Proza en poëzie lezen van het scherm – doen we het al? Een empirisch onderzoek naar het digitale literaire leesgedrag onder de Nederlandse bevolking

Niels Bakker  ·  24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2010  ·  pagina 64 - 69

Download artikel

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Referenties

Wikipedia. “Mind Map". (http://en.'pedia.org/wiki/Mind map).

Ronde 3

Charles Ducal

Lees maar, er staat wat er staat (over poëzie in de klas)

Charles Ducal presenteert een aantal stellingen over het lezen en interpreteren van poëzie in de klas zoals hij die heeft uitgewerkt in het Gedichtendagessay 2010. Zijn uitgangspunt is dat poëzie — en dan vooral de poëzie die ernstig wordt genomen door de literaire kritiek - weinig wordt gelezen. Er ontstaan snel drempels waarachter iets ligt dat als 'te moeilijk' of 'onbegrijpelijk' wordt gepercipieerd. Via enkele gedichten tracht hij te illustreren dat het afhaken van de lezer vaak veel te maken heeft met de —meestal impliciete — visie die die lezer heeft op poëzie. Het gedicht is voor Charles Ducal een vorm van taal die hij, in de woorden van Herman Servotte, organised' noemt. Hij pleit voor een poëzieonderwijs dat de inwijding en de verruiming van het leesbereik in die taal bevordert.

Ronde 4

Niels Bakker

Stichting Lezen / Vrije Universiteit Amsterdam Contact: nielsjbakkeigmail.com

Proza en poëzie lezen van het scherm – doen we het al? Een empirisch onderzoek naar het digitale literaire leesgedrag onder de Nederlandse bevolking)

1. Inleiding

Het assortiment van zowel digitale fictieve en poëtische teksten als van digitale leesapparaten — zoals de e-reader en de tablet — groeit gestaag. Marktonderzoeksbureau GFK Retail & Technology (2010) becijferde dat er in de eerste vier maanden van 2010 23.000 e-readers over de toonbank gingen, terwijl de afzet van e-boeken op 100.000

64

3. Literatuur

lag. Een stijging ten opzichte van 2009, toen het over het gehele jaar om 37.000 ereaders en 60.000 e-boeken ging.

Het digitale literaire lezen lijkt in Nederland dus langzaam voet aan de grond te krijgen. Maar verkoopcijfers zeggen weinig over het daadwerkelijke gebruik. Hetzelfde geldt voor de waardering van mensen voor de nieuwe leestechnologieën, ook in relatie tot het gedrukte boek. De beschikbare gegevens hierover beperken zich tot reviews van e-readers en tablets in kranten, tijdschriften en op weblogs, en tot kleinschalige gebruiksonderzoeken, die een lage generaliseerbaarheid hebben op grotere populaties (Clark, Good-win, Samuelson Coker 2008; Moore 2009; Hillesund 2010; Pattuelli & Rabina 2010).

Om meer inzicht te krijgen in het digitale leesgedrag van proza en poëzie onder de Nederlandse bevolking, is een enquête uitgezet onder 580 respondenten – een steekproef met landelijke representativiteit. Vooraf bestond de verwachting dat zich hieronder slechts een klein aantal gebruikers van digitale literaire teksten zou bevinden –ongeveer 5% van de Nederlanders. Te weinig dus, om uitspraken te kunnen doen over deze subpopulatie. Daarom zijn er 348 respondenten `bijgesampeld), van wie bekend was dat ze een e-reader bezitten. Beide steekproeven zijn getrokken uit het online panel van het onderzoeksbureau Intomart GFK, dat 120.000 leden telt.

