Zonder communicatiemodel kan het niet

Ides Callebaut  ·  6de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1992  ·  pagina 42 - 48

Ides Callebaut

ZONDER COMMUNICATIEMODEL KAN HET NIET

We gaan in het moedertaalonderwijs te weinig uit van de vraag: wat is de functie van taal en dus van taalonderwijs?

Als je je, zoals ik, met moedertaalonderwijs op de basisschool bezig houdt, bots je al vlug op fundamentele vragen zoals: wat zijn de functies van taal? Voor mensen die nadenken over moedertaal in het secundair onderwijs lijkt die vraag misschien ofwel te simpel en overbodig ofwel te theoretisch. Ten onrechte, vind ik.

Volgens mij heeft taal twee fundamentele functies: aan de eerste denkt iedereen: communicatie, maar aan de andere functie: conceptualisatie, d.w.z. het verwoorden van gedachten, gevoelens en ervaringen denken weinigen. Nochtans beantwoordt het vermogen om te conceptualiseren aan fundamentele behoeften van de mens en is het dus absoluut noodzakelijk dat mensen in staat zijn hun gedachten, gevoelens en ervaringen onder woorden te brengen. Helaas wordt dat op school verwaarloosd.

Je zou dan denken dat het met de communicatieve functie in het onderwijs beter zou gaan. Dat is ook zo, maar toch is de toestand niet zo ideaal als we wel zouden willen.

1. Is het communicatie-onderwijs te weinig efficiënt?

Dat lijken de Taakgroep Nederlands van de Nederlandse Taalunie en het rapport Daems toch vastgesteld te hebben. Laatstejaars van het voortgezet onderwijs scoren immers niet zo goed op tests die de communicatievaardigheden toetsen. Dat is niet zo verwonderlijk: communicatie is nu eenmaal heel moeilijk. Dat is al op zichzelf een verklaring voor de slechtere prestaties en daar kunnen we niet zoveel aan doen. Maar ook het moedertaalonderwijs zelf heeft daar volgens mij schuld aan: het is nog te weinig communicatieonderwijs. En daar kunnen we wel iets aan doen. Gelukkig is er een begin van ommekeer te merken bij de ontwerpers van het leerplan moedertaal van het katholiek lager onderwijs. Volgens hen moet taalonderwijs ertoe leiden dat leerlingen allerlei nieuwe taalsituaties goed leren beheersen. Dat lijkt me toch een heel nieuw geluid. Ondertussen loopt nog heel wat mank.

In mijn korte uiteenzetting wil ik me concentreren op één aspect, nl. het tekort aan inzicht in de complexiteit van communicatie.

42

Over het algemeen houden onderwijsmensen niet zo erg van complexiteit, vind ik. Vaak slagen ze erin de meest fantastische, boeiende dingen te reduceren tot saaie schoolstof. Communicatie wordt dan ook vaak herleid tot taal-, spel- en uitspraakfouten en fouten tegen conventies. Maar er speelt hier waarschijnlijk nog een andere reden mee: ik ben er namelijk van overtuigd dat de meeste leerkrachten en schoolboeken ervan uitgaan dat ze experts zijn op het gebied van de communicatie, omdat ze al zoveel jaren met enig succes aan communicatie doen. Iedereen weet nochtans dat ook de intelligentste en meest ontwikkelde mensen vaak grove communicatiefouten maken. Toch vertrouwen leerkrachten erop dat ze in hun klas communicatieproblemen met hun intuïtie en ervaring aankunnen. Schoolboeken en leerkrachten werken dan ook te weinig vanuit een systematisch inzicht in communicatie.

Je zou verwachten dat leerkrachten en schoolboeken zich intens met de vraag bezig houden: welke factoren spelen in elke communicatiesituatie mee? Maar dat lijkt me niet zo te zijn. Hoe kun je nu echter goed communicatie inoefenen als je zelf geen goed idee van communicatie hebt? Nochtans bestaan er communicatiemodellen en daarover wil ik het in wat volgt hebben.

2. Welke factoren spelen in elke communicatie mee? Een communicatie- of taalmodel

Ik hou niet zoveel van schema's die mijn communicatie beschrijven in termen die eigenlijk naar toestellen verwijzen.. 'Zendei-, ontvanger, kanaal, ruis' enz. horen toch thuis in een wereld van o.a. radio's en telefoontoestellen? Ik vind dat mijn en uw communicatie complexer is dan wat in die toestellen gebeurt. Daarenboven lijken mij die schema's niet erg operationeel, want voor zover ik weet, wordt daar ook niet zoveel mee gewerkt.

Ik gebruik daarom een ander model, dat ik overgenomen heb van een helaas overleden collega, Frans Vierstraete, die zich daarbij zelf op Van Lint gebaseerd heeft. Het ziet er zo uit:

Er is altijd iemand die iets zegt/schrijft over iets, op een bepaalde manier, voor iemand, met een bedoeling, in bepaalde omstandigheden en via een bepaalde weg. Daarop reageert dan een luisteraar/lezer.

