Voetje voor voetje

Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch  ·  18de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2004  ·  pagina 79 - 87

VOETJE VOOR VOETJE Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch

Inleiding

In deze bijdrage geven we een voorbeeld hoe in het vak Nederlands een aantal vakoverstijgende eindtermen op een boeiende wijze aan bod kunnen komen. Literatuur is vanouds een belangrijke component (naast vaardigheden en taalbesehouwing) in het leerplan Nederlands. Literair lezen krijgt een bijzondere plaats omdat het het louter utilitaire overstijgt en taal hanteert in haar schoonheid, voorbij het functionele taalgebruik. Bovendien is het erg betekenisvol voor de persoonlijkheidsontwikkeling van de leerling. Je kunt vanuit 'reisverhalen' niet enkel literaire, maar ook tal van andere vakkenrakende opdraehten bedenken om leerlingen op een eigentijdse manier zelfstandig kennis te laten construeren. Door reisverhalen te lezen, komen de leerlingen in contact met andere plaatsen en culturen, wat de stap naar vakoverschrijdend denken vergemakkelijkt. Bovendien garandeert reisliteratuur een grote toegankelijkheid voor de leerlingen van de verschillende niveaus.

De vakoverschrijdende taken kun je zowel zelfstandig als samen met je collega's opnemen. Alle opdrachten vertonen een authentiek karakter dat aansluit bij de leefwereld van de leerlingen. Bovendien bieden de oefeningen ook mogelijkheden tot een gedifferentieerde aanpak op maat van de leerstijl van de leerling. Het eoncept achter de oefeningen is het competentieontwikkelend leren. De leerlingen moeten telkens hun kennis, vaardigheden, attitudes en persoonskenmerken inzetten om hun eindproduct te realiseren.Tot slot zie je hoe je in dit alles niet enkel het product, maar ook het proces zichtbaar maakt en kunt evalueren.

In het pakket opdraehten zijn enkele leerplandoelen voor versehillende vakken opgenomen. Bij elk takenpakket zijn er keuzemogelijkheden in de opdrachten en in de aanpak. In de lessenreeks zitten zowel gesloten als open opdraehten. Via een aantal verpliehte taken bereikt de leraar enkele basisdoelen voor het vak.

Afhankelijk van de opdracht kan de nadruk liggen op het ontwikkelen van burgerzin, gezondsheidseducatie of sociale vaardigheden. Deze laatste vakoverschrijdende eindterm komt ook door de werkvorm (het groepswerk) automatisch aan bod. Door de aanpak van begeleid zelfstandig leren krijgt de vakoverschrijdende eindterm leren leren de volle aandacht. In alle opdrachten zitten voldoende mogelijkheden om de nieuwe leervaardigheden (opzoek -, selectie - , verwerkings - en reflectievaardigheden ...) te ontwikkelen en eigen te maken.

Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch 1 79

1 Enkele algemene kanttekeningen

Tijdsinvestering?

Elke leraar bepaalt zelf hoeveel tijd de leerlingen krijgen om hun boekentaak af te werken. Wellicht schommelt dit tussen een maand en een trimester.

Het is zinvol om aan het project minstens 6 lessen te besteden. In een inleidende les schetst de leerkracht het kader, de opdrachten en de werkwijze. Dit neemt algauw een volledig lesuur in beslag. Een deel van de opdrachten gebeurt tijdens de lessen. Voorzie minstens twee lesuren waarin leerlingen samen aan het project kunnen werken. Plan deze uren niet na elkaar. Zo krijg je als leraar zicht op het groepsproces. De rest van de opdrachten moet zelfstandig buiten de lessen worden afgewerkt. De presentaties en de eindreflecties komen weer in de klastijd terecht. Bij deze laatste opdracht hangt het van de klasgrootte af hoeveel tijd de spreekopdrachten vragen. Doordat er met groepen gewerkt wordt, valt dit relatief mee.Toch kun je stellen dat de presentaties en de eindreflecties algauw drie lesuren innemen.

