Taalsgrift: wei make cheen vaute!

Ellen Koemans & Anne-Marie van der Meer  ·  23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2009  ·  pagina 47 - 51

Download artikel

2. Taalonderwijs van 12-18

 
 

Ronde 2

2

Ellen Koemans & Anne-Marie van der Meer

Alfrink College, Zoetermeer Contact: kom@alfrink.nl mea@alfrink.nl

Taalsgrift: wei make cheen vaute!

 
  1. Inleiding

‘Wei make cheen vaute’, zeiden de leerlingen. ‘Wei make ook cheen vaute’, zeiden de docenten. Daar waren de meningen echter over verdeeld. Daarom kunnen leerlingen en docenten van het Alfrink College in Zoetermeer nu gebruikmaken van het Taalschrift, een naslagwerk op het gebied van taalvaardigheid. Het Taalschrift bestaat uit een vaardighedendeel en een taaldeel. In het vaardighedendeel zijn onder andere een begrippenlijst met omschrijvingen van belangrijke begrippen uit alle schoolvakken opgenomen, evenals leesstrategieën en stappenplannen. In het taaldeel staan niet alleen spellingkwesties uitgelegd, maar wordt ook vermeld hoe een zelfstandig naamwoord in bijvoorbeeld het Frans genoemd wordt en hoe de literaire analyse in elkaar steekt.

Hoe we tot het Taalschrift zijn gekomen, wat de haken en ogen waren en wat de effecten zijn, komt in deze bijdrage in het kort aan de orde. Tot slot doen we nog enkele aanbevelingen.

  1. Taalbeleid op het Alfrink College1

In 2004 nam het Alfrink College deel aan een werkgroep op het gebied van taalbeleid van scholen binnen de regio Zoetermeer. Er was immers gebleken dat de taalvaardigheid – niet alleen het lezen en schrijven, maar ook het spreken en het beheersen van een voldoende woordenschat – onder leerlingen van vooral het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) schrikbarend achteruit was gegaan. Toch werden ook de scholen voor hoger algemeen voorgezet onderwijs (havo) en voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (vwo) gevraagd om deel te nemen aan de werkgroep, want ook over de taalbeheersing op die niveaus werd steeds meer geklaagd.

In die tijd was taalbeleid bij ons op school nog geen bekend begrip. Maar taal als communicatiemiddel verdiende aandacht en taalbeleid kon ervoor zorgen dat men ervan bewust werd op welke manieren taal op een school gebruikt wordt. Concreet moest

47

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

taalbeleid inhouden dat docenten zich bezig zouden houden met hoe ze hun informatie in taal overbrengen en dat leerlingen zich ervan bewust zouden worden dat bijvoorbeeld tekstbegrip, schrijfvaardigheid en spelling niet exclusief tot het vak Nederlands horen. Zo kreeg de school een eigen werkgroep taalbeleid, bestaande uit 2 docenten Nederlands en een docent geschiedenis. De eerste taak van de werkgroep was het in kaart brengen van de (eventuele) problemen op het gebied van taalvaardigheid.

Om de mogelijke problemen te kunnen inventariseren, heeft de werkgroep enquêtes2 afgenomen onder leerlingen en docenten. Uit de enquêtes bleek3 dat taalbeleid op het Alfrink College wel nodig was. Dat was niet alleen zo vanwege het minder goed lezen van de vragen, de afnemende woordenschat, het taliger worden van alle vakken en de toename van lees- en spelzwakke leerlingen, maar viel ook af te leiden uit de positieve reacties van de docenten op de eventuele komst van een gericht taalbeleid.

Vervolgens heeft de werkgroep, met behulp van de werkgroep taalbeleid van het Regsam4, een (voorlopig) taalbeleidsplan opgesteld. Het taalbeleidsplan was bedoeld voor zowel docenten als voor leerlingen. Beide groepen moesten taalbewuster worden en inzien dat taal niet losstaat van welk vak dan ook. De werkgroep hoopte te bereiken dat leerlingen het belang van taalvaardigheid binnen de verschillende vakken zouden gaan zien. Maar de eerste doelgroep was het docentenkorps zelf. Docenten zijn immers belangrijk bij het (in)voeren van taalbeleid.

