Genietend en tekstervarend lezen in de eerste graad – een oefening

Marleen Lippens & Fransien Vandermeersch  ·  17de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2003  ·  pagina 9

Genietend en tekstervarend lezen in de eerste graad - een oefening

Marleen Lippens en Fransien Vandermeersch
(Pedagogische Begeleiders Nederlands West-Vlaanderen)


Voor leerlingen van een eerste graad is het belangrijk dat zij over hun leeservaring kunnen praten. In welke leesomgeving vertoeven zij en hoe zit het met die leesautobiografie? Naast de invloed van de eigen leesomgeving ontdekken leerlingen ook dat de auteur bepaalde technieken gebruikt om hen te beïnvloeden. Via luister- en tekstfragmenten leren we leerlingen hoe ze in hun lezen geleid en misleid worden. In deze sessie willen we vooral illustreren dat er verschillende werkvormen mogelijk zijn om leerlingen via diverse fragmenten met actueel leesaanbod kennis te laten maken.

In het leerplan Nederlands van de eerste graad krijgen we duidelijk richtlijnen voor de aanpak van genietend lezen.

  1. Wat moet
  • de leerlingen lezen of beluisteren (klassikaal of anders) tenminste twee jeugdboeken en daarnaast ook nog een tiental gedichten en/of andere literaire teksten of tekstfragmenten per jaar, en dit in een  ontspannende en vrijblijvende sfeer;
  • zij krijgen de gelegenheid om zich over hun tekstbeleven te uiten.
  • Wat mag
    • de leerlingen motiveren om waardevolle teksten te lezen;
    • de leerlingen stimuleren om vanuit de tekstervaring en de eigen mogelijkheden mondeling of  schriftelijk relaas uit te brengen over de leeservaring.
  • Wat kan
    • wat de leerlingen bij het lezen of beluisteren van teksten beleefd hebben, kan in allerlei expressie-vormen tot uitdrukking komen.
    In de uiteenzetting houden we een vast stramien aan. We noteren eerst iets over de aanpak. Daarna beschrijven we de doelen die we willen bereiken. In het kader geven we de vragen zoals die in de klas voorkomen. Tot slot reflecteren we op de manier van werken.


    1. Leesomgeving en leesautobiografie


    1.1 Methode
    • De leerlingen verkennen eerst individueel hun leesomgeving.
    • Daarna vraag je aan drie leerlingen naar hun speciale boek; je laat hen ook vertellen van welke boeken ze wel/niet houden.
    1.2 Doelen
    • De leerlingen denken na over:
    • - wat ze vroeger lazen;
      - het boek dat speciaal is/was voor hen;
      - de boeken waar ze (niet) van houden.
    • Ze komen tot een mini-leesautobiografie.
    • De leerlingen staan ook stil bij een aantal factoren die hun leesgedrag mee helpen bepalen.

    1.3 Uitvoering


    Is er een boek dat speciaal voor je is? Hoe komt dat? (dikwijls speelt een leraar (Ned.) daar een rol in)

    Wordt er bij je thuis veel gelezen? Door wie? Wat lezen ze?

    Hoe lees je een boek?

    Wanneer vind jij een boek goed?
    • Ik hou van boeken die - Ik lees graag over:
    • Ik hou zeker niet van boeken die - Ik lees niet graag over

    Noteer 1 boek uit de verhalen van de anderen dat jij ook zou willen lezen.



    1.4 Reflectie

    Smaak kan veranderen. Een andere lezer kan jou in contact brengen met andere soorten verhalen. Ook de media kunnen je beïnvloeden (recensies, films, rage ...).


    2. Leiden en misleiden door de auteur


    2.1 Methode
    • We spreken vijf korte fragmenten uit jeugdboeken in.
    • Iedereen luistert en noteert.
    • Na de luistertaak geven vijf personen aan wat ze noteerden. Twee vertellen welk boek ze niet zouden nemen en drie anderen vertellen welk boek ze wel zouden kiezen.
    2.2 Doelen
    • De leerlingen proberen zich te uiten - na het beluisteren - over de eerste indruk die deze tekst op hen maakt. (Dit kan met behulp van een blad met mogelijke waardeoordelen.)
    • De leerlingen kunnen hun smaak expliciteren.
    • Ze leren hun eigen smaak kennen.
    • Na deze vijf fragmenten kunnen ze een keuze maken en verantwoorden welk boek ze wel en welk boek ze niet zouden kiezen.
    • De leerlingen kunnen aantonen dat de auteur de keuze kan manipuleren door de setting van de eerste bladzijden.

    2.3 Uitvoering

    Je hoort vijf korte fragmenten uit vijf verschillende boeken. Luister ernaar, noteer kort de eerste indrukken en geniet gewoon ....

    Fragment 1 Fragment 2 Fragment 3 Fragment 4 Fragment 5

    Welk boek zou je kiezen? Waarom?

    Welk boek zou je niet kiezen? Waarom?

