Eerste opvang anderstalige nieuwkomers in de reguliere klas

Yvette Smits  ·  10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1996  ·  pagina 291 - 299

EERSTE OPVANG ANDERSTALIGE
NIEUWKOMERS IN DE REGULIERE KLAS

Yvette Smits

De instroom van anderstalige nieuwkomers in het basisonderwijs is geen nieuw fenomeen. Een aantal scholen heeft een onthaalklas om deze leerlingen in op te vangen. De praktijk wijst echter uit dat niet alle anderstalige nieuwkomers in een onthaalklas kunnen worden opgevangen. Deze leerlingen worden meestal volgens hun leeftijd in een klasgroep geplaatst bij Nederlandstalige, allochtone en autochtone leerlingen. Van de anderstalige nieuwkomers wordt verlangd direct in te stromen in de reguliere klas, terwijl deze absoluut geen Nederlands spreken en begrijpen en mogelijk niet kunnen lezen en schrijven. Het is zelfs niet uitgesloten dat enkelen nog nooit onderwijs hebben gevolgd voordat ze hier in een klas van het basisonderwijs worden geplaatst, waar een voor hen vreemde taal wordt gesproken en ze met onbekende gewoontes en regels worden geconfronteerd.

De leerkracht die een anderstalige nieuwkomer in zijn klas krijgt geplaatst, zal zo goed en zo kwaad als het gaat de nieuwkomer opvangen. De leerkracht zal zijn onderwijs op de nieuwkomer afstemmen om hem zo snel mogelijk de basiskennis Nederlands bij te brengen en om hem zoveel mogelijk van de gewone lessen te kunnen laten profiteren, ook al is dat in de eerste instantie enkel op het gebied van taal en niet zozeer op het vlak van de aangeboden `leerstof'. In dit verslag wil ik illustreren hoe de opvang in de beginperiode kan worden gerealiseerd, oftewel hoe anderstalige nieuwkomers met behulp van specifieke taakgerichte activiteiten zo vlug mogelijk die basis Nederlands bijgebracht kan worden die ze nodig hebben om op school te kunnen functioneren, zonder daarbij de reguliere leerlingen te benadelen.

1 SCHOOLTAALVAARDIGHEDEN

Wat onderwijs doet, is informatie naar leerders overbrengen om bepaalde attitudes, kennis of vaardigheden bij die leerder te ontwikkelen. Degenen die de informatie ofwel boodschappen in de klas versturen, zijn de leerkracht, de medeleerlingen en de leerboeken. Als leerling moet je de boodschappen die in de klas worden verstuurd met betrekking tot de leerstof kunnen begrijpen, verwerken en zelf produceren om deel te kunnen nemen aan het onderwijs.

De leerlingen moeten echter niet alleen functioneren in de les, maar ook in de school als geheel. De school is een samenleving op zich, met gewoonten,

292   Yvette Smits

regels en omgangsvormen die moeten worden gerespecteerd. Nieuwkomers moeten daarin als volwaardig lid kunnen meedraaien. Leerlingen moeten boodschappen als 'jullie mogen elkaar niet slaan' kunnen begrijpen en ze moeten zelf ook bepaalde boodschappen kunnen versturen zoals 'moeten we dat morgen meebrengen?'

Om deze boodschappen te kunnen begrijpen en versturen moet het onderwijsaanbod zich richten op de schoolse taalvaardigheid. Het taalaanbod dat bij het onderwijsaanbod geleverd dient te worden, is mondeling en gericht op het leggen van een redzaamheidsbasis om minimaal te kunnen functioneren in de klas en in bepaalde schoolcontexten. De specifieke schooltaal kan via woordenschat worden aangeboden. De woordenschat heeft in deze context de functie van gericht taalaanbod maar ook van controlemiddel: de beheersing van de woordenschat gaat namelijk gepaard met het verschijnen van bepaalde structuren.

2 TAKEN EN TAALAANBOD

Hoe verwerven de anderstalige nieuwkomers de specifieke schooltaal die hen wordt aangeboden? Hiervoor richten we ons op de spontane taalverwerving, waarbij een kind op een natuurlijke wijze zijn taal verwerft. Het kind houdt zich niet bewust bezig met het leren van zijn eerste taal, maar leert ze al doende, door vallen en opstaan, gedurende het verkennen van de wereld om zich heen. Taal wordt door het kind gebruikt als een instrument om zich uit te drukken en om iets te begrijpen.

