Integratie van vaardigheden via eigen thema’s van leerlingen: een verrassende uitdaging!

Mai Van Loon  ·  12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1998  ·  pagina 287 - 294

INTEGRATIE VAN VAARDIGHEDEN
VIA EIGEN THEMA'S VAN LEERLINGEN

Een verrassende uitdaging!

Mai Van Loon

Werken met geïntegreerde vaardigheden is een vlag die meerdere ladingen dekt. Ik beperk me tot een kort overzicht van wat wij op dat gebied in de tweede graad uitproberen:

bij al of niet verplichte leerstofgehelen (zoals in het vierde jaar verhaalsoorten) diverse vaardigheden op gebied van spreken, schrijven, lezen, kijken en luisteren aan bod laten komen;

de taalbeschouwing in 'enge' zin of zeg maar zins- en woordleer niet aanbrengen in een les losse zinnetjes ontleden (al dan niet via een fragment uit een boek), maar opnemen in een werkpakket taalbeschouwing waarmee leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen. Zo'n werkpakket is samengesteld rond teksten en bevat oefeningen in verband met lezen, spreken, schrijven, luisteren en taalbeschouwing in ruime en engere zin.

Twee jaar geleden probeerden we verder te gaan door niet alleen vaardigheden in leerstofgehelen te verwerken, maar ook door de leerstof en diverse vaardigheden te integreren in thema's die de leerlingen zelf mochten kiezen. We bevinden ons nog steeds in een trial and error-fase. Ik vertel u rechtstreeks uit de praktijk en die praktijk moeten we regelmatig wat bijstellen, maar daarover straks meer.

1 DE WERKWIJZE

In het begin van het schooljaar kregen alle leerlingen van de tweede graad een brief waarin we bedoeling en werkwijze duidelijk maakten. Ze kozen in groepjes voor een bepaald thema. Die keuze is - zeker in een derde jaar - niet echt wereldschokkend: paranormale zaken, muzlek, sport, kindermishandeling, verslaving, de Oudheid, helden, enzovoort. In het eerste en het tweede trimester kregen de leerlingen opdrachten bij het gekozen thema, zodat ze behandelde leerstof of vaardigheden konden integreren. Soms mochten de opdrachten met het eigen groepje gemaakt worden, een andere keer ging het om individuele opdrachten. De opdrachten vertrekken altijd van behandelde leerstofgehelen.

288   Mai Van Loon

Enkele voorbeelden:

MOGELIJKE OPDRACHTEN
ROND HET THEMAWERK (3 aso)

  •   Een persoonlijke brief schrijven aan de leerkracht over de keuze van een thema en de samenstelling van het groepje.

  •   Toepassingen op de lessenreeks rond tekstsoorten/tekstdoelen: verzamelen van materiaal, zelf schrijven van kortere teksten en bedenken van titels.

  •   Lezen en presenteren van fictiewerk in verband met het thema: personagetypering in de ik-vorm en verduidelijking van de inhoud via de probleemstructuur.

  •   Informatief materiaal verzamelen rond een deelthema (elk lid van het groepje kiest een ander deelthema) en meerdere informatiebronnen raadplegen: encyclopedie en andere non-fictiewerken, tijdschriften en kranten, eventueel Internet, enz.

  •   Verwerken van de informatie: beoordelen op bruikbaarheid (leesstrategieën), titel bedenken, lezersvriendelijke inleiding schrijven, uitschrijven en schematiseren met behulp van tekstpatronen.

Verwerken van typische woorden in verband met het thema in woordraadsels, taalspellen, enz.

  •   Een bijzonder geheel: fictiemateriaal rond het thema (poëzie, proza, cartoons, liedjes...) zoeken en zelf schrijven.

  •   Keuzetaak: interview – kinderverhaal – kortverhaal...

  •   Creatieve voorstelling van het thema aan de klasgroep.

Een belangrijk werk voor de leerlingen lag in de groepspresentatie van hun eigen thema. Informatie moest gekoppeld worden aan een originele en aantrekkelijke presentatie. Maar de werkenergie van de meeste groepen heeft ons genoodzaakt de zaken wat terug te schroeven: hier en daar kwamen wat voorzichtige of minder voorzichtige opmerkingen van collega's van andere vakken, want sommige groepjes waren te pas en te onpas met ideeën of uitwerking bezig. Ook ouders moesten nogal opdraven wat taxivervoer betreft, het bezorgen van materiaal, hun huis een dag lang verlaten als er een video-opname gemaakt werd, of zelf als cameraman optreden. Klachten van ouders kregen we echter niet: ze hebben nog altijd liever dat hun zoon/dochter veel tijd steekt in 'iets voor school' dan dat hij of zij rondlummelt en niets doet.