     

    2.4 Reflectie

    Om een ervaring te benoemen zijn er woorden nodig. Hieronder krijg je een lijst die inspirerend kan werken. 

    humoristisch historisch 

    confronterend

    spanning sciencefiction gewoon leuk
    gevoelig herkenbaarheid interessant
    griezelig weinig zeggend mysterieus
    beschrijvend voorstelling personages...  je wilt het verhaal weten



    3. Leren praten over de leeservaring


    3.1 Methode
    • Je kiest fragmenten uit jeugdboeken. In de bibliografie vind je een suggestieve lijst om mee te werken.
    • Je verdeelt per duo twee fragmenten. Je zorgt ervoor dat er in de klas nog een duo is met dezelfde fragmenten. Je laat eerst iedereen individueel de opdrachten 1 tot en met 5 lezen en verwerken. Daarna wisselen de leerlingen hun ervaringen rond de opdrachten 5 en 6 onderling uit. In een volgende stap kiezen ze samen één van deze twee fragmenten om de opdrachten rond taalgebruik (punt 4) en lezer aan de macht (punt 5) uit te voeren. Tot slot vormen ze een groepje met het duo dat dezelfde fragmenten las. Ze vergelijken hun bevindingen aan de hand van hun keuzefragmenten met elkaar.
    3.2 Doelen
    • De leerlingen kunnen vanuit beginfragmenten al heel wat over het boek vertellen.
      • Is het meeslepend? (zodat ze verder zullen lezen)
      • Hebben ze al een idee over het thema?
      • Is het realistisch?
      • Is het einde te voorspellen, af te leiden, te fantaseren...
    • Nadat ze hun eigen keuze hebben verduidelijkt - aan de hand van de bijvragen - kunnen ze in afspraak met hun partner tot consensus komen om samen met één fragment verder te werken.
    • De leerlingen leren in veilige groepjes van vier hun leeservaring verwoorden onder leeftijds-genoten die dezelfde teksten lazen.

    3.3 Uitvoering


    Stap 1
    Bereid voor beide fragmenten individueel voor.

    1. Konden de openingszinnen je het verhaal inslepen? Hoe kwam dat precies?
    2. Kun je aan de hand van dit fragment iets over het thema van het verhaal zeggen?
      Waarop baseer je je ?
    3. Vind je het verhaal realistisch uitgewerkt, zou het gebeurde jou ook kunnen overkomen?
    4. Hoe gaat het verhaal volgens jou verder? Kun je het einde voorspellen? Of kreeg je hier al een    aanwijzing over het einde/ de ontknoping?
    5. Vergelijk nu beide teksten en bepaal je voorkeur.
      1. Welke van de twee teksten geniet bij de eerste lezing spontaan jouw voorkeur?
        Kun je je voorkeur verklaren:
    • uit de aard van de tekst zelf (inhoud (thema), dialoog, wijze van formuleren);
    • uit je levenservaring (herkenning gebeurtenissen, herinneringen, identificatie met personage);
    • uit je lezerservaring (soort tekst dat je ligt, herkenning auteurs of tekst);
  • Denk je dat je buur dezelfde voorkeur heeft of een verschillende?
    Zou je willen dat die ander je voorkeur deelt of juist niet? Waarom?
  • Zitten er passages in de teksten die je heel belangrijk vindt voor je voorkeur? Duid die aan.
  • Hebben de twee fragmenten iets gemeenschappelijks?
    (Zelfde thema, zelfde auteur, zelfde tijd, beide spannend, hoofdpersonages even oud  ... )

  • Stap 2
    Wissel je (lees)ervaringen met je partner uit aan de hand van vraag 5 en 6.
    Kies samen één van de fragmenten om de volgende opdrachten aan te pakken.


    Stap 3
    Zoek het andere duo in de klas dat dezelfde fragmenten las. Vergelijk jullie bevindingen ten aanzien van het keuzefragment met die van hen.



    3.4 Reflectie

    Door de leeservaring onder woorden te brengen, oefenen de leerlingen in de eerste stappen van literaire competentie.


    4. Taalgebruik in close-up


    4.1 Methode
    • Je maakt de leerlingen in duo's gevoelig voor de taal in hun fragmenten.
    • Je gebruikt hiervoor opdracht 1 - 2 - 3
    • Je bespreekt klassikaal enkele vormkenmerken die in diverse fragmenten voorkomen. (bv. schuine druk)
    4.2 Doelen
    • De leerlingen kunnen verwoorden waarom zij de tekst vlot lezen/ moeilijk vonden.
    • De leerlingen vinden voorbeelden van literaire taal.
    • Ze kunnen zinnen/woorden aanduiden die er volgens hen voor zorgen dat de tekst mooi is.
    • Ze vinden wat overheerst: dialogen, beschrijvingen, weergave van gedachten/gevoelens...

    Afhankelijk van het fragment kunnen ze beeldende woorden, uitdrukkingen, vergelijkingen of andere  speciale taaleffecten vinden.