Het werd al snel duidelijk dat we naar een vorm van taalgericht vakonderwijs wilden, waarbij het vak Nederlands mede een ondersteunende functie zou krijgen. Belangrijk in een dergelijke situatie is niet alleen regelmatig overleg tussen de docenten van diverse vakken en het vak Nederlands, maar ook de ontwikkeling van een schoolbreed instrument waarin begrippen per vak, stappenplannen, enz. staan. Het doel van de werkgroep was om in 5 jaar voor elkaar te krijgen dat docenten gebruik zouden maken van een dergelijk instrument.

  1. Het Taalschrift

Nadat we de bovenstaande conclusie hadden getrokken, besloten we om op 2 fronten te gaan werken:

  1. de docenten overtuigen van het belang van taalbeleid, zodat ze ingeschakeld konden worden bij vakoverstijgend taalonderwijs (hier moest de sectie Nederlands een belangrijke ondersteunende rol bij spelen);

  2. een instrument maken dat voor zowel docenten als voor leerlingen hanteerbaar zou zijn. Voor de collega’s werden studiemiddagen georganiseerd, waar vooral over het instrument en het aandeel van de collega’s daarin gesproken werd.

48

2. Taalonderwijs van 12-18

Het instrument noemden we Taalschrift. Het werd een boekje op zakformaat met tips, ezelsbruggetjes en lijstjes met dingen die handig zijn om te weten. Bij het overleg kwamen de volgende overwegingen naar voren:

  • je zou een indeling aan kunnen houden per vak, maar ook per onderdeel;

  • elk vak zou tips kunnen aanleveren, zodat het meer een vaardighedenboekje zou worden;

  • je zou ook studievaardigheden die met taal te maken hebben kunnen opnemen: hoe is een tekst opgebouwd? Hoe maak je een samenvatting? Hoe leer je woordjes?;

  • je zou kunnen werken met een rood lijstje (veel gemaakte fouten) en een groen lijstje (oplossingen en hoe het wel moet);

  • het zou een opzoekboekje moeten worden, dus leerlingen mogen het altijd gebruiken in de les, uitgezonderd bij toetsen.

Duidelijk was dat het schrift overzichtelijk moest worden vormgegeven en dat docenten er niet alleen achter moeten staan, maar het ook zelf moeten gebruiken!

Opnieuw bleek de inbreng van collega’s onontbeerlijk, want van tevoren moest geïnventariseerd worden wat fout ging op tekst-/taalgebied bij de verschillende vakken en moest vastgelegd worden van welke termen in elk vak gebruik wordt gemaakt: een samenvatting bij aardrijkskunde is meestal niet hetzelfde als een samenvatting bij Nederlands.

4. Invoer en gebruik

Docenten zijn vaak niet eenvoudig te overtuigen. Sommige collega’s voelden zich aangevallen, bijvoorbeeld toen gesproken werd over het formuleren van toetsvragen, anderen zagen het nut niet in van ‘alweer iets nieuws’ en nog anderen ‘hadden het al zo druk’. Kortom: we moesten het hebben van de groep gemotiveerde collega’s, die zich langzaam maar zeker zou gaan uitbreiden. Toch kregen alle collega’s de vraag om de belangrijke begrippen voor hun vak op te schrijven, vooral met het oog op het gebruik van de begrippen (met een andere betekenis) bij de andere vakken. De begrippen vormden de basis van het nieuwe Taalschrift: de begrippenlijst. De begrippenlijst was dan wel een begin, maar er moest nog meer bij: bijvoorbeeld uitleg van de spellingregels en hoe het schoolstappenplan er nou eigenlijk uitziet. Want dat het bij alle vakken gebruikt wordt, is één, maar zien leerlingen dat inderdaad bij alle vakken terugkomen?

