Het opzetten van plannen voor taalbeleid in Brusselse scholen en elders

Werner Schrauwen & Johan van Braak  ·  14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2000  ·  pagina 283 - 288

HET OPZETTEN VAN PLANNEN VOOR TAALBELEID IN BRUSSELSE SCHOLEN EN ELDERS

Werner Schrauwen & Johan van Braak

Inleiding

Begin 1998 werd in opdracht van een Vlaamse Gemeenschapscommissie een onderzoeksrapport neergelegd omtrent het invoeren van plannen voor taalbeleid in Brusselse Nederlandstalige scholen. Naast een beschrijving van een actiegericht onderzoek in meerdere Brusselse Nederlandstalige basisscholen werd een reeks aanbevelingen gegeven met als oogmerk het beleidsvoerend vermogen van Brusselse scholen inzake taalverwerving te verbeteren (1).

Ondertussen staan we bijna drie jaar verder. Hoewel het concept van taalbeleid nog niet geleid heeft tot het opstarten van specifieke, structurele maatregelen, wordt taalbeleidsontwikkeling zowel door beleidsmensen, begeleidings- en nascholingsinstanties, als door onderwijsmensen als een voornaam aspect beschouwd van onderwijskwaliteit en de verhoging hiervan. Het nascholingsaanbod in Brussel en elders geeft een duidelijke indicatie dat taalbeleidsontwikkeling in de toekomst een belangrijk werkterrein zal worden.

Toch bestaan nog veel misverstanden over de precieze inhoud van het concept taalbeleid en de manier waarop het kan worden ontwikkeld en ingevoerd. Deze bijdrage heeft dan ook als bedoeling om een tip van de taalbeleidssluier te lichten.

1 Wat is schooltaalbeleid?

Het begrip `schooltaalbeleid' is eigenlijk een containerbegrip. Dit betekent dat er aan het begrip verschillende invullingen kunnen gegeven worden, afhankelijk van de achterliggende doelstellingen. Iedereen is het er wel over eens dat een schooltaalbeleid een geheel is van onderlinge afspraken over (het gebruik van) taal in onderwijsleersituaties. Het taalonderwijs en het onderwijs in taal worden op elkaar afgestemd, rekening houdend met de beginsituatie, de leerbehoeften van de leerlingen en de te bereiken doelen.

Afhankelijk van de specialiteit en/of het vertrouwde werkterrein van de onderwijskundige wordt het begrip gekleurder, specifieker of breder gedefinieerd. Ter verheldering zetten we twee omschrijvingen contrasterend naast elkaar.

Frans Teunissen (1997) geeft de volgende definitie. Taalbeleid is de structurele en strategische poging om de dagelijkse onderwijspraktijk in een multi-etnische school aan te passen aan de taalleerbehoeften van alle leerlingen met het oog op het verbeteren van de onderwijsresultaten van deze leerlingen. De inhoud van taalbeleid bestaat volgens hem uit het onderwijs van het Nederlands als tweede taal, het onderwijs in het Nederlands (instructietaal) en de onderlinge afstemming van onderwijs van en in het Nederlands.

Het opzetten van plannen voor taalbeleid - W. Schrauwen & J. van Braak 1283

Daarnaast noemt hij twee "flankerende elementen": OALT (onderwijs in allochtone levende talen) en interculturele communicatie.

Het is duidelijk vanuit welke hoek (zie de etnische `beperking'), vanuit welk werkterrein (niet echt vanuit het vreemde-talenonderwijs) en met welke doelen (achterstand op school wegwerken) Teunissen taalbeleid ziet.

Ponjaert, van Braak en Lambrecht (1998) definiëren taalbeleid ook vanuit hun werkterrein, met name Brussel. Zij spreken meestal van 'schooltaalbeleid' om het te onderscheiden van het taalbeleid van een regio of land bijvoorbeeld (zie de taalwetten), maar ook om het schoolspecifieke karakter ervan de beklemtonen.

Dit Brusselse kader levert volgende, brede definitie op. Taalbeleid is de bewuste reflectie en een coherent geheel van afspraken over de wijze waarop de school omgaat met taal en taaldiversiteit en de bewuste wijze waarop de school taal 'hanteert' als leergebied op zich (het vak taal), als onderwijsleertaal binnen de verschillende vakken (instructietaal) en als communicatiemiddel bij schoolgebonden activiteiten (taalgebruik). Het doel van taalbeleid is volgend hen drieledig: alle betrokkenen komen tot een gemeenschappelijke visie, de onderwijsleersituatie wordt geoptimaliseerd en er wordt een betere integratie van de school binnen de buurt bereikt.