Taakgericht onderwijs sluit nauw aan bij de natuurlijke taalverwerving. In een taakgerichte aanpak worden taalleerders taken aangeboden waarin zij taal willen en moeten begrijpen of produceren voor het uitvoeren van de taak. Bij het uitvoeren van de taak staat echter niet de taal maar de taak centraal. Taal wordt gebruikt als een noodzakelijk middel om de taken uit te kunnen voeren.

Zoekopdracht

Wie heeft een x? Wie heeft geen y?

DOEL   - gericht taalaanbod

  • * gericht waarnemen

MATERIAAL   - opdrachtenblad

  • naamkaartjes van de zes afgebeelde leerlingen

  • van elk voorwerp op tafel een exemplaar bij de hand hebben

EERSTE OPVANG ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   293

ORGANISATIE   klassikale instructie

 

VERLOOP

- opdracht geven de namen op karton te kleven en uit te knippen

aan de leerlingen duidelijk maken dat ze de afbeelding goed moeten bekijken en dat er vragen over gesteld worden, zoals 'wie heeft een gom?' - de leerlingen antwoord laten geven door gebruik te maken van de bijgeleverde kaartjes (laartje tonen') - eerst de gevraagde voorwerpen erbij tonen - wanneer mogelijk kunnen de voorwerpen later misschien weggelaten worden bij de vraagstelling

In bovenstaande taak staat het oplossen van het probleem 'wie heeft wat op tafel staan?' centraal. Taal wordt bij deze taak gebruikt om de opdracht uit te leggen en om tot de goede oplossing te komen. Het taalaanbod in deze taak heeft met name betrekking op klasvoorwerpen en vraagzinnen die cruciaal zijn voor het oplossen van de taak, zoals 'wie heeft er een schaar?' Er wordt niet verwacht dat de nieuwkomer na een taak als deze alle aangeboden klasvoorwerpen kent, maar wel dat de leerling ze al doende zal verwerven nadat hij in meerdere taken met deze voorwerpen en gelijkaardig taalaanbod is geconfronteerd.

Hiermee komen we op een ander belangrijk punt met betrekking tot de eerste opvang. In de beginperiode wordt van de leerkracht verwacht dat deze regelmatig taken aanbiedt om de taalontwikkeling van de nieuwkomers te stimuleren. Voor de verwerving van het aangeboden taalaanbod is het van belang dat de leerlingen herhaaldelijk in verschillende contexten met het taalaanbod worden geconfronteerd. Naast het regelmatig aanbieden van taken is het van belang dat de leerkracht voor een groot, relevant en begrijpelijk taalaanbod bij die activiteiten zorgt, opdat alle nieuwkomers nieuwe elementen uit het taalaanbod kunnen oppikken.

2.1 Receptiviteit en betrokkenheid

Taalaanbod kan op verschillende momenten in de les gegeven worden. Wanneer het voor of tijdens de taak gegeven wordt, dient het overwegend om het uitvoeren van de taak mogelijk te maken. Als het taalaanbod na de taak wordt gegeven, is het meestal om de oplossing te bespreken. De nieuwkomer speelt in de beginperiode nog geen rol bij het bespreken van oplossingen en dergelijke, omdat er in deze periode geen taalproductie van de nieuwkomer geëist mag worden. Het niet verplichten tot spreken zorgt ervoor dat de nieuwkomer een stille periode door kan maken en draagt bij aan een veilig klimaat

294   Yvette Smits

waarin de taalontwikkeling zonder remmingen kan verlopen. De taken die voorgelegd worden, moeten dus receptieve activiteiten van de nieuwkomer vragen. De taken moeten echter wel zo georganiseerd zijn dat ze taalproductie van de reguliere leerlingen vragen, opdat ook zij de kans krijgen hun taalvaardigheid te vergroten.

Probleemoplossende opdracht Waar ben ik?

DOEL - gericht taalaanbod, inscholing: vertrouwdheid met de school, contact met het Latijnse schrift, groepsvorming door samenwerking

  • * oriëntatie, beschrijvend luisteren, het kunnen lezen van een plattegrond

MATERIAAL   een met lokalen ingevulde plattegrond van de eigen school

ORGANISATIE   klassikale instructie – tweetallen (anderstalige nieuwkomers vormen tweetallen met hun mentoren) – klassikale bespreking

 

VERLOOP

de plattegrond voorleggen en uitspraken doen in de aard van: 'Ik ga de schoolpoort door, ik steek de speelplaats over, ik neem de eerste deur rechts,' en dan de vraag stellen: 'waar ben ik nu?'