Ik denk dat je elke communicatiesituatie vrij volledig kunt analyseren door negen vragen te stellen. Voor iedereen is het toch bijzonder belangrijk te beseffen:

Wie iets zegt

Mensen verschillen toch in veel opzichten van elkaar en het maakt een groot verschil uit wie iets zegt.

43

Wat hij precies zegt

Waarover hij het eigenlijk heeft. Vaak is dat iets heel anders dan wat hij eigenlijk vertelt, maar daar denken we vaak niet aan. "Het is tijd, mijnheer!" kan ook betekenen, dat de les vervelend is. Altijd verwijst wat gezegd wordt naar een 'werkelijkheid', b.v. het woord stoel naar een ding waarop we zitten. De vraag waarover? peilt dus eigenlijk naar de betrouwbaarheid van een tekst: klopt wat de spreker zegt met wat ik over de werkelijkheid weet? In taal- en literatuurlessen kom ik die vraag niet vaak tegen, terwijl ik hem voor mezelf essentieel vindt. Ik word niet graag belazerd.

Aan wie de spreker iets zegt

Een goede spreker past zich aan zijn toehoorder aan. Daarbij geeft hij altijd bewust of onbewust aan waarvoor hij die andere aanziet. De vraag aan wie? houdt dus ook de vraag in waarvoor ziet hij me aan? Ook deze vraag heb ik in de lessen Nederlands nog niet vaak ontmoet.

Met welke bedoeling de spreker iets zegt

Het is natuurlijk van essentieel belang erachter te komen wat de bedoeling van de spreker is, anders kun je hem niet begrijpen.

Hoe hij het zegt

"C'est le ton qui fait la chanson!".

Welke weg gebruikt wordt

Een verhaal dat ik uit mijn mouw geschud heb, heeft niet dezelfde waarde als een sprookje dat duizenden jaren lang van generatie op generatie overgeleverd werd. Via de telefoon kom ik anders over dan onder vier ogen... In taal- en literatuuronderwijs wordt daar weinig aandacht aan geschonken.

In welke omstandigheden

Een mop kan in een kroeg heel leuk zijn, maar op een begrafenismaal heel ongepast. Het is altijd een beetje verhelderend te weten wat de omstandigheden zijn. Alhoewel de omstandigheden natuurlijk nooit de ultieme verklaring van een tekst geven. Toch is het nuttig voor het begrijpen van een japanse haikoe te weten dat een chrysant in Japan een keizerlijke bloem is en geen 'kerkhofblomme' zoals bij ons.

Wat de reactie is

De spreker wil toch altijd een bepaalde reactie uitlokken. Luisteraars en lezers zouden vaker bewust moeten reageren. Ook dat moet bij leerlingen ingeoefend worden en dat gebeurt veel te weinig. Mijn studenten en de volwassenen voor wie ik soms een poëzieavond geef, kunnen niet goed verwoorden welk gedicht ze het mooist vonden en waarom.

44

Leerlingen (maar ook leerkrachten) kunnen via dit model beseffen dat communicatie betekent afstanden overbruggen:

  •     een afstand tussen de spreker/schrijver en datgene waarover hij spreekt/schrijft;

  •     een afstand tussen de luisteraar/lezer en datgene waarover gesproken/geschreven wordt;

  •     een afstand tussen wat gezegd wordt en de werkelijkheid waarover men het heeft;

een afstand tussen de spreker/schrijver en de luisteraar/lezer.

Die afstanden kunnen relatief klein zijn, maar ook relatief groot. Het is evident dat grote afstanden moeilijker te overbruggen zijn dan kleine. En dat er gemakkelijker fouten gemaakt worden bij grote afstanden. Didactisch is het natuurlijk interessant dat te weten omdat je in je opdrachten rekening kunt houden met de moeilijkheidsgraad in functie van de afstand.

Het is ook belangrijk te beseffen dat die afstanden eigenlijk nooit helemaal overbrugd kunnen worden. Dat is enerzijds tragisch, maar anderzijds mogen we blij zijn dat we die afstanden toch een beetje kunnen overbruggen: ik heb Dostojewski een beetje leren kennen door zijn boeken te lezen.

Op het eerste gezicht lijkt dit model misschien wat te eenvoudig om zo'n complexe zaak als een communicatiesituatie volledig te beschrijven, maar dat is niet zo: de vragen zijn helaas iets moeilijker dan op het eerste gezicht lijkt en de antwoorden zijn vaak nooit volledig te geven. Ik probeer dat even te demonstreren aan de hand van een voorbeeld:

naar Peter van Straaten

45

Wie zegt iets?

