Digitale geletterdheid: jongeren en internet in beroepsrichtingen

Tineke Padmos & Greet Goossens  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 62 - 66

Download artikel

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Vanaf 2013 wil de overheid schrijfvaardigheid (weer) deel uit laten maken van het centraal examen Nederlands in havo en vwo. Die wens hangt onder meer samen met de invoering van het Referentiekader Taal en Rekenen en met klachten uit het hoger onderwijs over de schrijfvaardigheid van eerstejaars.

In mijn presentatie ga ik in op de geschiedenis en de opdrachten van het pilotexamen schrijfvaardigheid en op het (lastige) vraagstuk van de beoordeling. De botsing tussen betrouwbaar toetsen en valide toetsen komt daarbij aan de orde, maar ook de taakbelasting van de docent Nederlands en de kostenplaatjes voor de overheid.

Een beslissing over de herinvoering van schrijfvaardigheid is op dit moment (september 2011) nog niet genomen, met name vanwege de beoordelingsproblematiek. Een positieve beslissing zou een positieve impuls kunnen betekenen voor het schrijfvaardigheidsonderwijs in havo en vwo, maar het is nog maar de vraag of en hoe schrijf- vaardigheid zal terugkeren in het centraal examen Nederlands havo/vwo.

Ronde 3

Tineke Padmos & Greet Goossens

CTO

Contact: tineke.padmos@arts.kuleuven.be greet.goossens@arts.kuleuven.be

Digitale geletterdheid: jongeren en internet in beroeps- richtingen

1. Inleiding: de digitale kloof van de tweede graad

Digitale geletterdheid of het kunnen omgaan met informatie- en communicatietechnologieën (ICT) is een belangrijke competentie binnen functionele geletterdheid en wordt steeds crucialer om te kunnen functioneren in de huidige samenleving. Er is een toenemende integratie van ICT in zowat alle maatschappelijke sectoren. Daarnaast wordt het kunnen omgaan met ICT steeds belangrijker binnen onderwijs en tewerkstelling. Het niet adequaat kunnen gebruiken van ICT verhoogt het risico op sociale uitsluiting.

Uit recent onderzoek van het Instituut voor Samenleving en Technologie (IST) blijkt niet zozeer een beperkte toegang tot digitale media – de zogenaamde ‘digitale kloof van de eerste graad’ – het probleem te vormen, als wel het ontbreken van vaardighe-

62

3. Taalonderwijs 12-18

den om daarmee om te gaan. Verder wordt onderkend dat niet alleen ouderen, maar ook de jongeren van de ‘internetgeneratie’ vaak niet beschikken over cruciale vaardigheden om te kunnen omgaan met online informatie. Jongeren zijn heel actief op het internet, maar hebben grote moeite om informatie te zoeken, selecteren, begrijpen, evalueren en verwerken. Ook ontbreekt het hen aan strategische vaardigheden om het gebruik van digitale media effectief te implementeren in alle aspecten van het eigen leven (Mariën e.a. 2010).

2. Digitale geletterdheid binnen het project G-kracht: werk aan de winkel

In januari 2009 werd het project G-kracht opgestart, een coachingstraject rond geïntegreerd werken aan geletterdheidsvaardigheden dat in opdracht van de Vlaamse overheid werd uitgevoerd door het Centrum voor Taal en Onderwijs op tien Vlaamse secundaire scholen voor beroeps- en technisch onderwijs (Goossens 2010; Padmos 2011). De ervaringen binnen het project bevestigen de vaststellingen van het onderzoek van het IST en geven ook aanwijzingen over in welke richting naar een oplossing gezocht kan worden.

Leerkrachten in het beroepsgericht onderwijs zijn dankzij de leerplannen en ICT- eindtermen goed doordrongen van het belang van ICT-vaardigheden en het werken met het internet blijkt ondertussen gemeengoed binnen heel wat vakken. Leerkrachten stellen echter vast dat hun leerlingen weinig doordacht en heel beperkt zoekgedrag vertonen, weinig kritisch omgaan met de gevonden informatie en bij de verwerking daarvan al snel de toevlucht nemen tot een techniek van copy/paste.