Wel kwam van het oudercomité de vraag hoe de evaluatie van een dergelijk groepswerk in zijn werk gaat: product- of ook procesevaluatie, gezamenlijke of individuele punten, wat met profiteurs? Ook voor ons belangrijke vragen met niet altijd vanzelfsprekende antwoorden. Het proces in punten omzetten is erg moeilijk, al lieten we de leerlingen wel een tekst schrijven over hun eigen bijdrage en hun zienswijze op het aandeel van de anderen van de groep. Maar ook daar zitten soms nog tegenstrijdigheden in. Toch leren ze op deze manier veel over zichzelf en de anderen en misschien is dat belangrijker dan punten.

INTEGRATIE VAN VAARDIGHEDEN VIA EIGEN THEMA'S VAN LEERLINGEN   289

2 EEN RONDVRAAG

Bij een individuele schriftelijke rondvraag achteraf reageerden bijna alle leerlingen overwegend positief tot heel positief op het themawerk, vooral op de presentatie ervan: de uitwerking kwam van henzelf, ze hadden bepaalde moeilijkheden moeten overwinnen (ook al slaagden ze daar niet altijd in) op het gebied van samenwerking zoals praktische afspraken, verantwoordelijkheid nemen, lulsteren naar elkaar, omgaan met profiteren... En vooral, de meeste groepjes hadden er erg veel plezier aan beleefd. Misschien is 'lachen' niet direct de voornaamste doelstelling van ons onderwijs, maar wellicht zijn herinneringen vaak waardevoller dan leerstof.

De leerlingen kozen zelf voor een gelijkaardige werkwijze in het volgende jaar. Toch leerde de praktijk al vlug dat het voor de leerlingen niet doenbaar is om twee jaar achter elkaar op eenzelfde manier te werken: wel wat de opdrachten tijdens het jaar betreft, maar niet voor de presentatie van het geheel. Ideeën raken een beetje uitgeput, het is moeilijk om nog origineel voor de dag te komen, energie- en tijdbelasting zijn niet te onderschatten.

We houden de werkwijze nu voor het vierde jaar en in het derde doen we aan voorbereidend werk. De leerlingen vertellen voor welke thema's ze zich interesseren en ik maak daar zelf een keuze uit. Ongeveer één keer per week werken we rond het gekozen thema. Er worden geen vaste groepjes gevormd, wat niet wil zeggen dat leerlingen soms niet moeten samenwerken. Rond de gekozen onderwerpen zoek ik naar vaardigheden (vooral opzoeken, lezen, selecteren en ook begrijpen wat je aan informatie vindt, schrijven en herschrijven, bepaalde dingen voor de klas brengen) en toepassing van de leerstof. Een uitgebreide, geheel zelfbedachte presentatie komt nog niet aan bod, wel kortere presentaties.

De leerlingen kunnen ook buiten de les dingen samen uitwerken, maar het is niet zo arbeidsintensief als het grotere werk en de toegekende punten zijn in verhouding, zodat er meer kansen zijn. Eigenlijk verschilt de werkwijze niet zo erg van wat je in `gewone' lessen kunt doen, maar doordat de leerlingen hét gevoel hebben dat ze zelf gekozen hebben, zijn ze meer gemotiveerd en hebben ze minder de ervaring van verplichte, dus bij voorbaat saaie leerstof. Omdat ik deze manier van werken dit jaar aan het uitproberen ben, kan ik nog geen kant-en-klare resultaten tonen (als bijlage een voorbeeld rond muziek).

3 EEN UITDAGING!

Wat maakt ons zo enthousiast over deze manier van werken? Vooral de leerlingen zelf natuurlijk. Aan opdrachten rond 'hun' thema tillen de meesten vaak minder zwaar en ze willen er iets goeds van maken — ook al kost het meer moeite — want ze kunnen de meeste opdrachten niet vlug afhaspelen. Ze voelen zich au sérieux genomen en zljn dus bereid om te werken. Vooral voor sterkere leerlingen betekent het een uitdaging om kwaliteit (al is dat natuurlijk niet altijd 'onze' idee van kwallteit) en originaliteit te bieden en ze trekken ook anderen daarin mee. En leerlingen die met de leerstof actief en zelfstandig aan de slag gaan, dat is toch een droom van elke leerkracht? Belangrijk is

290   Mai Van Loon

ook dat leerlingen zich over een onderwerp leren documenteren en dat ze veel meer onthouden van zaken waarrond ze zelf gezocht, gelezen, gedacht, gesproken en geschreven hebben.