Differentiatie?

Differentiatie zit niet in basis en uitbreiding. Alle groepen krijgen eenzelfde aantal opdrachten die ook in lengte afgebakend zijn. De kwaliteit zal op dit punt dus eerder in de begrenzing dan in de uitbreiding zitten.

Differentiatie zit wel in de keuze van de opdrachten. Zowel bij de literaire als bij de vakoverschrijdende opdrachten moet de groep overleggen welke keuze ze zullen maken op basis van de aanleg en de interesses van de groepsleden. Zo zijn sommige opdrachten op schrijven gericht, terwijl andere taken focussen op spreken.

Rol van de leraar?

De eerste taak van de leraar bestaat in het bedenken van de open opdrachten. Om het voor de leerlingen en voor jezelf haalbaar te houden, doe je er best aan de taken allemaal in lengte of tijd te begrenzen. Even belangrijk is het om voldoende tijd te nemen om de klas van de nieuwe opdracht en de manier van werken op de hoogte te brengen. Het samen doorpraten van de criteria zal de groepen stimuleren om zich in te zetten voor zichzelf en voor de groep.

Tijdens het proces zelf vervult de leraar de rol van coach. Je observeert de groepen en stuurt bij waar dat nodig is. Het bijsturen kan zowel op het niveau van de inhoud (de kennis) als op het niveau van de samenwerking gebeuren.

Ook bij de eindpresentatie is het belangrijk dat de leraar de voorwaarden voor reflectief leren kan scheppen opdat leerlingen hun werk en hun attitude naar waarde zouden kunnen schatten.

Product- én de procesevaluatie

In het verleden zijn leraren Nederlands kampioen geweest in het geven van taken die buiten de lesuren tot stand moesten komen. Als je aan leerlingen het signaal geeft dat proces even belangrijk is als product, moet je ook de moed hebben om dit proces voldoende lestijd te geven. Pas dan maak je de waardering ook hard. Bovendien krijg je

80 1 Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch

op die manier ook kansen voor coaching en observeer je welke groepen goed werken en welke niet.

2 Voorbeeld

Je vindt hieronder een uitgewerkt voorbeeld met de verschillende soorten opdrachten, de reflectie- en evaluatiemogelijkheden. We werken met het reisverhaal Als de olifanten vechten (Bracke 2002).

Als werkvorm wordt gesuggereerd groepjes van vier te vormen. De leerlingen krijgen vier soorten opdrachten: een literaire taak (groepswerk), een vakoverschrijdende taak (groepswerk), een logboek met planning en met de kijk van de leerling op het groepswerk (individuele taak) en een presentatie (groepswerk).

Bij de opdrachten zitten telkens verplichte stukken en keuzestukken. Zo kunnen de groepen zelf beslissen wat ze met het verhaal willen doen. Een deel van de opdrachten gebeurt tijdens de lessen, een ander deel moet zelfstandig buiten de lessen worden afgewerkt.

2.1 De literaire benadering van het verhaal

De verplichte opdrachten

Elk groepje is verplicht om de volgende twee punten te bespreken.

1 Schrijf een ervaringsverslag bij een hoofdstuk.

Voor je het boek leest, neem je hoofdstuk 2 (p. 15-20) door.

Je formuleert daarna eerst individueel een antwoord op deze vragen.

Per vraag noteer je minimum 1 maximum 3 zinnen.

  •  Welke gevoelens komen er in je op terwijl je dit leest?

  •  Heb je zin om verder te lezen of juist niet? Hoe komt dat?
    Doen deze pagina's jou ook aan andere dingen denken?

Jullie komen samen om de ervaringsverslagen te vergelijken. Waar zitten de overeenkomsten en waar de verschillen?

Voeg nu aan jullie individueel werk nog een alinea toe. Probeer hierin samen te formuleren hoe verhalen op lezers werken.

2 Na de lectuur van het boek, werk je deze opdracht uit (max één A4). Bespreek Isaac, een van de hoofdpersonages van het verhaal.