Het leereffect op het verwerven van leerinhouden en de ontwikkeling van informatievaardigheden is daardoor erg gering. Uit nader onderzoek van het internetgebruik in de klas blijkt echter dat de internetopdrachten die leerlingen krijgen meestal niet erg uitnodigen tot een kritische en functionele verwerking van informatie. Ook de voorbereiding en ondersteuning bij het uitvoeren van internetopdrachten is vaak heel gering.

3

63

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Het onderwijs zorgt dus in stijgende mate wel voor een toegang tot het internet, maar is nog onvoldoende in staat om de leerlingen te helpen bij het aanleren van de informatievaardigheden die nodig zijn om er goed mee om te kunnen gaan. Binnen het project G-kracht zijn we samen met de leerkrachten op zoek gegaan naar kenmerken van krachtige internetopdrachten.

3. De kloof gedicht: kenmerken van goede internetopdrachten

Een belangrijk uitgangspunt bij het bevorderen van digitale geletterdheid is dat geïntegreerd werken de meeste kansen op succes biedt. Dat betekent dat omgaan met het internet het best wordt ingebed in zinvolle, relevante en functionele activiteiten. De oefening in informatievaardigheden moet dus geïntegreerd worden in inhouden en praktijken van alle vakken, en zo veel mogelijk aansluiten bij authentieke taken uit de contexten van studie, beroep en maatschappelijk leven. Uit onderzoek blijkt dat dat niet alleen de transfer van schooltaken naar taken in het echte leven bevordert, maar ook de motivatie van de leerlingen om aan hun digitale geletterdheid te werken sterk verhoogt.

3.1 De formulering van de opdracht

Een goede internetopdracht stimuleert het zelfstandig leren van de leerlingen en bevordert hun informatieverwerkende en communicatieve vaardigheden. Maak de opdracht daarom zo uitdagend en motiverend mogelijk en zorg dat de taak de leerlingen uitnodigt om de gevonden informatie echt te verwerken. Dat bereik je het best door de opdracht te formuleren als een probleemstelling in een zo authentiek mogelijke situatie: Wat is de voordeligste energieleverancier? Hoe los je de problemen op van klanten in het kapsalon met deze klachten? Hoe kun je ervoor zorgen dat dit bejaardenhuis milieuvriendelijker wordt schoongemaakt? Welke verwarmingsinstallaties zijn geschikt voor deze klanten? Wat moet er gebeuren om een eind te maken aan de kinderarbeid in de wereld?

3.2 Het eindproduct

Kies een eindproduct waarin de leerlingen de gevonden informatie niet alleen moeten verwerken maar ook toepassen en/of transformeren naar een andere vorm of een tekst voor een ander publiek. Zo werk je niet alleen aan het zelfstandig leren met behulp van ICT, maar ook aan andere ICT- gerelateerde competenties, zoals informatie voorstellen aan anderen, communiceren van informatie en creatief vormgeven met behulp van ICT. Bovendien is een actieve manier van informatie verwerken de beste remedie om het copy/paste-gedrag te voorkomen.

Bij geschikte eindproducten kun je denken aan een tabel met nuttige gegevens, een

64

3. Taalonderwijs 12-18

PowerPointpresentatie, een poster, een checklist, een reeks tips, een fiche met een werk- volgorde, een plan, een advies, een voorstel, een folder, een tentoonstelling, een web- site, een les of artikel voor jongere leerlingen, een SWOT- analyse...

Je kunt de leerlingen ook een bepaalde rol aan laten nemen van waaruit ze iets beschrijven, bijvoorbeeld die van onderzoeker, journalist, politicus, expert die anderen adviseert of van een personage die iets heeft meegemaakt. In het laatste geval kunnen de opdrachten bijvoorbeeld luiden: ‘Schrijf het scheepslogboek van Columbus’ of ‘Je bent een soldaat in de Derde Slag om Ieper in de Eerste Wereldoorlog. Schrijf een brief over wat je hebt meegemaakt aan je moeder’.

Vermijd dat de leerlingen onmiddellijk beginnen met knippen en plakken door hen eerst informatie en illustraties te laten verzamelen, vervolgens na te laten denken over de inhoud en structuur van hun eindproduct en pas daarna te schrijven en lay-outen.