Alle 928 respondenten waren afkomstig uit drie verschillende leeftijdsgroepen: 16- tot 30-jarigen, 31- tot 45-jarigen en 46- tot 60-jarigen. Uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (2010) blijkt dat er tussen 1975 en 2005 sprake was van een gestage verschuiving in het mediagebruik van het papier naar het beeldscherm – in eerste instantie de televisie en later de computer. Daarnaast blijkt dat hoe jonger mensen zijn, hoe sterker ze nieuwe media omarmen, terwijl ouderen juist vasthouden aan de oude, bestaande media. Jongeren gebruiken ook de digitale apparaten met een hogere frequentie – zowel de computer als de smartphone. Ouderen lezen juist meer boeken, kranten en tijdschriften. Het is de vraag hoe de verhoudingen liggen voor de digitale leesapparaten. In de e-reader en de tablet komen immers de opkomst van een nieuwe mediatechnologie en een ouderwets cultureel gebruik van het (literaire) lezen met elkaar in aanraking. Meer dan dat ze een gadget zijn, hebben deze apparaten – en dan vooral de e-reader – het doel om de leeservaring van papier zo dicht mogelijk te benaderen. Tegen die achtergrond is bij het beantwoorden van de onderzoeksvragen steeds gekeken naar verschillen tussen de generaties.

2. Hoe jonger, hoe hoger het gebruik

Drie op de tien Nederlanders geven aan wel eens een literaire tekst van het scherm te hebben geraadpleegd. Die 30,4% van de 580 respondenten in de landelijke steekproef

65

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

is als volgt verdeeld over de generaties: 12,1% van de respondenten is tussen de 16 en de 30 jaar, 10,9% tussen de 31 en de 45 jaar en 7,4% tussen de 46 en de 60 jaar. Naarmate mensen ouder zijn, is de kans kleiner dat ze al eens een literaire tekst van het scherm hebben geraadpleegd. Het significante resultaat van een Kruskal-Wallis toets bevestigt dat.

Heel wat Nederlanders — bijna één op de vier — zitten voor het lezen van literatuur wel eens voor de computer of de laptop. De e-reader scoort, met 6% van de bevolking, beduidend lager. Dat percentage ligt onder de percentages voor de mobiele telefoon (7%) en de smartphone (7,5%) en iets boven het percentage voor de netbook (5,3%). Vergeleken met de tablet (3,2%), scoort de e-reader dan weer ongeveer twee keer zo hoog.

Op Kruskal-Wallis toetsen voor de computer, laptop, tablet, mobiele telefoon en smartphone zijn de verschillen tussen de generaties significant: hoe ouder men is, hoe kleiner de kans dat men wel eens een literaire tekst op één van deze schermapparaten heeft geraadpleegd. Alleen voor de e-reader en de netbook blijkt er geen generatieeffect. Het gebruik ervan voor het lezen van literatuur is dus niet afhankelijk van iemands leeftijd. De e-reader wordt voor het lezen van literaire teksten relatief vaker door oudere mensen gebruikt, in vergelijking met andere apparaten.

3. Hoe ouder, hoe intensiever het gebruik

Het gebruik van digitale literaire teksten — op alle mogelijke digitale dragers — is vrij recent. Iets meer dan een kwart van de 523 digitale literaire tekstgebruikers — een samenstelling van de 176 gebruikers in de landelijke steekproef en de 348 bijgesampelde bezitters van een e-reader — geeft aan 'minder dan een maand geleden' voor het eerst in aanraking te zijn gekomen met een digitaal verhaal of gedicht. Een cijfer dat voor de antwoordmogelijkheid 'korter dan een half jaar' oploopt tot 62,9% en voor de antwoordmogelijkheid 'korter dan een jaar' zelfs tot 82,9%. Drie op de vier respondenten heeft zijn of haar gebruik ten opzichte van vijf jaar geleden dan ook zien stijgen. Het merendeel begon ermee toen de e-reader en het e-boek vaste grond aan de voeten kregen, zo halverwege het kalenderjaar 2009.

Het bovenstaande verklaart waarom de intensiteit van het gebruik laag is. Iets meer dan zes op de tien gebruikers heeft tien literaire teksten of minder geraadpleegd, terwijl voor 12,5% dat aantal op meer dan vijftig ligt. De regelmaat van het gebruik laat een vergelijkbaar beeld zien. Voor 25,7% van de respondenten ligt de frequentie op precies één keer per maand. Voor 30,3% van de respondenten ligt de frequentie op minder dan één keer per maand en voor 44% op meer dan één keer per maand. De tijd die gebruikers per sessie besteden, ligt voor bijna zes op de acht tussen een kwar-

66

3. Literatuur

tier en een uur, en voor ongeveer één op de acht op minder dan een kwartier of juist op meer dan een uur.

