Literaire vorming en identiteitsontwikkeling

Henk de Lange  ·  20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2006  ·  pagina 81 - 82

Download artikel

4. Literatuur

Doel: de leerlingen lezen gedichten, interpreteren ze zelf, gaan er creatief mee aan de slag, schrijven en spreken erover, luisteren naar elkaars interpretatie en doen vooral een beroep op hun associatief denkvermogen. En hen duidelijk maken dat de inhoud van een gedicht ook met negatieve gevoelens (onlust, afkeer, haat, angst, verdriet, wanhoop) te maken mag hebben. Dat herkennen ze vaak. En via een omweg willen ze het daar dan wel eens over hebben.

7.

Poëzie op het menu: een poëzieproject voor leerlingen van het vierde jaar secundair onderwijs.

Doel: de leerlingen laten zien dat er poëzie met verschillende smaken bestaat, dat fastfoodpoëzie niet altijd even voedzaam is en dat poëzie in de ruimste zin van het woord in onze maatschappij functioneert: in de reclame bijvoorbeeld, of in het restaurant. Woorden proeven, poëzie eten en drinken.

8

Poëzie moet de leerlingen, via alle associatieve sprongen waartoe hun geest in staat is, op plekken brengen waar ze nog nooit geweest zijn.

  1. Ontbolsteren is moeilijk, maar wat je binnenin vindt, maakt alles goed.

  2.  

Je hebt wilde kastanjes en tamme. Leerlingen in het technisch onderwijs én goede poëzie behoren (gelukkig) tot de eerste soort.

Ronde 3

Henk de Lange

Christelijke Hogeschool Windesheim — Zwolle Contact: h.de.lange@windesheim.nl

Literaire vorming en identiteitsontwikkeling

"Lees om te leven!"(Flaubert)

Tot de vormingsdoelen van fictieonderwijs behoort het bewust en bespreekbaar maken van emoties, maatschappelijke problemen en (interculturele) waarden en normen. Wie kent niet die prachtige ervaring dat een les literatuur / fictie uitmondt in een gesprek over heel persoonlijke zaken waarbij intussen de halve samenleving de revue passeert. Dit zal zeker niet in elke les lukken, maar als de condities gunstig zijn, kan fictieonderwijs wel degelijk een bijdrage leveren aan de persoonlijke groei van leerlingen.

81

TWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

In deze workshop zullen we allereerst ingaan op de vraag wat onder identiteit verstaan kan worden (in elk geval iets wat nooit af is en wat zich bij iedereen weer anders voltrekt). Vervolgens zullen we nagaan welke mentale mechanismen een rol kunnen spelen tijdens en na het lezen van een boek of het bekijken van een film. Multimediale fictie kan verschillende posities uitlokken. Er kan sprake zijn van de observantrol, waarbij de lezer kennis neemt van andere levens zonder veel herkenning maar wel met begrip, zodat empathie mogelijk wordt. De lezer kan ook gaan participeren in het verhaal: "hé, dat ben ik!". De schok der herkenning is dan een feit. Verhalen kunnen daarnaast de leveranciers zijn van protagonisten als rolmodel: "zo wil ik ook zijn!"

Indien we ons als docent meer bewust zijn van wat zich mogelijk tijdens en na het lezen afspeelt in de hoofden en harten van de leerlingen, zijn we wellicht beter in staat hen te begeleiden in het zich bewust worden van de eigen gevoelens en oordelen en hoe ze daarmee om kunnen gaan. Of moeten we daar juist van afzien en moeten we de magie van het lezen niet verstoren? Een punt van discussie. Een volgende vraag kan dan zijn hoe je leeservaringen in een groep bespreekbaar maakt. Hoe creëer je een veilige sfeer waarbinnen bijvoorbeeld een moreel beladen onderwerp met fictie als opstap besproken kan worden. En welke teksten gebruik je daarbij? Zijn dit alleen fictiever-halen of ook waargebeurde (sterke) verhalen? Leerlingen lijken niet zo'n scherpe grens te trekken tussen fictie en non-fictie.

Waar of niet, verhalen hebben de leerling – zelfs een (levens)verhaal in wording – een wereld te bieden!

De workshop richt zich vooral op fictieonderwijs in onder- en middenbouw.

Ronde 4/5

Ad van der Logt

Iclon, Universiteit Leiden

Contact: Logt@iclon.leidenuniv.nl

Intertekstualiteit bij het vak Nederlands: een nieuwe uitdaging

In zijn oratie Het mythische substraat, verhaalpatronen in de Nederlandse literatuur van de twintigste eeuw stelde prof. dr. Jaap Goedegebuure dat het intertekstueel lezen één van de grote kansen voor het literatuuronderwijs in het voortgezet onderwijs zou kunnen zijn) Hij veronderstelde dat leerlingen gestimuleerd zouden kunnen worden om ongekende routes door de (wereld)literatuur te bewandelen; routes die niet alleen

1   Oratie Universiteit Leiden, 30 mei 2006.

82

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

20ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2006