Ook deze auteurs hebben minder oog voor het onderwijs van 'vreemde' talen, voornamelijk omdat het onderzoek dat aan de basis ligt van deze definitie zich beperkte tot het basisonderwijs. Belangrijker is het verschil tussen Teunissen en Ponjaert te situeren. Het ligt 'in de breedte'. Hoe 'breed' maak je taal? Hoe breed is de taak van de school?

`Taal' is ook volgens ons meer dan een schoolvak of een leergebied en meer dan het vervoermiddel om specifieke kennis en vaardigheden 'over te dragen'. Het is meer dan een leerinstrument. Taal heeft ook een zingevende functie die het schoolse leren overstijgt. Dankzij taal krijgt de mens greep op de werkelijkheid. Taal is een middel om de wereld, het leven en de beleving te ordenen, te interpreteren en er betekenis aan toe te kennen. Taal geeft richting aan het denken. Taal is ook en soms vooral een sociaal-cultureel gegeven. Het biedt ons de mogelijkheid uitdrukking te geven aan onze persoonlijke identiteit en een groepsgevoel. Taal verhoogt de mogelijkheden tot individuele weerbaarheid (zelfontplooiing) en collectieve mondigheid (emancipatie).

Daarom kan taal ook op school niet geïsoleerd worden tot een te bestuderen object of een middel om op school te leren, maar moet het fenomeen bekeken worden als wezensaspect van het leven. Elke school moet er dan ook in die zin mee omgaan.

2 Taalbeleid in Brussel

In het Brussels Nederlandstalig onderwijs stelt men een grote taaldiversiteit vast. Een minderheid van de basisschoolleerlingen groeit op in een homogeen Nederlandstalige thuissituatie. De meeste klaslokalen in het tweetalig gewest (maar ook in de rand van Brussel en in de taalgrensgemeenten) lijken wel een lappendeken van verschillende talen, culturen en sociale achtergronden. Bovendien is de omgevingstaal in Brussel Frans. Voor velen biedt deze situatie een rijke voedingsbodem voor het opzetten van krachtige, boeiende leerervaringen, anderen zien er een bedreiging van de kwaliteit van het Nederlandstalig ondewijs in.

284 I Het opzetten van plannen voor taalbeleid - W. Schrauwen & J. van Braak

In de praktijk ervaren leraren dat de Nederlandse taalverwerving bij niet-Nederlandstalige leerlingen doorgaans minder vlot verloopt dan bij Nederlandstalige leerlingen. Van deze leraren worden dan ook extra inspanningen gevraagd om ervoor te zorgen dat hun leerlingen de door de samenleving opgelegde eindtermen halen. Deze klus moeten ze in de lagere school bovendien klaren met een specifiek 'Brussels' programma waarin meer uren Frans en (dus) minder uren Nederlands voorzien zijn.

De Brusselse situatie kan in meerdere opzichten als een 'unieke' situatie worden voorgesteld. Geen enkele andere grootstad in België wordt geconfronteerd met zo'n heterogeen publiek als in Brussel. Voor Nederlandstalige scholen geldt dat de helft van de leerlingen thuis niet met het Nederlands in aanraking komt. De heterogeniteit is echter niet beperkt tot talige breuklijnen. Brusselse scholen worden ook geconfronteerd met een zeer heterogeen publiek inzake sociale achtergrond en etniciteit. De heterogeniteit kenmerkt zich bijgevolg op verschillende niveaus en heeft ontegensprekelijk onderwijskundige consequenties.

Dit neemt niet weg dat het opzetten van plannen voor taalbeleid in andere regio's niet aan de orde moet zijn. Maar waar de school te maken krijgt met een overvloed aan factoren die blijken in te werken de inrichting van onderwijsleersituaties, dringt het belang van een gestructureerd beleidsopzet vanuit de lokale school zich (nog) meer op.

3 Stappen naar een actieplan

Een schoolspecifiek taalbeleid moet geconcretiseerd worden in een actieplan dat bepaalt hoe men op school met taal en taaldiversiteit wenst om te gaan. Om dit te verwezenlijken moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie onder alle betrokkenen (leraars, leerlingen, ouders, administratief en technisch personeel, ondersteunende partners ...) vraagt grondig en structureel ingebouwd overleg. Het opstarten, uitvoeren en bijsturen van een eigen taalbeleid is een proces van lange adem. Iedereen moet zich daar bewust van zijn. Om te komen tot een coherent beleid en hap-snapwerk en te vermijden, wordt het best een actieplan opgesteld.

