Elke leerkracht heeft een oogje op taal

Martine Van Overmeiren  ·  24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2010  ·  pagina 289 - 292

Download artikel

10. Taalleerzorg basis- en secundair onderwijs

Ronde 4

A/iartine Van Overmeiren

DPB Cent / VVKSO

Contact: martine.vanovermeiren@vsko.be

Elke leerkracht heeft een oogje op taal

1. De groei van taalontwikkeling in beeld

Reeds onmiddellijk na de geboorte start een baby met de ontwikkeling van taal. In het prille begin gaat het om het vormen van beelden en het horen van geluiden. Stilaan worden beeld en geluid aan elkaar gekoppeld: geluid krijgt een inhoudsbetekenis en de opgroeiende baby gaat de geluiden imiteren. Hij ontdekt dat de geluiden die hij imiteert ook voor anderen een betekenis hebben: hij ziet opgewekte gezichten bij de woordjes <mama', <papa', <dada' en de vertederende lach bij woordjes als <oma' en `opa. Hij ondervindt dat het brabbelen van klanken ertoe leidt dat primaire behoeften vervuld worden. Denk aan <koek', <drinken'...

Taal start als het ware in de moederschoot. De baby ontwikkelt kennis en vaardigheden (gekoppeld aan die kennis): rode blokken passen in rode openingen, lettertjes en cijfertjes vallen op hun plaats in educatieve spelen... De peuter leert handjes geven, vragen stellen, beleefd <dankjewel' zeggen. Naarmate de context groeit, groeien kennis en vaardigheden mee. Zo groeit ook de taal die betrekking heeft op de directe situaties waarin het kind betrokken wordt. Hoe meer het kind begeleid wordt in zijn ontdekking van de naaste omgeving, hoe taalvaardiger dat kind wordt: denk aan de (taal)rijkdom van een bos, het strand, een kermis, een vreemd land... Mondelinge taalvaardigheid groeit stilaan uit tot contacten met geschreven taal. Beelden blijven hierbij een boeiend ondersteuningsmiddel. <Kijken', <mondelinge taalvaardigheid', <lezen' en <schrijven' zijn immers nauw met elkaar verbonden. Ontwikkeling van een van die domeinen brengt ook ontwikkeling in andere domeinen met zich mee.

Helaas groeit niet elk kind op in de bovengenoemde ideale ontwikkelingsomstandigheden. De moederschoot wordt steeds vaker ingenomen door een laptop, kinderen groeien op in armoede en leven in een beperkte sociale omgeving, groeien op in anderstalige gezinnen... Onderzoek toont aan dat kinderen uit taalrijke milieus op 3-jarige leeftijd 5 maal zoveel woorden kennen als kinderen uit taalarme milieus. Die groepen groeien dagelijks nog verder uit elkaar door een verschillend aanbod aan kansen. Uitbreiding van de woordenschat bij jongeren uit taalarme milieus zal hun onderwijskansen doen stijgen en geeft meer kans op talentontwikkeling.

289

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

2. Meervoudige intelligentie van Gardner: talentontdekking bij jonge mensen brengt hen tot leren

Gardner (1983) verklaart in zijn theorie dat kinderen op verschillende manieren knap kunnen zijn en dat niet elk kind taal- of rekenknap is. De vraag is dus niet: hoe intelligent ben je, maar hoe ben jij intelligent. In tegenstelling tot Binet (1916) focust hij zich niet op 1 getal (IQ) om te zeggen of een kind knap is, maar (h)erkent hij 8 soorten intelligentie die zich bij kinderen kunnen ontwikkelen. Hij onderscheidt de volgende soorten:

  • beeld-/ruimteknap;

  • bewegingknap;

  • mensen-/samenknap;

  • muziekknap;

  • natuurknap;

  • reken-/redeneerknap;

  • woordknap;

  • zelfknap.

Hij besluit dat een kind meedraagt wat dat kind interesseert. Het is aan de leerkracht om op zoek te gaan naar de zone van naaste ontwikkeling van elk kind. Leerontwikkeling kan gezien worden als een amoebe: een eencellig dier dat zich voedt door schijnvoetjes uit te stulpen naar mogelijk voedsel in de onmiddellijke omgeving. Gaat het werkelijk om een voedingsbron, dan zal de amoebe zijn schijnvoetjes rond het voedsel sluiten en het in zich opnemen.

3. Taal als dagelijks gereedschap

Een voorwaarde om als mens te kunnen functioneren, is dat de taalbagage voldoende is. Het ontwikkelen van taal gebeurt optimaal in `echte! gesprekken. Hier ontstaat een `veilig! taalklimaat. Een jongere op school zal zich veel zekerder voelen bij en uitgebreider ingaan op een vraag over zijn hobby dan wanneer je hem een vraag stelt over lesinhouden. Hier is voor de leerkracht een belangrijke rol weggelegd: een leerling dient zich prettig en veilig te voelen. Dat betekent dat een leerling uitgedaagd moet worden, dat er geluisterd moet worden naar wat hij vertelt en dat hij bevestigd moet worden in wat goed is. De leerkracht maakt hier het verschil! Oog hebben voor taal betekent dat de manier van lesgeven een voortdurende interactie is tussen de leerkracht en de leerling en tussen de leerlingen onderling. Het betekent dat de leerkracht steunt op drie pijlers:

290

10. Taalleerzorg basis- en secundair onderwijs

  • oog voor goede vakkennis;

  • oog voor de klasgroep;

  • oog voor de individuele leerling in de klasgroep.