  • andere vragen die gesteld kunnen worden, zijn: 'Je staat in de refter en moet naar de ingang, hoe moet je lopen?' -enkele reguliere leerlingen de rol van de docent laten overnemen door een route te laten beschrijven

In deze taak is het voor de anderstalige nieuwkomer mogelijk de oplossing te vinden door enkel naar de routebeschrijving te luisteren. Zonder dat de leerling taal hoeft te produceren, kan hij de taak uitvoeren. De oplossing kan aangewezen worden op een vergrote weergave op het bord, waardoor alle leerlingen hun oplossing kunnen controleren. In deze taak is de mogelijkheid aanwezig om de reguliere leerlingen de rol van de leerkracht over te laten nemen door een route te laten beschrijven; zo krijgen ze de kans hun mondelinge taalvaardigheid te vergroten. Afgezien van het eventueel vergroten van de mondelinge taalvaardigheid zijn de doelstellingen van de taak voor de reguliere leerlingen: het verbeteren van hun oriëntatie, het kunnen lezen van een plattegrond en het gericht kunnen luisteren. Voor de nieuwkomers blijft de taalverwerving centraal staan.

EERSTE OPVANG ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   295

Naast het bieden van een veilig klimaat waarin taal kan worden verworven, is het van belang dat de nieuwkomers zich betrokken voelen bij de taken en moeite doen om het taalaanbod te begrijpen. Is dat wel mogelijk daar de taken in hun receptieve vorm grotendeels zinvol visueel gevolgd kunnen worden door de nieuwkomer? Ja, de betrokkenheid bij de taken kan namelijk verzekerd worden door taken aan te bieden die bepaalde fysieke en mentale handelingen vragen die uitmonden op een zichtbaar product. Om het product zo goed mogelijk te kunnen maken, zullen de nieuwkomers proberen zoveel mogelijk van het taalaanbod te begrijpen. De taken die fysieke en mentale handelingen vragen, onderscheiden we hier in handelingsopdrachten en probleemoplossende taken.

Handelingsopdrachten: leerlingen voeren instructies of gedemonstreerde handelingen uit. Hierbij moeten de leerlingen proberen het taalaanbod te begrijpen om tot de gewenste handeling of eindproductie te komen (spelletjes, expressie, kringactiviteiten, knutselactiviteiten, goocheltrucs, bewegingsactiviteiten, geleide tekenopdrachten, en experimenten met fysische verschijnselen).

Probleemoplossende taken: leerlingen moeten een probleem oplossen. Na de taak te hebben uitgevoerd, moeten de leerlingen luisteren of ze alle elementen hebben (zoekopdrachten, vergelijkingsopdrachten, informatiekloofopdrachten, fysische verschijnselen of goocheltrucs waarvoor ze al doende een verklaring moeten zoeken, e.d.)

De betrokkenheid bij de taak is verzekerd doordat van de leerling een product gevraagd wordt. Bij de twee voorafgaande voorbeeldactiviteiten zijn de producten die gevraagd worden: het zoeken van de klasvoorwerpen en de bijbehorende personen, en het zoeken van een beschreven plek op een plattegrond.

2.2 Hier-en-nu situatie

Een ander gegeven dat de taken gemeen moeten hebben, is dat ze een duidelijke context bieden, namelijk een hier-en-nu situatie. Het is belangrijk dat de taken in de beginperiode in een hier-en-nu situatie aangeboden worden, omdat de anderstalige nieuwkomers onder andere vanwege hun afkomst uit een ander land niet over eenzelfde kennis van de wereld beschikken als de reguliere leerlingen. Om het taalaanbod in de beginperiode begrijpelijk te maken, moet de context waarin het geleverd wordt, zo duidelijk mogelijk zijn. Een heldere context is het eenvoudigst te realiseren door uit te gaan van een hier-en-nu situatie, waarin een duidelijk verband wordt gelegd tussen wat er gebeurt en wat er gezegd wordt.