Uit ervaring is gebleken dat schoolteams hierbij externe ondersteuning kunnen gebruiken. Dit kan gebeuren door de begeleiding en/of teamgerichte nascholing. Voor Brussel is ook een werkinstrument in voorbereiding. In het werkinstrument worden zeven rubrieken onderscheiden (en niet gescheiden) die de pijlers zijn van een schoolspecifiek taalbeleid. Het zijn tegelijkertijd ook de werkterreinen waarop acties kunnen worden ondernomen. We zetten ze even op een rijtje.

School- en buurtkenmerken: zicht krijgen op de kenmerken van de school als leer- en leefgemeenschap en de inbedding van de school in haar omgeving.

  •  Pedagogisch project: de eigenheid van de school duidelijk maken, met name het verhelderen van de opdracht van de school in een meertalige omgeving.

  •  Inschrijvings- en onthaalbeleid: systematiseren van de procedure van de inschrijving en het onthaal van nieuwe leerlingen.

Het opzetten van plannen voor taalbeleid - W. Schrauwen & J. van Braak 1285

  • Taal in de klas: afstemmen van het taalonderwijs en het taalgebruik in onderwijsleer-situaties op de taal- en leerbehoeften van de leerlingen.

  • Taal rondom de klas: afspraken omtrent het taalgebruik buiten de klas en de communicatie onder alle schoolbetrokkenen (leerlingen, leraren, ouders, personeel ...)

Extra maatregelen: specifieke initiatieven en acties die de (Nederlandse) taalverwerving van de leerlingen ten goede komen.

  •  Professionalisering: initiatieven op niveau van ouderbetrokkenheid, samenwerking
    met externe organisaties, nascholing, aanwerving van nieuwe leraren en uitstraling.

Om te komen tot een samenhangend actieplan dat optimaal door alle betrokkenen kan worden gedragen, zijn verschillende procedures mogelijk. Hieronder schetsen we zeer summier een weg (stappen naar een actieplan) die we al enkele keren samen met schoolteams flexibel hebben gevolgd.

stap 1 problemen en behoefte expliciteren

De eerste stap binnen het opzetten van een taalbeleidsplan op school is het in kaart brengen van de behoefte van de verschillende schoolbetrokkenen. Wat vormt de aanzet tot het uitbouwen van een beleidsplan voor taal? Vormen waargenomen problemen op vlak van taalverwerving het uitgangspunt (didactisch uitgangspunt) of zijn het eerder aspecten die te maken hebben met projectwerking en -afstemming, communicatie met ouders, inschrijving van leerlingen... (schoolorganisatorische uitgangspunten).

De bedoeling van deze stap is niet dat mogelijke problemen worden uitvergroot, maar wel dat ze in hun juiste proporties worden weergegeven. Daarbij is het van belang dat alle partners de invalshoeken en persoonlijke accenten van elkaar horen. In ieder geval worden tekorten en behoeften met elkaar verbonden.

stap 2 pijlers / werkterreinen exploreren

De school heeft de mogelijkheid om een beleidsplan voor taal vanuit verschillende invalshoeken te benaderen. In totaal worden zeven pijlers onderscheiden, zeven overkoepelende beleidsthema's die de school kan aangrijpen om uit te werken (zie boven).

In deze tweede fase worden de pijlers gepresenteerd en becommentarieerd. Het is de bedoeling het brede veld van taalbeleid en de complexiteit ervan overzichtelijk te maken. Hierbij is het van groot belang de verbanden tussen de pijlers te beklemtonen. Dit is de rol van de externe ondersteuner/begeleider.

stap 3 bestaande initiatieven en maatregelen inventariseren en structureren

Het doel van elk beleidsplan voor taal is het verhogen van het beleidsvoerend vermogen van de school. De 'moderne' school is minder dan vroeger een gesloten sociaal systeem met nadruk op de klasgebonden activiteiten. De hedendaagse, brede school legt nadruk

286 I Het opzetten van plannen voor taalbeleid - W. Schrauwen & J. van Braak

op netwerkontwikkeling. Dit houdt samenwerking in met verschillende actoren die elk specifieke doelstellingen en strategieën hebben. Dit bemoeilijkt het stroomlijnen van de verscheidene projecten in een eenduidige schoolwerking.