In dit geval kennen we de naam niet, maar uit de situatie kunnen we afleiden dat het waarschijnlijk de baas is van de heer de Vries. Uit zijn taalgebruik en uit het feit dat ik weet dat het een strip is van Peter van Straaten leid ik af dat hij een Nederlander is. Hij is niet zo jong meer, ziet er nogal deftig-conservatief uit. Naar de rest heb ik het raden. Maar misschien vind ik dat ik al genoeg weet om deze situatie te snappen. Het ultieme antwoord op deze vraag zal ik echter nooit kunnen geven, zelfs al zou ik de naam van die man kennen en al zou ik een intieme vriend van hem zijn, al zou ik mijn uiterste best doen, toch zou ik nooit helemaal precies kunnen zeggen wie hij eigenlijk is. Deze eerste vraag is dus niet zo simpel als hij misschien leek.

Wat zegt hij?

Kort samengevat zou je kunnen stellen dat hij zegt dat de Vries begrip moet hebben voor zijn situatie. In dit geval was het niet moeilijk de tekst samen te vatten, maar uit ervaring kan iedereen wel weten dat een tekst samenvatten niet altijd zo eenvoudig is en dat niet iedereen het altijd eens is over de vraag wat precies als kern van de tekst behouden moet blijven.

Waarover heeft hij het? M.a.w. is wat hij   betrouwbaar?

We kennen niet de hele redenering die achter dit zinnetje steekt. Daardoor al kunnen we niet uitmaken of dit zinnetje een logisch besluit van die redenering is. Wat de Vries gezegd heeft, zal waarschijnlijk niet leuk en aardig bedoeld zijn. In dat geval is die eerste zin niet erg betrouwbaar. Misschien is het heel onredelijk van die man dat hij in die omstandigheden begrip vraagt van de Vries. Het lijkt mij dat de Vries meer recht heeft op begrip dan hij. Maar ook dat is niet zeker. Het antwoord op deze vraag zal altijd een appreciatie zijn,, nooit een objectieve conclusie.

Dat geldt ook voor een gewone mededeling zoals 'Dit is een stoel'. Wat hier bij mij staat is geen stoel, o.a. omdat stoel een woord is en dit ding hier alles is behalve een woord. Daarenboven kan ik de uniciteit van dit ding niet uitdrukken door een soortnaam (woord) te gebruiken. Kortom, het is misschien weer tragisch, maar hoe we ook ons best doen: deze vraag is weer onmogelijk helemaal te beantwoorden. Zo eenvoudig is hij dus ook weer niet.

Aan wie zegt hij het? M.a.w. Waarvoor ziet hij de luisteraar aan?

Zijn houding en zijn blik lijken me alleszins erg neerbuigend. Ook zijn taal: hij spreekt de Vries aan met je en met de Vries i.p.v. met u en met mijnheer de Vries en hij 'verlaagt' zijn taalgebruik speciaal voor zijn werknemer (motten). Hij lijkt ervan uit te gaan dat de Vries hem wel letterlijk zal begrijpen, maar zijn uiteindelijke bedoeling niet door zal hebben. Hij lijkt de Vries dan ook voor behoorlijk wat dommer aan te zien dan hij zelf is en ook makkelijker te maneuvreren. Enfin, zo lijkt het me toch, maar misschien vergis ik me en is hij onhandig, of doet hij zo omdat hij zich daartoe gedwongen voelt. Weer kunnen we geen absoluut zeker antwoord geven, ook al doen we nog zo ons best.

46

Met welke bedoeling zegt hij het?

Hij wil blijkbaar dat de Vries begrip heeft voor zijn situatie. Waarschijnlijk wil hij dat omdat hij een onplezierige beslissing i.v.m. de Vries heeft moeten nemen. Hij hoopt misschien dat de Vries die beslissing op die manier zonder te veel moeilijkheden accepteert. Dat lijkt me een aannemelijke interpretatie. Maar misschien vergis ik me en speelt hij gewoon komedie, doet hij maar alsof en speelt hij een cynisch spelletje. Je merkt weer dat het mij onmogelijk lijkt met absolute zekerheid uit te maken wat precies zijn bedoeling is. Er zitten meestal meer bedoelingen achter een zin dan we er expliciet mee uitdrukken.

Hoe zegt hij het?

Het lijkt nonchalant, hautain, afstandelijk, paternalistisch, maar ik ben ervan overtuigd dat die man dat zou ontkennen. Dus...

Langs welke weg?