296   Yvette Smits

Handelingsopdracht Zelfportret: een trekpop

DOEL   - oefenen van de motorische vaardigheden, gericht taalaanbod, gebruiken van visuele informatie

  • * het kunnen maken van een papieren trekpop die door inkleuring met potlood gelijkenissen vertoont met jezelf

MATERIAAL stevig papier of dun karton voor elke leerling, grijs potlood, schaar, kleurpotloden, sterk garen, splitpennen, priem of dikke stopnaald, wol, opdrachtenblad met onderdelen van de pop en voorbeeld, een voorbeeldpop die op de leerkracht lijkt

ORGANISATIE   klassikale instructie, individuele uitvoering

 

VERLOOP

de leerlingen vertellen dat ze een pop van zichzelf gaan maken; als voorbeeld de leerkracht-trekpop tonen

  • de leerlingen dun karton geven - de leerlingen de onderdelen van de pop laten uitknippen - nagaan of alle leerlingen weten met welke lichaamsdelen de onderdelen van de pop overeenkomen - de onderdelen op het karton plakken en uitknippen de leerlingen uitleggen dat ze de verschillende onderdelen zo moeten aanpassen dat ze op zichzelf beginnen te lijken - de leerkracht-trekpop nog eens tonen ter illustratie - de leerlingen laten aanduiden waar de grote gaatjes moeten komen (voor de splitpennen) en de kleine gaatjes (voor het garen) de leerlingen op basis van het blad met de verbindingen zelf de verbindingen laten maken

Bij bovenstaande taak is er duidelijk sprake van een hier-en-nu situatie waarin geen specifieke voorkennis wordt gevraagd om de taak te kunnen uitvoeren. De leerlingen kunnen het taalaanbod begrijpen doordat de handelingen van leerkracht en medeleerlingen voldoende houvast bieden.

2.3 Schriftelijk taalaanbod

Schriftelijk taalaanbod dat in de beginperiode bij de taken gegeven wordt, mag voor de nieuwkomers niet cruciaal zijn voor het uitvoeren van de taak. Het geven van schriftelijk taalaanbod is in deze periode enkel van belang voor het leggen van een basis voor alfabetisering. Dit kan door labels, etiketten en instructies bij de opdrachten te plaatsen. Op deze manier raken de anderstalige nieuwkomers bekend met de letters uit het alfabet, dat voor sommige leer-

EERSTE OPVANG ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   297

lingen onbekend kan zijn, en kunnen ze zich een beeld vormen van de functie van schriftelijk taalgebruik als ze die nog niet kennen.

Voor de reguliere leerlingen mag het schriftelijk taalaanbod bij de taak wel een rol spelen bij het uitvoeren van de taken. Dit kan door korte tekstjes te geven bij afbeeldingen of door schrijfopdrachten bij de taak te geven, bijvoorbeeld door oplossingen op te schrijven in plaats van aan te kruisen.

3 INTERACTIE EN GROEPSVORMEN

Ondanks de receptieve vorm en de hier-en-nu situatie van de taak, is er kans dat leerlingen toch nog moeilijkheden ondervinden met het begrijpen ervan. Interactie is een belangrijk instrument bij het oplossen van begripsproblemen. Interactie kan ervoor zorgen dat een moeilijke taak goed kan worden uitgevoerd. Bij interactie spelen zowel de leerkracht als de medeleerling een belangrijke rol. De leerling kan bij onbegrip de leerkracht om uitleg vragen. Tevens kan de leerkracht gedurende de taak reacties uitlokken bij de leerlingen om zo na te gaan of de gegeven informatie wordt begrepen en waar er nog eventuele moeilijkheden zitten, door bijvoorbeeld iets te laten aanwijzen of aangeven. Dit is een vorm van interactie die ook op een niet-talige manier vanwege de nieuwkomer kan worden gerealiseerd. De hulp van een medeleerling bij een probleem omtrent de taak kan vaak zeer efficiënt zijn. Deze interactie tussen leerlingen kan gebeuren door een willekeurig medeleerling uitleg te vragen, maar kan ook gestuurd worden door het hanteren van bepaalde groeperi ngsvormen.

De groeperingsvorm zal de hoeveelheid en de aard van de interactie in de klas sterk bepalen. Een groeperingsvorm die van groot belang wordt geacht, is het mentorschap. Om de leerling in de beginperiode zoveel mogelijk bij te staan, wordt hem een mentor toegewezen. Deze moet het onthaal en de inscholing van de nieuweling begeleiden. De mentor heeft dan de mogelijkheid om:

  •  ingewikkelde boodschappen die de leerkracht geeft, te vertalen wanneer deze dezelfde moedertaal heeft als de nieuwkomer;

  •  te fungeren als model bij instructies en zo duidelijk te maken wat van de leerlingen wordt verwacht;

  •  samen met de nieuweling de taak uit te voeren (en om het schriftelijke taalaanbod voor analfabeten te vertolken);

  •  mondeling te verwoorden wat de nieuwkomer met handelingen uitvoert.