Elke school heeft op diverse terreinen (al of niet in documenten vastgelegde) afspraken gemaakt, initiatieven genomen en projecten opgezet. Vaak vormen ze samen niet echt een coherent geheel. De bedoeling is deze initiatieven te ordenen in een kader dat kan leiden tot een grotere samenhang.

stap 4 analyseren en doelen stellen

De bestaande afspraken en initiatieven worden op hun belang, waarde, effectiviteit, graad van belasting ... beoordeeld. Hier kan een swot-analyse gemaakt worden (swot = strenghts, weaknesses, opportunities and threats). Een externe begeleider moet hier duidelijk 'oog hebben' voor eventuele blinde vlekken. De bedoeling is prioriteiten te bepalen en klare doelen te formuleren.

stap 5 actieplan opstellen en uitvoeren

Van belang hierbij zijn zeer duidelijke afspraken (wie, wat waar, wanneer, hoe, ...), een haalbare timing, het streven naar succeservaringen op relatief korte termijn, het zichtbaar maken van de initiatieven, tussentijdse evaluatiemomenten inlassen, bijsturen, ... kortom alle dingen die bij het implementeren van een vernieuwing het succes ervan beïnvloeden, zelfs bepalen. Bij dit alles is o.i. een externe ondersteuner onontbeerlijk.

Tot slot geven we nog een waarschuwing mee aan alle overijverige en `mega-enthousiaste' onderwijsmensen die met rasse schreden stappen willen overslaan. We lenen deze waarschuwing van Dirkje Ebbers (2000):

"Partijen die betrokken zijn bij taalbeleid kunnen verschillende zaken als knelpunt ervaren. Elk kan zo zijn eigen analyse hebben van wat er mis gaat en wat er moet gebeuren. De analyse van schoolleiders kan ertoe leiden dat onterecht de hele `veranderlast' bij de leraars wordt gelegd. Zo'n startpunt is verre van ideaal. Een voorbeeld: Een directeur is ervan overtuigd dat taalbeleid moet en nodig is. Er moet volgens hem gewerkt worden aan een gezamenlijke aanpak voor het lezen van schoolboekteksten. Hij heeft daarvoor een nascholing met trainingsessies voor heel het team aangevraagd bij een gespecialiseerd centrum. Hij zegt regelmatig dat de leraren anders moeten gaan lesgeven, veel procesmatiger, minder schools. 'Er is een cultuuromslag nodig!' is zijn favoriete uitspraak. De eerste kennismakingssessie tussen trainer en leraren verloopt slecht. Zij zien de trainer als een afgezant van de directie die vindt dat ze het allemaal slecht doen en eens goed opgevoed zouden moeten worden ..."

Het opzetten van plannen voor taalbeleid - W. Schrauwen & J. van Braak 1287

Bibliografie

Ebbers, D. (2000), 'Het koffertje'. In: Les, Jg. 18, nr.106, september, p.36-38.

Het koffertje voor taalbeleid en taalgericht vakonderwijs (2000), Atlas Onderwijs Adviesgroep, Amsterdam, SAC, Utrecht, Etoc, Groningen.

Ponjaert-Kristoffersen, I., van Braak, J., & Lambrecht, P. (1998), 'Mogelijkheden om een taalbeleid te ontwikkelen binnen het Brussels Nederlandstalig onderwijs'. In: Witte, E. & Mares, E. (red.), Brusselse Thema's 6 Twintig jaar onderzoek over Brussel. Brussel: VUBPress, p. 169-193.

Teunissen, F. (red.) (1997), Taalbeleid concreet: Nederlands als tweede taal en onderwijs in allochtone talen op multi-etnische scholen. 's Hertogenbosch: KPC-groep.

Van de Hauwe, J., Stevens, M.& Schrauwen, W., (2000), "Taalbeleid op de lagere school. Een brede aanpak". In: Vonk, Jg.29, nr.5, mei-juni, p.3-18.

Noten

1 De auteurs van het niet-gepubliceerde onderzoeksrapport zijn Johan van Braak en Patrick Lambrecht, onder supervisie van Prof. Ingrid Ponjaert-Kristoffersen.

288 I Het opzetten van plannen voor taalbeleid - W. Schrauwen & J. van Braak

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeleid
land
Belgiƫ

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000