Door zijn houding en zijn mimiek en via zijn taal: mondeling, in algemeen Nederlands, eerder Noordnederlands (leuk en aardig worden in Nederland misschien meer gebruikt dan in Vlaanderen), met één dialectisch woord ertussen (motten). Dat klinkt daar wel wat vreemd. Het hoort er duidelijk niet bij. Hij probeert hier waarschijnlijk 'af te dalen' tot 'het taaltje' van de Vries. Hij gebruikt een vrij lange, samengestelde zin. Grammaticaal is het een mededeling, maar de toekomende tijd lijkt hier toch wel een bevelende betekenis te hebben. Ik zou het nog over de constructie van die zin kunnen hebben en over de woordsoorten die hij gebruikt, over de semantische, de fonologische en fonetische aspecten. Ik zou ook kunnen proberen uit te leggen hoe die zin in de hersenen geconcipieerd Werd en dan o.a. via zenuwbanen, spieren en spraakorganen geproduceerd, maar dat kan ik niet, niet alleen omdat ik daar te weinig over weet, maar omdat niemand precies weet hoe dat gebeurt. Alweer is het onmogelijk een absoluut antwoord te geven...

In welke omstandigheden?

In dit geval weet ik heel weinig. Waarschijnlijk heeft de 'baas' iets beslist of gezegd wat voor de Vries erg onaangenaam is. Dat kun je aan de Vries wel zien, maar wat het is, weten we niet. We weten ook niet wat de familiale en financiële situatie van de Vries is. We weten evenmin hoe het met zijn lichamelijke en psychische gezondheid is enz. Misschien speelt de economische situatie van het bedrijf of van heel Nederland of van de EEG mee. Misschien heeft de toestand van de aandelenmarkt er mee te maken of de waarde van de gulden. Of is de vrouw van de baas net weggelopen. In alle geval kan ik iets van de omstandigheden raden, maar ik zal nooit alle omstandigheden die in deze conversatie meespelen met zekerheid kunnen aanduiden.

Wat is de reactie?

Dat weten we uit deze ene cartoon nog niet. Maar het is ook zeer de vraag of we ooit die reactie precies zouden kunnen inschatten.

47

Mijn conclusie is dat we met de hulp van dit model deze communicatiesituatie toch vrij indringend kunnen beschrijven, beter dan met de natte vinger zoals men dat meestal doet. Anderzijds moeten we erkennen dat we die communicatiesituatie zelfs met zo'n model en zelfs al doen we ons uiterste best, nooit met zekerheid compleet kunnen kennen. Dat betekent natuurlijk niet dat het niet de moeite loont dat te proberen, maar dat vergt aandacht, kennis en misschien vooral 'hoffelijkheid', zoals George Steiner het zou zeggen, en het besef dat we er nooit helemaal achter kunnen komen. We kunnen ons misschien troosten met de idee dat dat voor de meeste belangrijke dingen geldt. Toch voor die dingen die ik belangrijk vind.

We kunnen ook zeggen zoals Kafka: Vroeger begreep ik niet waarom ik op mijn vragen geen antwoord had, maar nu begrijp ik niet waarom ik nog vragen stel, want er zijn geen antwoorden.

3. Wat is nu zo interessant aan dit model?

  1.    Volgens mijn ervaring is het tegelijkertijd volledig (het benadert de communicatiesituatie in haar totaliteit) en toch beknopt.

  2.    Het is relatief gemakkelijk te onthouden.

  3.    Daardoor is het ook voor leerlingen een handig instrument om zelfstandig, los van de leerkracht te gebruiken.

  4.    Het is universeel. Daarmee bedoel ik:

op alle communicatiesituaties toepasbaar (bij het voorbereiden van deze voordracht, bij het schrijven van brieven, essays, boeken, bij het lezen en beluisteren van om het even welke tekst die ik enige aandacht waard vind, bij het voorbereiden en verbeteren van lessen, bij het corrigeren van opstellen en andere teksten, bij het voorbereiden van vergaderingen, het opstellen van een manifest, het maken van affiches enz.) en

vanuit elk standpunt (zowel vanuit de spreker, de luisteraar, de schrijver, de lezer als de kritische beschouwer).

  1.    Het kan ook op alle niveaus toegepast worden: zowel leerlingen van de basisschool als taalkundigen, literatuurwetenschappers en taalfilosofen kunnen er hun tanden op stuk bijten: nooit zullen ze op alle vragen het ultieme antwoord kunnen vinden, maar allemaal kunnen ze op hun niveau antwoorden vinden die hen enigszins bevredigen.

Toch moet ik eraan toevoegen dat dit model op zichzelf niet de antwoorden geeft op de vragen die je stelt. De beheersing van een communicatiesituatie hangt af van het inzicht, de kennis, de aandacht, de volharding en de hoffelijkheid waarmee je die vragen probeert te beantwoorden. Zonder dit model loop je echter het risico belangrijke aspecten uit het oog te verliezen. Daarom denk ik dat het zonder communicatiemodel niet kan, terwijl ik vaststel dat het wel zonder gebeurt...

48

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
overige
land
Belgiƫ
onderwijstype
basisonderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

6de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1992