Kruskal-Wallis toetsen voor generatie laten een significant verschil zien, maar ten opzichte van het landelijke gebruik is het patroon precies omgekeerd. Het zijn namelijk juist de oudere generaties die hoger scoren. Waar jonge mensen in grotere getale `wel eens' een literaire tekst van het scherm hebben geraadpleegd, vertonen oudere mensen dat gedrag met meer intensiviteit (zowel op het gebied van het aantal teksten dat ze geraadpleegd hebben, de regelmaat waarmee ze dat doen, als de hoeveelheid tijd die ze er per keer in steken). Ook is het langer geleden dat ze voor het eerst een literaire tekst van het scherm raadpleegden en is hun gebruik ten opzichte van vijf jaar geleden sterker gestegen. Het resultaat laat zich verklaren uit het aandeel `e-readerbezitters' in de samengestelde steekproef, die niet alleen een hogere gebruiksintensiteit hebben, maar onder wie ook het patroon `hoe ouder, hoe intensiever' juist zichtbaar is.

Bijna alle 523 digitale literaire tekstgebruikers geven aan dat ze digitale literaire teksten (verhalen of gedichten) hoofdzakelijk op de traditionele lineaire manier lezen. 69% doet ook aan scannend lezen. 63,3% leest digitale literaire teksten in hun zoektocht naar andere teksten. De helft van de gebruikers geeft aan ook wel eens te multitasken – het combineren van lezen met andere activiteiten, zoals internetten.

4. E-reader, tablet, computer en laptop populairste apparaten

Digitale literaire tekstgebruikers beoordelen alle apparaten met een voldoende. De ereader komt, met een gemiddelde van 4,25 op een vijfpuntsschaal van zeer onprettig tot zeer prettig, als beste uit de bus, gevolgd door de tablet met een gemiddelde score van 3,51. Dat hoeft niet te verwonderen, aangezien die apparaten (mede) met het doel zijn ontworpen voor het lezen van proza en poëzie. Verrassender is dat de computer en de laptop de tablet op kleine afstand volgen, met respectievelijk een gemiddelde score van 3,34 en 3,38. De netbook scoort gemiddeld 3,19, de smartphone 3,11 en het mobieltje 2,7.

Op Kruskal-Wallis toetsen voor generatie geven alleen de computer, de laptop en de e-reader een significant resultaat. De 16- tot 30-jarigen waarderen de e-reader minder hoog dan zowel de 31- tot 45-jarigen als de 46- tot 60-jarigen, terwijl ze de computer en de laptop juist positiever beoordelen dan de 46- tot 60-jarigen. In de waardering voor deze twee apparaten verschilt de middelste leeftijdsgroep niet van de jongste leeftijdsgroep. Hieruit blijkt dat de e-reader een digitaal medium is dat vooral door ouderen geapprecieerd wordt – althans, voor het literaire lezen – terwijl de computer en laptop voor dat doel meer bij de netgeneratie in de smaak vallen.

67

VIERENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

5. E-reader wint het van computer en laptop, én van het gedrukte boek

De algemene waardering voor de beeldschermapparaten is dus positief te noemen. Maar hoe beoordelen gebruikers de digitale boeken op de apparaten, in vergelijking met gedrukte boeken? Om hier meer inzicht in te krijgen, moesten respondenten voor het apparaat dat ze het vaakst gebruiken een aantal stellingen beantwoorden. De respons was alleen voor de e-reader (233), de laptop (125) en de computer (105) groot genoeg voor een steekhoudende analyse.