Na een jaar brainstormen, inventariseren en nadenken over de vormgeving lag het Taalschrift eindelijk bij de drukker. Het was inderdaad een naslagwerk geworden, een

2

49

DRIEËNTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

naslagwerk waarin leerlingen zaken op het gebied van taal (in de brede zin van het woord) en schoolbrede vaardigheden kunnen opzoeken. Belangrijk in het taaldeel is dat er niet alleen regels voor het spellen en formuleren in staan, maar bijvoorbeeld ook een schema waarin de termen van het taalkundig ontleden in de diverse talen overzichtelijk naast elkaar staan. In het vaardighedendeel staat – naast de begrippenlijst – hoe je als leerling een praktische opdracht moet aanpakken en wat de valkuilen kunnen zijn bij het maken van toetsen bij de diverse vakken.

Figuur 1: Voorbeeld valkuil uit Taalschrift.

Het Taalschrift werd door zowel collega’s als door leerlingen en hun ouders met enthousiasme ontvangen. In de introductieperiode kreeg elke leerling een eigen Taalschrift om in de hele schoolcarrière te gebruiken en werd er veel aandacht aan besteed. Maar na enkele maanden bleek dat zowel leerlingen als docenten het bestaan van het schrift geleidelijk aan vergaten. Wat was er fout gelopen? Een korte inventarisatie leidde tot de ontdekking dat het Taalschrift dan wel als heel zinvol werd ervaren, maar dat het in gebruik toch niet altijd even handig was. Leerlingen vergaten het in hun tas te stoppen, docenten vergaten het op te nemen in hun lesplanning, enz. Daarom zijn we inmiddels gestart met het ‘digiTaalschrift’, een aangepaste digitale versie van het oorspronkelijke schrift. Via de elektronische leeromgeving van de school (Fronter) kunnen leerlingen thuis alles weer even snel opzoeken, terwijl de docenten het digiTaalschrift in hun lessen kunnen opvragen via het ActivBoard en daardoor kunnen inspelen op vragen over taal en (taal)vaardigheden. Ook kunnen de leerlingen direct na het indienen van toetsen in de les reflecteren op wat er fout ging met behulp van het hoofdstuk ‘Valkuilen’.

5. Tot slot

Op dit moment is het schooljaar nog maar net begonnen, maar we zijn alweer druk bezig met het in herinnering brengen van het Taalschrift. Steeds meer docenten vragen naar de ‘tweede – uitgebreide – druk’, die we eind vorig jaar hebben laten maken. Dat is voor ons het bewijs dat het Taalschrift leeft, al beseffen we dat we door zullen moeten gaan met het aanleveren van oefeningen die gebaseerd zijn op opzoeken in het Taalschrift.

50

2. Taalonderwijs van 12-18

Wat we in elk geval geleerd hebben tijdens de afgelopen jaren willen we hier geven als aanbevelingen voor iedereen die een dergelijk instrument wil invoeren op zijn/haar school:

zorg dat het breed gedragen wordt (door de docenten van alle vakken);

zorg voor steun uit de schoolleiding (financiën);

check of de methodes ook tijdens het komende jaar nog gebruikt kunnen worden; maak duidelijk dat je geen frikkencommissie bent die erop uit is om de fouten van collega’s te onderstrepen, maar een werkgroep die aan de slag gaat om taal op de kaart te zetten en te houden.

Wij hopen in elk geval dat een inventarisatie aan het einde van het schooljaar zal opleveren dat zowel leerlingen als docenten kunnen zeggen: ‘Wij maken bijna geen fouten’.

Noten

1 Havo/vwo/tvwo-school in Zoetermeer

2 Naar Hilde Hacquebord 2004

3 Uit de enquête bleek dat leerlingen liever radend lezen dan dat ze de aangeboden leesstrategieën gebruiken. Het aanleren van een grotere woordenschat vonden ze niet echt nodig, maar wat wel als belangrijk werd ervaren was het goed leren spellen. De docenten daarentegen zagen vooral een probleem in het niet goed lezen van teksten en vragen. Al met al genoeg reden om door te gaan.

4 Regionaal Samenwerkingsverband Zoetermeer en omstreken.

2

51

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
taalbeleid
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten
onderwijsleermateriaal
papier

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

23ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2009