De resultaten waren trouwens vaak hartverwarmend: een knap geschreven verhaal of gedicht; persoonlijke verzamelingen van cartoons, teksten, poëzie; een grondige of meer genuanceerde kijk op verschijnselen als reclame, andere culturen...; eigen en zelf gespeelde video-opnames rond magie, verslaving... Ook voor ons is het een uitdaging om nieuw te blijven; alles ligt (gelukkig) niet bij voorbaat vast. Taal als levend gebeuren. En als leerlingen met iets goeds voor de dag komen, voelt de leerkracht zich op zijn minst even blij als de leerlingen zelf. Een deugddoende ervaring voor alle partijen dus!

BIJLAGE

THEMA 'MUZIEK' (3 aso)

1 INLEIDENDE LES SPREKEN

Voor de eerste les kun je kiezen uit drie mogelijkheden:

  1.  opzoeken en vertellen van bekende verhalen waarin muziek een belangrijke rol speelt (individueel);

  2.  rollenspelen in kleine groepjes;

  3.  een eigen rap maken over het belang van muziek voor jou (of jullie, want dit kun je met meerderen doen).

Voor de eerste opdracht kun je gebruikmaken van de bib, waar je informatie zoekt rond: De rattenvanger van Hameln; Orfeus en Euridyce; De Lorelei; Odysseus en de Sirenen. Voor de rollenspelen maak je met enkelen een klein toneeltje waarin muziek een bepaalde rol speelt (repetitie van een zangkoor, voorbereiding van een muziekfestival...) Op rapmuziek probeer je een eigen tekst te 'rappen'. Al deze opdrachten stel je voor aan de anderen.

2 MUZIEKSTIJLEN: WAT BETEKENEN ZE?

We proberen een overzicht te maken van een aantal begrippen die je vaak hoort, maar waarvan je misschien niet weet wat de inhoud nu precies is. Kies in de onderstaande lijst een muziekstijl, duid je keuze aan en zoek tegen de volgende les informatie (bijvoorbeeld in een muziek- of popencyclopedie in de bib, in muziektijdschriften). Je stelt dan aan de anderen de informatie duidelijk voor. Doe dit een beetje creatief

INTEGRATIE VAN VAARDIGHEDEN VIA EIGEN THEMA'S VAN LEERLINGEN   291

(als professor in de popgeschiedenis bijvoorbeeld). Je mag als illustratie natuurlijk gebruikmaken van een kort muziekfragment. Je noteert ook kort de verklaring van `jouw' muziekstijl. Misschien kan iemand al deze verklaringen op computer zetten?

  • rock-'n-roll   • gabberhouse

  • country   • metal

  • punk   • hiphop

  • reggae   • soul

  • house   • rap

  • hardcore   • smartlap

  • techno   • chanson – luisterlied

  • folk   • cabaret

  • pop   • salsa

We kunnen dit ook nog uitbreiden naar subculturen bij jongeren. Bepaalde muziekstijlen zijn verbonden met een bepaalde levensstijl (denk aan gabbers). We bekijken een video en zetten de verschillende subculturen even op een rijtje.

3 EEN BEETJE TAALBESCHOUWING

3.1 Vertaling

Kies met zijn tweeën een Engels liedtekst. Je moet wel over de tekst beschikken, maar niet over de vertaling ervan. Met behulp van Engelse woordenboeken probeer je samen een behoorlijke Nederlandse vertaling te schrijven. Eerst geven we nog enkele toelichtingen, want een vertaling kan nooit 'letterlijk' zijn.

3.2 Luisteroefeningen (en taalbeschouwing)

Als opwarmertje een 'speelse' luisteroefening: drie leerlingen gaan buiten en ik vertel aan de anderen een niet zo heel bekend muziekverhaal: bijvoorbeeld over De Lorelei. Drie leerlingen noteren kort het verloop van het verhaal. De eerste leerling komt binnen en iemand van de klas (niet een leerling die notities nam) vertelt het verhaal na. De `secretarissen' noteren intussen wat de leerling weglaat of eventueel toevoegt. Dan roepen we de tweede leerling en die krijgt het verhaal te horen van de eerste leerling, en vervolgens vertelt de tweede het aan de derde leerling. Is het oorspronkelijke verhaal nog in 'behoorlijke' staat?

