Spreekvaardigheid in het lager onderwijs. Waar staan we en hoe kunnen we verder? MILOS zet je op weg

Kathelijne Jordens  ·  28ste Conferentie Onderwijs Nederlands  ·  2014  ·  pagina 52 - 55

Download artikel

28ste HSN-CONFERENTIE

Ronde 5

Kathelijne Jordens KU Leuven

Contact: kathelijne.jordens@arts.kuleuven.be

Spreekvaardigheid in het lager onderwijs. Waar staan we en hoe kunnen we verder? MILOS zet je op weg

1. Inleiding

Van leerlingen wordt verwacht dat zij de eindtermen met betrekking tot spreken onder de knie hebben aan het eind van de lagere school. Maar de meetinstrumenten die spreekvaardigheid op een objectieve manier in kaart brengen, zonder al te veel tijd in te nemen, zijn niet bepaald talrijk. Nochtans is een inschatting van spreekvaardigheid wel nodig, want de mate waarin een leerling spreekvaardig is, wordt vaak nog als indicator gezien voor diens taalvaardigheid Nederlands. Spreekvaardigheid in kaart kunnen brengen in de lagere school is dus erg belangrijk. Daartegenover staat het feit dat spreekvaardigheid ‘vatten’ een bijna onmogelijke opgave is, omdat spreken een complexe productieve vaardigheid is die zo vluchtig en individueel verschillend is dat die moeilijk objectief te beoordelen is.

Het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven heeft in opdracht van Voorrangsbeleid Brussel het instrument MILOS (Meetinstrument Lager Onderwijs Spreekvaardigheid) ontwikkeld, met de eindtermen Nederlands als referentiepunt. Uit de eindtermen werden de meest relevante geselecteerd voor ‘schoolse spreekvaardigheid’ in strikte zin. Na een grondige literatuurstudie werden voor de geselecteerde eindtermen spreektoetsen ontwikkeld die samen het evaluatie-instrument MILOS omvatten.

  1. Hoe ziet MILOS eruit?

MILOS brengt de spreek- en gespreksvaardigheid bij leerlingen van het tweede en vijfde leerjaar in kaart. De toets is zowel bedoeld voor moedertaalsprekers Nederlands als voor meertalige leerlingen. MILOS bestaat uit negen toetsen: vier voor het tweede en vijf voor het vijfde leerjaar. Daarvan zijn telkens de eerste twee toetsen parallel, zodat kinderen die voor en na de speeltijd getoetst worden elkaar niet kunnen beïnvloeden. Een leerling uit het tweede leerjaar maakt dus in het totaal drie taken; een leerling uit het vijfde vier.

52

2. Evaluatie en toetsing

De toetsen van het tweede en het vijfde leerjaar zijn zo uitgewerkt dat ze vooruitgang van twee naar vijf in kaart kunnen brengen. Bovendien kunnen leerlingen na afname aan het eind van het vijfde leerjaar nog groeien en intensief begeleid worden, vooraleer ze naar het secundair onderwijs gaan.

Een voorbeeld. De taak ‘Duiker’ wordt in het tweede leerjaar afgenomen. Bij deze taak worden twee eindtermen getoetst. Eindterm 2.3 (over een op school behandeld onderwerp verslag uitbrengen) en eindterm 2.5 (vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden). Bij deze taak kijken de leerlingen naar een video over een duiker. De leerlingen voeren op basis hiervan twee opdrachten uit. Eerst brengen ze verslag uit over de verhalen van de duiker, daarna beantwoorden ze gerichte vragen.

  1. MILOS afnemen: wanneer en wie?

Het toetsenpakket wordt in zijn geheel afgenomen in de loop van de maand november (vlak na de herfstvakantie), zowel in het tweede als in het vijfde leerjaar. Dat betekent dat er ofwel door twee afnemers parallel in het tweede en in het vijfde in dezelfde week getest kan worden of door één afnemer in twee opeenvolgende weken. Het is niet de bedoeling dat de toetsen afgenomen worden door de klasleerkracht, maar door de SES- of zorgleerkracht, zodat de gewone lessen kunnen doorlopen wanneer er één groepje leerlingen getoetst wordt.

Een spreektoets afnemen, vraagt tijd, omdat iedereen lang genoeg aan het woord moet komen om geldige uitspraken te kunnen doen over spreekvaardigheid. Om tijd te besparen, worden per taak verschillende eindtermen gecombineerd en worden instructies voor de volledige klas gegeven. Bovendien wordt voor alle toetsen, behalve de eerste, ook gewerkt in trio’s en duo’s. De informatie die verzameld wordt, gaat echter over elke leerling afzonderlijk. Voor het tweede leerjaar zijn drie halve dagen nodig per klas; voor het vijfde leerjaar vier halve dagen.

  1. Hoe verloopt de scoring?

Bij elke taak wordt informatie verzameld over de inhoud (‘relevantie’, ‘uitgebreidheid’, ‘juistheid’ en ‘duidelijkheid’), de vorm (‘woordenschat’, ‘correctheid woordniveau’, ‘correctheid zinsniveau’ en ‘complexiteit’) en het spreekgemak (‘zelfredzaamheid’, ‘spreekdurf’ en ‘vlotheid’). De hoeveelheid verzamelde informatie over elke leerling is dus zeer groot, wat een goede diagnostische opvolging kan verzekeren.

