mee en de anderen verdiepen zich binnen het thema. Parallel met de basisthema's doorlopen we een cyclus met uitbreidingsthema's. Wanneer er nieuwe leerlingen aansluiten, volgen ze gewoon de cyclus mee met de anderen.

In het thema 'het lichaam' wordt verder gekeken dan alleen het benoemen van de lichaamsdelen. Ook kledij, hygiëne, gevoelens en familie komen hierbij aan bod.

282

10. Taalleerzorg basis- en secundair onderwijs

Daarna volgt het thema `smakelijk eten'. Hierbij beginnen we met evenwichtige voeding en voedingswaren, maar hebben we ook aandacht voor verpakkingen, winkels, groenten en fruit en tafelgewoonten. Verder wordt aandacht besteed aan cultuurgebonden thema's, zoals het thema `Kerstmis en Sinterklaas'. Bij dit thema komen vooral de gelijkenissen en de verschillen van diverse culturen aan bod. Andere feestdagen of gewoontes vormen dan weer het thema van occasionele lessen. We sluiten het jaar af met het thema `de buurt'. Bij dat thema gaan we de straat op: we bekijken de verkeerssituatie, benoemen voertuigen en overlopen mogelijke vakantieactiviteiten. Eén thema loopt van het begin van het schooljaar tot het einde: elke dag opnieuw bekijken we de kalender in een onthaalmoment. Welke dag is het vandaag? Welke dag was het gisteren? Welke dag is het overmorgen? In welk seizoen bevinden we ons? Kun je de datum noteren? Welk weer is het vandaag? Wat gebeurt er deze week allemaal op onze school? Wat deden we vorige week?...

  1. Lezen

Elke week wordt er ook veel tijd aan lezen besteed. Alle kinderen leren op hun eigen niveau of tempo lezen. Iedereen werkt zelfstandig, terwijl de leerkracht individueel begeleidt. Dat geeft sommige kinderen de mogelijkheid om al in enkele weken alle letters en klanken technisch te kunnen lezen. Wekelijks oefenen we met `koorlezen'. Kinderen lezen samen hardop letters, woorden en zinnen. Zo versnelt het lezen en de `automatisatie' van letters en klanken. Daarnaast krijgen de kinderen nog de tijd om individueel of in kleine groepjes verder te oefenen in technisch lezen. Wanneer de kinderen voldoende vlot technisch lezen, gaat onze aandacht naar het begrijpend lezen. Minstens eens per week krijgen de kinderen teksten en oefeningen waarbij het begrip van een zin of een tekst geoefend wordt.

  1. Klas- en huiswerk

De leerkracht van de onthaalklas geeft, in overleg met de klasleerkracht, taken mee met de leerlingen. Het gaat zowel om huiswerk als om klaswerk. Kinderen die bepaalde lessen in de reguliere klas niet kunnen volgen, krijgen een map met klaswerk mee. Kinderen die onmogelijk de huistaken van de reguliere klas kunnen maken, krijgen aangepast huiswerk mee.

Tijdens onze voordracht geven we concrete tips mee, niet alleen voor leerkrachten maar ook voor de zorgcoc3rdinatoren, GOK-leerkrachten' en directies. We proberen duidelijk te zijn over het feit dat er niet steeds veel voorbereiding of energie nodig is om leerlingen zinvolle taalopdrachten te geven. De kracht zit in het simpele van de oplossingen en in de geruststelling dat alles taal is.

283

Labels

doelgroep
NT2-leerlingen/cursisten
domein
taalverwerving
land
Belgiƫ
onderwijstype
basisonderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010