Gebruikers van een e-reader blijken nauwelijks verschil te ervaren met het gedrukte boek. Op stellingen die peilen naar of ze liever vanaf een e-reader dan vanaf papier lezen, of ze sneller lezen vanaf een e-reader dan vanaf papier, of ze langer achtereen kunnen doorlezen vanaf een e-reader dan vanaf papier en of een e-reader meer aanleiding geeft tot onderdompeling in een tekst, tot tekstbegrip, tot concentratie en tot ontspanning en leesplezier wordt vrij neutraal gereageerd. Gemiddeld gaat het om een score van 2 op een driepuntenschaal, waarbij 1 staat voor 'voorkeur papier', 2 voor `geen verschil/voorkeur' en 3 voor 'voorkeur digitaal leesapparaat'. Als het echter gaat om de vraag welk medium ze in de toekomst verwachten te gebruiken voor het literaire lezen, haalt de e-reader een score van 60,2% (tegenover papier 12,7%), oftewel een gemiddelde van 2,47.

Van de computergebruikers geeft juist 49,3% aan te verwachten in de toekomst van papier te zullen lezen (tegenover 25,1% van de computer). Van de laptopgebruikers meent 41,6% in de toekomst literaire teksten van papier te zullen lezen (tegenover 28,9% van de laptop). Dat wordt ook zichtbaar in de gemiddelde scores voor de andere stellingen, die voor deze apparaten tussen de 1,5 en 2 liggen.

De e-reader komt in vergelijking met het gedrukte boek dus als beste uit de bus en scoort beter dan zowel de computer als de laptop. Significante verschillen op de Kruskal-Wallis toetsen bevestigen dat. Daarmee is de e-reader het eerste digitale medium dat als leesapparaat omarmd wordt en dat de potentie heeft om het gedrukte boek te vervangen. Dat betekent niet dat het gedrukte boek ook effectief zal verdwijnen, maar wel dat het voor het eerst een serieuze concurrent heeft. Of de tablet hier in dezelfde mate toe in staat blijkt, zal moeten blijken uit vervolgonderzoek.

Referenties

Clark, D., S. Goodwin, T. Samuelson & C. Coker (2008). "A qualitative assessment of the Kindle e-book reader: results from initial focus groups". In: Performance Measttrement and Metrics, jg. 9, nr. 2, p. 118-129.

GFK Retail & Technology (2010). "50.000 e-readers verkocht in Nederland". (http://rweakers.nednieuws/67642/gfk-50000-e-readers-verkocht-in-nederland.html).

68

3. Literatuur

Hillesund, T (2010). "Digital reading spaces: How expert readers handle books, the Web and electronic paper". In: First Monday, jg. 15, nr. 4. (http://firstmonday.org/ htbin/cgiwrap/bin/ojs/index.php/fm/article/view/2762/2504).

Moore, L. (2009). At your leisure• assessing ebook reader functionality and interactivity. Londen: afstudeerscriptie London University College. (http://www.uclic.ucl.ac.uk/ distinction-projects/2009-Moore.pdf).

Pattuelli, C. & D. Rabina (2010). "Forms, effects, function: LIS students' attitudes towards portable e-book readers". In: Aslib Proceedings: .Arew Information Pers:pectives, jg. 62, nr. 3, p. 228-244.

Sociaal en Cultureel Planbureau (2010). "Tijdsbesteding.nl". (http://www.tijdsbesteding.n1).

Noten

1 Voor het uitgebreide onderzoeksrapport, zie: http://www.stichtinglezen.nl.

Ronde 5

Sofje Devvulf

Stichting Lezen Vlaanderen

Contact: sofiedewulf@stichtinglezen.be

De Leeslijst. 12 boekentitels voor 5 en 6 aso

1. Inleiding

In het literatuuronderwijs zijn leeslijsten erg populair: bijna negen op de tien leerkrachten Nederlands uit de derde graad van het algemeen secundair onderwijs (aso) gebruikt er één voor het verplichte literaire lezen. Een nuttig instrument, zo wijst de praktijk uit. De eindtermen geven leerkrachten alle ruimte om de lijst persoonlijk in te vullen. Luxe, maar hoe begin je eraan? Welke titels kies je? Hoe stel je ze voor in de klas? Met De Leeslijst biedt Stichting Lezen een concreet antwoord.

69

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
NT2-leerlingen/cursisten
domein
leesonderwijs
leesbevordering
literatuuronderwijs
land
Nederland
thema
onderwijsleermateriaal
ICT

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

24ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2010