Er is naar gestreefd om de afname zo vlot mogelijk te laten verlopen door te werken met een scoreformulier dat tijdens de uitvoering van de spreektaak kan worden inge-

2

53

28ste HSN-CONFERENTIE

vuld. De handleiding legt uit hoe de scoreformulieren ingevuld moeten worden. Naast de uitleg zijn er ook voorbeelden opgenomen van wat leerlingen tijdens het pilot- en normeringsonderzoek gezegd hebben en hoe dat gescoord werd. Dat ondersteunt een zo eerlijk en objectief mogelijke scoring.

De scores kunnen ingebracht worden in een Excel-bestand. Tijdens het intikken van de scores worden de resultaten automatisch berekend. Een prestatie kan ingedeeld worden in drie categorieën: ‘groen’, ‘oranje’ of ‘rood’. Het is zeker niet de bedoeling dat de drie beoordelingen (groen-oranje-rood) leerlingen van een label voorzien. De beoordeling is louter bedoeld om de juiste ondersteuning te voorzien voor de leerlingen.

Door het digitale Excel-bestand krijgt de gebruiker met een muisklik een overzicht van de klasresultaten en de individuele resultaten van de leerlingen.

Voor beide ijkmomenten (in het tweede en vijfde leerjaar) worden criteria voorzien waartegen de leerlingprestaties kunnen worden afgezet. Zo kan worden vastgesteld welke leerlingen ondermaats presteren. Aan de informatie uit deze gerichte diagnose worden ook specifieke ondersteuningsadviezen gekoppeld. Deze zijn terug te vinden in een handelingsplan.

5. En dan?

Op basis van de behaalde scores op al de verschillende toetsen wordt in kaart gebracht of de leerlingen al dan niet voldoende spreekvaardig zijn om de lagere school met succes te doorlopen. MILOS bevat normen voor Vlaanderen, gebaseerd op een grootschalig onderzoek. Leerlingen die een risico vormen om achterop te geraken, zullen intensief gevolgd moeten worden en als er sprake is van een werkelijk probleem, moet er remediërend opgetreden worden. Omdat MILOS op twee tijdstippen ingezet wordt, kan ook aangetoond worden of er al dan niet vooruitgang wordt geboekt.

MILOS ambieert dus om op een zo objectief mogelijke manier verschillende, minder gemakkelijk te scoren elementen samen te brengen om enerzijds het spreekvaardigheidsniveau van een bepaalde leerling of klas te kunnen bepalen en anderzijds vooruitgang te kunnen aantonen. MILOS helpt tekorten tijdig te signaleren en bij te sturen waar dat nodig is. Bovendien beschikt MILOS over een handelingsplan waarin didactische tips gegeven worden die aangeven hoe spreekvaardigheid bevorderen in zijn werk kan gaan.

Het is niet de bedoeling dat deze toets puur leidt tot het labelen van leerlingen. Vanuit dit perspectief bevat het handelingsplan bij MILOS informatie over de inzet en de

54

2. Evaluatie en toetsing

consequenties van een toets, alsook over het koppelen van testresultaten aan ondersteuning.

Door de opzet met volledige klasoverzichten en het handelingsplan dat daaraan gekoppeld is, vervult MILOS een belangrijke rol binnen breed evalueren. Leerkrachten krijgen zo ook een kijk op hun eigen spreekvaardigheidsonderwijs.

Na een heel aantal afnames stellen we vast dat kinderen MILOS graag doen en dat ze de kans krijgen om de aspecten van hun eigen typische spreekvaardigheid naar voren te brengen. Zo bleek uit het normeringsonderzoek dat een heel aantal meertalige kinderen die vormelijk niet zo goed scoorden, het wel heel goed deden voor wat betreft zelfredzaamheid.

6. Praktisch

MILOS is via het CTO te bestellen op www.cteno.be. Het pakket omvat een cd-rom met alle documenten voor de afname en scoring van de taken voor twee en vijf. Voor de afnemers is er een uitgebreide handleiding voorzien, achtergrondinformatie en een handelingsplan. Verder wordt de dvd met vier inputfilmpjes meegeleverd.

Ronde 6

Femke van der Honing

Diataal, Rijksuniversiteit Groningen Contact: F.R.van.der.Honing@rug.nl

Begrijpend lezen: op weg naar het voortgezet/secundair onderwijs

1. Inleiding

Zowel in Vlaanderen als in Nederland worden wijzigingen in het onderwijs doorgevoerd. Vanaf 1 september 2014 zijn Vlaamse scholen verplicht om aan de start van het basis- en secundair onderwijs het taalniveau van hun leerlingen te screenen (Onderwijs Vlaanderen 2014). In Nederland zijn scholen verplicht om de voortgang van taal en rekenen te testen met een leerlingvolgsysteem én, vanaf 2015, met een verplichte eindtoets aan het eind van het basisonderwijs (Nederlandse Rijksoverheid 2014). Zowel in Vlaanderen als in Nederland kunnen scholen vrij kiezen met welk systeem ze willen werken. De wijzigingen in de wet geven aan hoe belangrijk men het vindt dat de ont-

2

55

Labels

domein
mondelinge taalvaardigheid
land
Belgiƫ
onderwijstype
basisonderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

28ste Conferentie Onderwijs Nederlands · 2014