  • Vergelijk zijn reden van aanwezigheid in het LRA met die van Richard.

  • Schets ook zijn relatie tot commandant Scar.

De keuzeopdracht

Daarnaast kiest je groepje nog een opdracht uit de volgende reeks.

Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch 1 81

1 Op pagina 113 komt de titel in het verhaal voor. Lees dit even na.

Zoek informatie over het boek op. Kopieer de informatie en stop ze bij je werk. Verklaar nu met behulp van beide documenten de titel van het werk.

2 Surf naar de website van Dirk Bracke http://welcome.to/bracke .

Maak een lijst van de titels van boeken die de auteur geschreven heeft.

Noteer bij vier titels welke beelden en gevoelens je hierbij associeert. Maak dus een onderscheid tussen wat je ziet (beelden) en wat je voelt (gevoelens) als je de titels leest. Zoek van deze vier titels informatie op.

Noteer nu van twee werken een korte samenvatting van max. 5 regels per boek.

3 Zoek twee boekverslagen van Als de olifanten vechten.Vergelijk de informatie: wat komt overeen en wat verschilt? Welk verslag is het meest betrouwbaar en waarom (vergelijk met je eigen leeservaring)?

4 Jullie lazen het boek uit. Wat vinden jullie van het einde van het verhaal? Zoek in documentatie over Dirk Bracke wat hij over het einde van verhalen schrijft. Klopt deze visie voor dit boek?

5 In Als de olifanten vechten spelen mannen de hoofdrollen. Toch heeft Dirk Bracke de rol van de vrouw in dit werk via een zijlijn uitdrukkelijk beschreven. Noteer eerst welke problemen vrouwen in het LRA ondervinden.

Kies nu 1 vrouwelijk personage uit het verhaal en ga na of je haar manier van denken en handelen kunt goedkeuren. Motiveer jullie antwoord.

6 De bibliothecaris van de school wil het boek Als de olifanten vechten voor de schoolbibliotheek aanschaffen. Jullie helpen mee om de referenties van het boek te bepalen zodat de medeleerlingen weten wat er allemaal in het boek gebeurt. Geef 4 trefwoorden die naar het boek kunnen leiden. Noteer per trefwoord min.1, max. 3 zinnen.

Voor welke leeftijd zouden jullie het boek aanbevelen? Geef hier een motivatie voor.

2.2 De vakoverschrijdende opdrachten n.a.v. het verhaal

De verplichte opdracht

  •  Zoek een kaart van het gebied rond Oeganda (p. 8 kan inspireren).

  •  Lees de proloog en de epiloog (een stukje geschiedenis).

Probeer overzichtelijk uit te leggen hoe het rebellenleger van Kony ontstond. Doe dit in omgekeerde volgorde van wat je op p. 225/226 leest.

Start dus bij: het LRA is het rebellenleger van Kony. Noteer bij elke fase max. 1 zin.

Sehrijf bij enkele fasen een nummer. Schrijf dit nummer ook op je kaart bij een bepaalde plaats. Bijvoorbeeld: LRA van Kony bij nr. 1 in Soedan.

82 I Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch

De keuzeopdracht

Daarnaast kiest je groepje nog een ander vak om één opdracht in uit te voeren.

Koppeling naar het vak geschiedenis (Burgerzin 1, 12,16)

1 Nodig iemand uit om te spreken over kindsoldaten (Bv. Els Detemmerman).

Je werk bestaat uit de registratie van de uitnodiging en de informatie die je voor je medeleerlingen uitschrijft.

2 Trek naar de eigen frontstreek (bv. Ieper en omstreken, Vladslo).

Bezoek kerkhoven en monumenten en neem er foto's van.

Bespreek aan de hand van informatie uit de grafopschriften iets over de leeftijd van onze jongeren aan het front.

Op welk punt kunnen er overeenkomsten geweest zijn met de kindsoldaten uit het verhaal van Dirk Braeke? Op welk punt zullen er verschillen geweest zijn?