Het bovenstaande leidt tot het besluit dat taal een gegeven is, waarmee alle leerkrachten in alle opleidingen rekening moeten houden om hun leerlingen optimale ontplooiingskansen te bieden. Doordat jongeren uit socio-economisch verschillende milieus komen, hun vermogens verschillend zijn, ze verschillend knap zijn, hun interesses sterk kunnen verschillen... moeten we op zoek gaan naar taalactivering in alle mogelijke verschillende vormen.

  1. Gestuurde en ongestuurde taalverwerving

Gestuurde taalverwerving staat voor de taal die jongeren leren via instructie. In dat sterk leerkrachtgestuurde proces worden nieuwe woorden aangebracht. Zwakkere leerlingen onthouden zo tot maximaal 600 nieuwe woorden per jaar. Ongestuurde taalverwerving betekent dat jongeren taal oppikken uit hun leefomgeving, waarbij de woorden noodzakelijk zijn voor communicatie. Tijdens dat sterk leerling-gestuurde moment ontmoeten ze als het ware (eventueel onder begeleiding van de leerkracht) nieuwe woorden. Jongeren kunnen op die manier hun woordenschat uitbreiden met 3.500 woorden per jaar. De leerkracht gaat dus best op zoek naar methodes of werkvormen die de ongestuurde taalverwerving ondersteunen. Dat kan bijvoorbeeld door een taalronde als intro, door activerende werkvormen, door leerlingen zelf informatie te laten verzamelen en naar voren te laten brengen... Nieuwe woorden die op die manier worden aangebracht, kunnen bijgehouden worden in bijvoorbeeld een woordenschatkist (voor de jongere leerlingen) of in een taalportfolio. Ze kunnen voor de klas vastgepind worden via een woordspin, een taalverwervingsbord... Met andere woorden: via ongestuurde taalverwerving komt de leerkracht tot gestuurde taalverwerving. Het grote voordeel is dat de taal opgebouwd is vanuit een veilig taalklimaat en `geprepareerd' is door de leerlingen, waardoor hun welbevinden verhoogt en zo gemakkelijker bijblijft.

  1. Via verschillende methodes en werkvormen...

Activerende werkwoorden zijn van belang als ondersteuning bij taalontwikkeling. Bij activerende werkvormen is het de bedoeling `het brein' te activeren: hoe krijgt de leraar hersencellen aan het werk? Vaak gebeurt dat door samen te overleggen en te zoeken. Die communicatie gebeurt in eerste instantie op niet-specialistenniveau. Op die manier wordt de weg tot abstract, wetenschappelijk en technisch taalgebruik van de leerkracht/leertekst bereid en kan dat taalgebruik gemakkelijker verworven worden.

29.1

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Door de voortdurende en intensieve interactie worden mondelinge taalvaardigheden vergroot; werken met geschreven bronnen verhoogt de geletterdheid.

De taal die gebruikt wordt bij overleg vraagt een grote vorm van respect. Ook hieraan kan aandacht besteed worden. Een taalronde als intro betekent dat jongeren ervaringen uitwisselen aan het begin van een les, een thema of een lesweek... Ze delen reeds opgebouwde kennis en voelen tijdens het spreken hun zelfvertrouwen groeien. Ze kunnen hierbij vertrekken vanuit hun eigen vorm van 'knap-zijn', wat het veiligheidsgevoel en welbevinden verhoogt.

6. ...naar boeiend lesmateriaal

Wanneer de leerkracht kan vertrekken vanuit de leefwereld van de leerling is de kans groot dat de jongere zich betrokken voelt bij de leerstof Goed overleg en uitwisseling van materialen tussen de verschillende vakleerkrachten (ook tussen praktijkleerkrachten en leerkrachten algemene vakken) kan enkel bevorderlijk werken. Praktijkkaarten en stappenplannen (zoals uitgewerkt op meerdere educatieve sites) kunnen inspiratie bieden voor de (beginnende) leraar. Ga je, met het oog op de beelddenkers, op zoek naar beeldmateriaal, wees dan overtuigd van je keuze: een afbeelding dient steeds een ondersteuning of een verduidelijking te zijn bij de lesinhoud/leestekst.

Leerlingen tonen hun dankbaarheid voor een dergelijke werkwijze door een verhoogde interesse en door actieve deelname aan de lessen. Slaagkansen verhogen, ook voor kansarme leerlingen.

"The more ways we teach, the more students we reachP'

Referenties

Binet, A. (1916). 'New methods for the diagnosis of the intellectual level of subnor-mals'. In: E. S. Kite. The development of intelligence in children. Vineland, NJ: Publications of the Training School at Vineland.

Gardner, H. (1983). Frames of Mind: The Theory of Multiple Intelligences. New York: Basic Books.

Gardner, H. (1993). Multiple Intelligences: The Theory In Practice. New York: Basic Books.

292

Labels

domein
taalverwerving
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010