Een grammaticaal dictee: ik lees een tekst in verband met muziek en de leerlingen nemen intussen schematisch notities. Dat is niet nieuw, maar wel het feit dat ze moeten proberen om ook grammaticale notities te nemen: zijn de zinnen enkelvoudig of samengesteld, gaat het om onderschikking of nevenschikking, zijn er betrekkelijke bijzinnen?

292   Mai Van Loon

Ze schrijven de zinnen daarna voluit; het is natuurlijk niet mogelijk (en ook niet de bedoeling) om dezelfde zinsdelen weer te geven, maar wel de structuur van de zin. Ze mogen in paren overleggen.

4 MUZIEK EN POËZIE

Muziek en poëzie kunnen dicht bij elkaar liggen: misschien niet altijd wat de inhoud betreft (al zijn er erg poëtische liedjesteksten), maar zeker wat de vorm aangaat: gedichten en liedjes maken gebruik van 'weinig' taal (in tegenstelling tot proza), je spreekt van versregels en strofen en er is het spel met klank en ritme (waarover later meer). Eerst even het Harlekijnslied van Herman van Veen: weet je welke bewegingen hij met deze klanken wil weergeven?

Sommige liedjesteksten zijn eigenlijk poëzie: ze maken gebruik van originele taal, beelden..., andere geraken niet verder dan een hoop clichés op gebied van taal en rijm (ik hou van jou... ogen blauw.. trouw). We luisteren naar Verdronken vlinder van Boudewijn de Groot; niet echt een recent nummer, maar na al die jaren nog steeds mooi.

We bekijken en beluisteren enkele gedichten die ook inhoudelijk naar muziek verwijzen: Melopee (Paul Van Ostayen), Sotto Voce (Maria Vasalis), Klassiek en Kunstgenot (Louis Verbeeck), Anorexia nervosa en Zachtjes zingen mijn handen blues (Marianne van Remoortel). De volgende vragen mogen in groepjes voorbereid worden. Het volgende schema kan een hulp zijn om drie zaken te bekijken: (1) wat wil de dichter zeggen?; (2) welke taal gebruikt hij daarvoor?; (3) wat zegt die tekst ons?

  •   Niet alle gedichten gaan over gevoelens, welke zijn louter amuserend?

  •   Wat is het thema van de gedichten? Vanuit welke gevoelens, ervaringen... schreef de dichter?

  •   Wat ervaren jullie bij de gedichten? Waaraan doen ze denken? Herken je bepaalde gevoelens? Probeer de sfeer van het gedicht weer te geven met een aantal staak-woorden: blij, droef, traag, weemoedig, scherp...

  •   Gebruikt de dichter een speciale taal (speciale zinsbouw, herhalingen, nieuwe woorden, vergelijkingen, beelden, originele of speciale verwoording...) om dat thema duidelijk te maken? Of: je kent alle woorden, op zich zijn ze heel gewoon, toch is het geen gewone taal. Waar zit dat ongewone?

Hoe 'helpen' de klanken, het ritme om bepaalde gevoelens `zegbaar' te maken? In een gedicht zijn ook dingen te horen... Hoe moet je bepaalde gedichten lezen? Zijn er zaken die jullie opvallen maar waarvoor je geen `taalnaam' hebt op dit moment?

  •   Wat zou het woord `melopee' betekenen? En 'sotto voce'? Staat de betekenis in verband met het gedicht? De eerste versregels van het laatste gedicht zijn naar het schijnt de nummer 1 op doodsbrieven of doodsprentjes. Versta je ze?

Als je een (Nederlandstalig) lied kent met een poëtische tekst, mag je dit ook in de klas, laten horen.

INTEGRATIE VAN VAARDIGHEDEN VIA EIGEN THEMA'S VAN LEERLINGEN   293

5 TO-TAAL EN MUZIEK

Voor de volgende opdrachten vorm je groepjes van 3 of 4. Je gaat samen rond muziek heel wat taalactiviteit op stapel zetten! Het is zeker niet de bedoeling dat iedereen alles doet: soms ga je bepaalde taken moeten verdelen.

Jullie gaan samen een nieuw muziektijdschrift voor jongeren uitgeven. Op een eerste vergadering moeten jullie een passende (en nieuwe) naam zoeken en ook een reclamecampagne opstarten. Zoek samen ideeën voor een originele affiche. Spreek af wat er moet te lezen zijn en hoe je jonge mensen kunt 'lokken' via een interessante grafische vormgeving. Je mag alle mogelijke technieken toepassen (eventueel ook de lerares PO om advies vragen). Tegen een volgende redactievergadering hebben jullie thuis nog wat individueel werk te doen:

  1. Je moet sprekende titels bedenken voor het eerste nummer van het tijdschrift: een diverterende titel rond een nieuwe muziekstijl, een emotieve over een bekende artiest, een persuasieve om naar een bepaald optreden te gaan. In je map vind je informatie over de voorwaarden waaraan een goede titel moet voldoen. Bespreek in de volgende redactieraad deze titels.