3 Zoek informatie over Age 14 van Geert Spillebeen.

Op welk punt verschilt de ingesteldheid van het hoofdpersonage in Age 14 met die van Isaac in Als de olifanten vechten?

4 Organiseer een actie 'Sponsor een kindsoldaat op school'.

Noteer de werkwijze: wie informeert wie. Noteer de informatie die je voor de medeleerlingen verspreidt (de aanleiding van de actie, informatie over de kind-soldaten van jullie project, de actie zelf). Noteer ook de fasering van het project (wie doet wat wanneer).

5 Organiseer een schrijfactie met kindsoldaten in je klas.

Correspondeer per twee met een kindsoldaat (zie webadres in de proloog).

Leid na de correspondentie een klassengesprek om de ervaringen uit te wisselen. Zorg dat iedereen aan bod komt.

6 Zoek Het Verdrag inzake de Reehten van het Kind op.

Geef drie punten waar de kinderen in dit verhaal recht op hebben, maar wat ze niet krijgen. Motiveer elk punt in een verzorgde alinea.

Koppeling naar het vak godsdienst (Sociale vaardigheden 8,11,13)

7 Je kiest een van deze stellingen. Je brengt de uitspraak i.v.m. het verhaal.

  • Hoe zien de rebellen de rol van het geloof?

  • Welk effect heeft de religie op deze mensen?

  • Waarom vertolkt Zr. Mary als religieuze een andere rol?

1 Scar is een gelovig man. Hij bidt zelf voor de strijd en hij laat zijn kinderen ook bidden voor ze beginnen te vechten.

Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch 1 83

2 Scar beweert dat de meisjes apostelen zijn die geroepen zijn.

'Tipu Maleng heeft hen voor een heilige taak uitverkoren. Ze zullen vechten om van Oeganda een beter land te maken.'

3 Zr. Mary had Monica geleerd dat ze in een lieve God moest geloven, niet in de magische riten en tovenarij, maar toch...

4 Je moet voor de Tipu Maleng vechten, klap in je handen, zing voor hem en dan zal er je niks overkomen. Zij klapten ook in hun handen, zongen ook en toch zijn ze dood. Omdat ze niet geloofden, zei Riehard.

5 De besnijdenis is een erkend ritueel in een aantal godsdiensten.

In dit boek nodigt Scar een bijzondere groep speeialisten uit om dit ritueel bij Monica te voltrekken. Deze werkwijze getuigt van een grote eer van Scar voor zijn vrouw.

Koppeling naar gezondheidseducatie (GZ 1, 2, 5 en 11)

8 Hoe houden de kindsoldaten zich in leven?

Waaruit bestaat een evenwichtige voeding voor deze leeftijdsgroep? Wat zijn de gevaren van hun voedingswijze?

9 Welke gevaren lopen deze kinderen op vlak van lichaamshygiëne? Welke ziektesymptomen zijn te genezen en welke niet?

10 In sommige rebellenlegers is er ook sprake van aleohol en drugs. Welke rol kunnen ze spelen bij deze kindsoldaten?

11 Neem contact met een psycholoog, een psychiater, een verzorger in een psychiatrische instelling of een opvoeder in een instelling voor gerechtskinderen ...

Vraag naar de manier waarop zij mensen met trauma's helpen.

Vraag hen wat hun mening is over de kwaliteit van het verder leven van kindsoldaten buiten het rebellenleger. Noteer de conclusies in de vorm van een rapport.

2.3 Logboek

Elke leerling houdt individueel een logboek bij. Hij beschrijft hierin de plaats van zichzelf en van de anderen in de groep. Tot slot komt de leerling tot een gemotiveerde beoordeling van elk lid in de groep.

Werking van de groep: geef jezelf en de groepsleden een plaats in de boom en verantwoord je keuze.

84 1 Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch

Suggestie voor een nieuwe samenwerking

Verantwoorde score voor elk groepslid

2.4 Presentatie

Je krijgt met je groepje 10 minuten om je publiek te informeren over dit verhaal en de auteur.