Een andere groeperingsvorm die gehanteerd kan worden in de taakgerichte aanpak, is het werken in heterogeen samengestelde groepjes, waarbij nieuwkomers, sterke en zwakke reguliere leerlingen samen worden gezet voor het uitvoeren van een taak. Het werken met homogeen samengestelde groepjes,

298   Yvette Smits

waardoor nieuwkomers en reguliere leerlingen apart worden gegroepeerd, moet zoveel mogelijk vermeden worden.

4 INSCHOLING EN WEDERZIJDSE AFHANKELIJKHEID

De taken die tot nu toe gepasseerd zijn voor de eerste opvang, hebben met name betrekking op het ontwikkelen van taalvaardigheid. Via het bieden van taken kan er echter ook aandacht besteed worden aan de inscholing: het vertrouwd raken met de westerse cultuur. Taken die hiervoor in aanmerking komen, zijn activiteiten die gericht zijn op bepaalde schoolregels zoals, 'beleefd gedrag' en 'je vinger opsteken', of activiteiten die de leerling laten kennismaken met de verschillende ruimtes van de school (zie voorbeeldtaak 'waar ben ik?').

Ook aan de wederzijdse afhankelijkheid kan worden gewerkt door het uitvoeren van bepaalde taken. Dat zorgt voor groepsvorming in de klas, wat motiverend werkt op de leerlingen. Taken die de wederzijdse afhankelijkheid stimuleren zijn: estafette, groepsspelletjes, en dergelijke. Ook kringactiviteiten vallen hieronder en maken de anderstalige nieuwkomers tevens snel bekend met de namen van de leerlingen uit de klas. Het is dan ook aan te bevelen om tijdens de beginperiode elke dag met een kringactiviteit te beginnen.

Een andere opmerking die nog geplaatst moet worden, is dat de taken zich niet alleen hoeven te situeren in het vak Nederlands. Taken kunnen ook onder andere schoolvakken vallen. Zo kan de taak 'waar ben ik?' onder het vak wereldoriëntatie geplaatst worden vanwege het leren omgaan met een plattegrond en valt de taak 'zelfportret' onder het vak knutselen. Andere taken kunnen mogelijk in de vakken beweging, tekenen, rekenen en muziek ondergebracht worden.

5 KORTOM...

Samenvattend kunnen we stellen dat door het aanbieden van specifieke taakgerichte activiteiten anderstalige nieuwkomers in een reguliere klas vanaf het begin zinvol kunnen participeren en taal leren. Door taken te geven die teruggrijpen naar het hier-en-nu van de klassituatie, de betrokkenheid van de leerling bij de taak verzekeren en voldoende schoolse taalvaardigheid bevatten, zal de leerling gaandeweg taal verwerven en zal hij steeds beter in staat zijn mee te draaien in de gewone lessen. Daarbij mag de rol van leerkracht en medeleerling (mentor) echter niet vergeten worden.

Het opvangen van anderstalige nieuwkomers in een reguliere klas is geen eenvoudige taak; het vraagt veel geduld, aanpassing en creativiteit van de leer-

EERSTE OPVANG ANDERSTALIGE NIEUWKOMERS   299

kracht. Ik hoop dat mijn verslag zal bijdragen aan het realiseren van een goede opvang en dat het leerkrachten zal stimuleren tot het ontwikkelen van taken

die zowel de anderstalige nieuwkomers als de reguliere leerlingen aanzetten tot het verwerven van taalvaardigheid.

LITERATUUR

Bogaert, N. e.a.: Werken met Anderstalige nieuwkomers. Leuven: Steunpunt Nederlands als Tweede taal, 1995 (intern document).

Broekaert, H., G. Duran & M. Mechelmans: Taakgericht werken bij beginnende leerders. In: VON-werkgroep NT2 (red.): Taakgericht taalonderwijs. Een onmogelijke taak? (Taalcahiers 2.) Deurne: Plantyn, 1996.

Smits, Y. (red.): Bronnenboek. Taken voor anderstalige nieuwkomers in de reguliere klas. Leuven: Steunpunt Nederlands als Tweede taal, te versch.

Labels

doelgroep
NT2-leerlingen/cursisten
land
Nederland
onderwijstype
basisonderwijs
zij-instroom opvang
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

10de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1996