  2. In het tijdschrift komt een rubriekje waarin je aan de lezers vertelt over namen van bekende muziekgroepen. Sommige groepen blinken uit door de keuze van een wel heel originele naam. Die naam is niet altijd een product van eigen vinding of creativiteit, heel vaak verwijst hij naar een bepaald 'iets'. Rond dat 'iets' gaan we nu werken. Je kiest uit de volgende lijst twee namen en je gaat op zoek naar de herkomst van het woord. Een popencyclopedie kan goede diensten bewijzen, het tijdschrift Oor eveneens en dan is er nog Internet (Entertainment – Music: veel groepen hebben een eigen website). In de klas 'speel' je iemand van de groep (of zanger) die aan de pers vertelt wat de naam betekent.

  • Nirwana   • The Levellers

  • Iron Maiden   • T Rex

  • U2   • Joy Division

  • Opium   • Clouseau

  • Public Enemy   • Gorky (Gorki)

  • R.E.M.   • Sisters of Mercy

  • Everything but the girl   • New Order

  • Led Zeppelin   • AC/DC

  • Tears for fears   • Moby

  • 10 CC   • Loïs Lane

  • Dead Kennedys   • The Triffids

  • Duran Duran   • Nemo

  • UB 40   • Steely Dan

(3) Je verzamelt dat allemaal tegen een volgende vergadering, je beoordeelt elkaars titels en bewaart de informatie over de namen, want die zul je nog nodig hebben. In jullie tijdschrift komen ook wat speelse zaken rond woorden en uitdrukkingen die met muziek te maken hebben: woordraadsels rond de betekenis van muziek-

294   Mai Van Loon.

stijlen (gebruik daarvoor de informatie van een vorige les); tekeningen, rebussen, raadsels... rond spreekwoorden en zegswijzen; oorsprong van bepaalde zegswijzen, cryptische omschrijvingen. We spreken wel af welk groepje wat doet, zodat niet alle tijdschriften hetzelfde aanbieden.

(4) Als redactieleden gaan jullie door als 'kenners' van muziek en ieder van jullie wordt voor een bepaalde taak gevraagd:

een stijlvolle presentatie op The night of the proms: je moet de mensen verwelkomen, zeggen wie er optreedt en de eerste groep aankondigen;

  •   op het openingsfeest van jullie nieuwe tijdschrift richt je als hoofdredacteur het woord tot het aanwezige publiek (niet alleen jongeren): je verwelkomt op een aangename wijze de mensen, je vertelt wat over het tijdschrift en de samenstelling van de redactie;

  •   op hetzelfde feest ben jij als dj gevraagd; met een speciaal uitgekozen nummer moet je de fuif openen en proberen veel mensen op de dansvloer te krijgen;

een Amsterdamse universiteit heeft een echte 'popafdeling': jij bent er prof en vertelt aan de studenten over de oorspronkelijke betekenis van de namen van sommige muziekgroepen.

Voor al deze presentaties geldt dat je gepaste kleding (of een bepaald attribuut) draagt; de klasgenoten treden op als jury en we kiezen telkens de beste presentatie.

6 EEN MUZIKALE UITSMIJTER

Een uitgebreider creatieve opdracht, maar sommigen zijn al met een dergelijke opdracht bezig (poëzie) en hoeven dus niets nieuws te kiezen:

  •   spelen van een komisch stuk Ken uw klassieken (tekst beschikbaar);

  •   zelf schrijven en opvoeren van een toneelfragment waarin muziek een bepaalde rol speelt;

  •   een videoclip opnemen van jullie groepje waarin je een bepaald nummer playbackt (niet statisch natuurlijk);

  •   combinatie van poëzie, teksten, muziek (zie vroeger);

  •   een combinatie van de rap van een jongensgroep en die van een meisjesgroep met aangepaste teksten, kleding en beweging in het kader van de opendeurdag (en met hulp van de leerkracht muziek);

  •   een origineel (dus nieuw en niet afgekeken) radio- of tv-spotje waarin muziek een functionele rol speelt (niet als muzikaal behang).

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998