Je kiest zelf op welke manier je dit doet. Originaliteit wordt beloond.

Enkele suggesties:

een reeks beelden die de schrijver en het werk oproepen; een (gespeeld) interview met de auteur, met een lezer; een toneelstukje over een fragment;

een stukje journaal n.a.v. een gebeurtenis met de auteur; een literaire uitzending n.a.v. de verfilming van het verhaal; een website over de auteur;

een kaartenspel waarin auteur en werk voorgesteld worden;

een pak eorrespondentie gevonden na afloop van het verhaal (wie leest wat ); een filmfragment (max. 3 min.) om het eigen verhaal bespreekbaar te maken.

Namen van de groepsleden

Suggestie voor een nieuwe samenwerking

Namen van de groep

Scores

Verantwoording

Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch - 85

2.5 Evaluatie

De eindproducten van de leerlingen worden op een klassieke manier geëvalueerd. De leerlingen krijgen vooraf de criteria voor hun schrijfopdrachten en voor de presentaties mee.

De totale opdracht staat op 50 punten.

Er gaan 20 punten naar het produet: de geschreven versie van het groepswerk. Deze punten worden door de leraar gegeven.

De criteria hiervoor zijn:

  •  inhoudelijk: wat is het niveau van de taken;

stilistisch: hoe is de taal in de geschreven stukken;

  •  vorm: hoe is het werk gelayout (een inhoudsopgave, duidelijke indeling ...)

Anders zit het met de evaluatie van het proces. Deze beoordeling wordt zowel door de leerlingen als door de leraar bepaald. Leerlingen moeten zichzelf en hun groepsleden (zelfevaluatie en de peerevaluatie) in hun logboek beoordelen.Het logboek houden de leerlingen individueel bij. Het bevat de volgende punten:

  •  de planning van het groepswerk (naar tijd en naar werkverdeling); wat ging er goed;

wat was er moeilijk;

  •  wat wil je de volgende keer anders doen;

  •  wat heb je geleerd.

De groep heeft 20 punten te verdienen. Elke leerling verdeelt deze 20 punten over alle groepsleden (zichzelf incluis) naargelang hun inzet. Bij elk cijfer staat één zin motivatie. Dit blad dienen leerlingen individueel aan de leraar in. In een klassengesprek achteraf zal de leraar de algemene tendensen van deze logboeken toelichten zonder naar mensen of persoonlijke commentaren te verwijzen.

De leraar zelf geeft een score op 20 punten per groep (groepsscore) op basis van het logboek en de werkwijze tijdens de klasuren. Op die manier scoren leerlingen relatief ten opzichte van elkaar.

De eindscore per leerling berekent de leraar door de groepsscore te vermenigvuldigen met de persoonlijke score van een individuele leerling en dit getal te delen door de maximale persoonlijke score van een lid van die groep.

Tot slot gaan er nog 10 punten naar de presentatie. Deze worden in samenspraak met de medeleerlingen gegeven.

De criteria hiervoor zijn:

  •  duidelijkheid: is de informatie over de schrijver duidelijk;

is de informatie over het verhaal duidelijk;

is de informatie over het nieuwe product duidelijk.

  •  taalgebruik

86 I Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch

  •  originaliteit

  •  samenwerking van de groep tijdens de presentatie

In dit schema zie je hoe de verschillende evaluatievormen per opdracht aan bod komen.

 

Evaluatie

Opdrachten

Proces:

het logboek

Product:

schrijfopdrachten

Product:

de presentatie

Zelfevaluatie

X

 

 

Peerevaluatie

X

 

 

Co-evaluatie

X

 

X

Leraar

 

X

 

Bibliografie

Braeke, D., (2002), Als de olifanten vechten. Davidsfonds / Infodok: Leuven.

Voetje voor voetje - Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch 1 87

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
differentiatie
literatuuronderwijs
land
Belgiƫ
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

18de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2004