3.3 De voorbereiding

Ondersteun de leerlingen bij een goede voorbereiding van de opdracht. Laat hen het onderwerp dat ze moeten uitdiepen eerst verkennen en afbakenen. Dat kan door hen een woordspin te laten maken of zelf een lijstje te laten opstellen met vragen waarop ze een antwoord moeten vinden. Laat de leerlingen onderling ideeën uitwisselen en help hen in de goede richting door open vragen te stellen. Op die manier heb je ook meer garanties dat alle gewenste inhouden aan de orde komen.

Vraag de leerlingen vervolgens welke stappen ze willen nemen om de taak aan te pakken en stuur bij waar nodig. Zorg vooraf voor een goede taakverdeling als de leerlingen samen aan de opdracht zullen werken. Laat hen binnen de door jou opgegeven tijdslimiet een tijdsindeling maken om de verschillende onderdelen van de opdracht uit te voeren.

Bespreek met de leerlingen aan welke eisen het eindproduct moet voldoen. Probeer zo veel mogelijk samen met de leerlingen de criteria op te stellen: nadenken over het publiek, over wat het eindproduct aantrekkelijk maakt voor lezers, de noodzaak van taalcorrectheid, een goede structuur en lay-out... Als het eindproduct gepubliceerd wordt (bijvoorbeeld op een website of in de schoolkrant), dan is dat een goede aanleiding om met de leerlingen het auteursrecht op teksten en foto’s te bespreken.

3.4 De keuze van de bronnen

Laat onervaren leerlingen bij moeilijke en/of onbekende onderwerpen niet in het wilde weg zoeken, maar maak een lijstje met de beste websites (bijvoorbeeld binnen het format van een webquest). De eerste prioriteit is dat ze leren informatie te verwerken. Als de leerlingen ervaren genoeg zijn om zelfstandig informatie te zoeken vraag hen dan om in het eindproduct de gebruikte websites te vermelden.

Bespreek terwijl de leerlingen aan het werk zijn en ook na afloop de keuze van hun bronnen: Waarom vind je de informatie op deze website geschikt? Is de informatie op

3

65

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

die website betrouwbaar? Waaruit maak je dat op? Hoe je betrouwbaarheid van web- sites kunt beoordelen, kan je bijvoorbeeld zien op www.webdetective.nl. Op die manier leer je de leerlingen ook reflecteren over hun gebruik van het internet.

3.5 De evaluatie

Evalueer niet alleen het eindproduct maar ook het proces: de voorbereiding, de samenwerking, de keuze van de bronnen en de verwerking van de informatie naar een ‘eigen product’. Beoordeel het eindproduct niet alleen op taalfouten of netheid, maar ook op inhoud, de toegankelijkheid door vorm, structuur en lay-out, de verwerking van eigen ideeën en originaliteit.

Referenties

Goossens, G. (2010). “Lezen en schrijven maakt je sterk!” In: S. Vanhooren & A. Mottart (red.). Vierentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 302-305.

Mariën, I. e.a. (2010). De digitale kloof van de tweede graad in Vlaanderen. Brussel: Instituut Samenleving & Technologie.

Padmos, T. e.a. (201 1). “School met G-kracht. Geïntegreerd werken aan geletterdheid in beroepsrichtingen”. In: Vonk, jg. 40, nr. 3, p. 25-47.

Ronde 4

Ilona de Milliano

Universiteit van Amsterdam

Contact: I.C.M.deMilliano@uva.nl

Schrijfsucces van vmbo-leerlingen: verschillen in aanpak en tekstkwaliteit

1. Het schrijfproces zwakke schrijvers

Om de kwaliteit van schriftelijke taalproductie van leerlingen in het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) te vergroten is het belangrijk om te weten hoe die leerlingen schrijftaken uitvoeren en om na te gaan of verschillen in aanpak gerelateerd zijn aan verschillen in tekstkwaliteit. In de onderzoeksliteratuur wordt het

66

Labels

domein
leesonderwijs
begrijpend lezen
technisch lezen
schrijfonderwijs
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleermateriaal
ICT

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011