    4.3 Uitvoering


    1. Vind je de tekst lastig om te lezen? Hoe komt dat? (lengte, zinnen, beelden, woordgebruik...)
    2. Probeert de auteur om er - wat taal betreft - een mooi verhaal van te maken? (Markeer een aantal voorbeelden)
    3. Wat overheerst: beschrijvingen, dialogen, weergave van gedachten, gevoelens?
      Tip: markeer met verschillende kleuren.
    4. Zijn er nog andere zaken op vlak van de vorm opgevallen? Wat precies?

     

    4.4 Reflectie

    Bovenstaande opdrachten maken leerlingen gevoelig voor de (literaire) vorm van een tekst.


    5. De lezer aan de macht


    5.1 Methode
    • Je laat de leerlingen zelf een titel, een cover en een flaptekst bedenken.
    • Je laat 3 personen aan het woord en beluistert hun voorstellen.
    • Je confronteert hen daarna met het werk van de auteur.
    • Je deelt de eindfragmenten uit en je laat ze lezen.
    • Je laat enkele leerlingen klasgenoten overtuigen om het boek wel of niet te lezen.
    5.2 Doelen
    • De leerlingen kunnen zelf een titel verzinnen, ze kunnen verwoorden wat ze op de cover willen zien.
    • Ze vergelijken met de oorspronkelijke titel en cover en beoordelen kritisch hun eigen voorstel.
    • Ze kunnen extra informatie uit de flaptekst halen. 
    • Ze genieten van het eindfragment.
    • Ze overtuigen een klasgenoot om het boek wel/niet te lezen.

    5.3 Uitvoering


    1. Doe een voorstel voor titel en cover. Zeg wat je erop wilt hebben. Hoe moet die eruit zien?
    2. Kijk nu naar titel en cover. Beter of slechter dan jouw voorstel?
    3. Lees nu ook de flaptekst, verneem je daar nog meer?
      Correspondeert het met wat je zelf eerder voorspelde?
    4. Lees nu nog een eindfragment. Had je dit als slot verwacht?
      Je kent nu het einde van het verhaal. Vind je het nu nog de moeite waard om het volledige boek te lezen? Overtuig een klasgenoot om het wel/niet te doen.


    5.4 Reflectie

    Vanuit titel, cover, flaptekst en enkele fragmenten kennen leerlingen betekenis toe aan een verhaal of boek. Deze interpretatie bepaalt uiteindelijk of ze het boek wel of niet lezen.



    Suggesties voor luisterfragmenten

    1. Meyer, Carolyn, Bloody Mary, Lannoo, Tielt, 2002.
    2. Hautman, Pete, De tijdkring, Ploegsma, Amsterdam, 2002.
    3. Verleyen, Karel, De keuze, Davidsfonds, Leuven, 2001.
    4. Verleyen, Karel, De poppenspeler, Davidsfonds, Leuven, 2002.
    5. Mc Daniel, Lurlene, Een engel aan mijn bed, Callenbach, Kampen, 1998.


    Suggesties voor leesfragmenten

    1. Glover, Sandra, Oog in oog, Clavis, Amsterdam,2002.
      Thema: anorexia
    2. Van Aar, Hetty, Door het lint, Ploegsma, Amsterdam, 2003.
      Thema: ADHD (hyperkinetisch syndroom)
    3. Van der Vlugt, Simone, Schijndood, Lemniscaat, Rotterdam, 2002.
      Thema: lepra, reïncarnatie (historisch)
    4. Mans, Roland, Het verdwijnboek, Lannoo, Tielt, 2002.
      Thema: pesten; mysteries
    5. Hesser, Spencer Terry, Kussen op de deurklink, Lannoo, Tielt, 2001.
      Thema: bijgeloof; anders zijn; psychotherapie
    6. Janssen, Anne, Vijf letters, meer niet, Afijn, Hasselt, 2002.
      Thema: eenzaamheid; gezin; dood; verdrietig zijn
    7. Pool, Joyce, Vals beschuldigd, Lemniscaat, Rotterdam, 2002
      Thema: Nederlanden in de 16de eeuw; Willem van Oranje; misdaad (historisch)
    8. Sax, Aline, Mist over het strand, Clavis, Amsterdam, 2001.
      Thema: WO II; vijftienjarige soldaten
    9. Rutyne, Anne, De harpijdoder, Davidsfonds/Infodok, Leuven, 2001.
      Thema: vriendschap; vertrouwen; stammen (4000 jaar geleden)
    10. Bond, Klaas, Groener gras, Van Holkema & Warendorf, Houten, 2002.
      Thema: vriendschap; voetbal
    11. Huntington, Geoffrey, Het huis met de raven, Prometheus, Amsterdam, 2002.
      Thema: demonen en griezels
    12. Diepstraten, Johan, Zwendelaars?, Elzenga, Amsterdam,1999.
      Thema: moord; liegen of de waarheid vertellen?

    Labels

    doelgroep
    NT1-leerlingen
    domein
    leesonderwijs
    leesbevordering
    literatuuronderwijs
    mondelinge taalvaardigheid
    land
    Nederland
    onderwijstype
    voortgezet/secundair onderwijs

    Dit artikel is onderdeel van

    Onderdeel van

    17de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2003