‘Ziezo, dat kan ik ook!’

Maarten van der Burg, Marijke Jansen en Elsbeth van der Laan  ·  12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1998  ·  pagina 78 - 84

`ZIEZO, DAT KAN IK OOK!'

Maarten van der Burg, Marijke Jansen & Elsbeth van der Laan

Hoe kun je leerlingen leren presenteren? Per slot van rekening is een presentatie houden - bijvoorbeeld naar aanleiding van een onderzoek - een belangrijk kerndoel van bijna alle vakken. In de lessenserie Poëzie in de meertalige klas (Van der Burg 1989) oefenen de leerlingen met het houden van een presentatie. In onderstaand lesvoorbeeld' is de presentatie-opdracht in taakjes verdeeld, zodanig dat iedere leerling de stappen succesvol kan doorlopen. Per stap verzamelen de leerlingen taalmateriaal voor de presentatie.

Op HSN lieten we met videofragmenten zien hoe dat in z'n werk ging in de klas van Maarten, een brugklas in Amsterdam die zeer heterogeen is samengesteld. Sommige leerlingen zijn in Nederland geboren, anderen hebben alleen (een deel van) de basisschool doorlopen. Elsbeth vulde aan met de ervaringen uit haar brugklas op een categorale mavo in Utrecht. Marijke Jansen bracht de vaardigheden die in deze lessen aangeleerd worden, in verband met de eisen die zelfstandig leren aan de leerlingen stelt.

1 POËZIE

Poëzie is een onderwerp waar bijna iedere leerling wel een mening over heeft. Sommigen vinden het erg leuk en lezen vaak gedichten, anderen vinden er helemaal niets aan. Hoe dan ook: ieder kind kan er wel iets over vertellen. Tijdens de projectlessen over poëzie krijgen de leerlingen onder andere de opdracht hun mening te presenteren over twee gedichten. Het doel van de lessen is vooral dat leerlingen Ieren hoe ze een taaltaak als 'het houden van een presentatie' kunnen aanpakken.

Schoolse taalvaardigheden (zoals presenteren) zijn belangrijk, maar worden weinig geoefend op school. Op school lijkt het meestal of de declaratieve kennis centraal staat. Het gaat om wat de leerlingen moeten weten (De slag bij Nieuwpoort was in...?', Wat zijn de kenmerken van een zeeklimaat?'). Maar leerlingen moeten ook altijd wat doen met die declaratieve kennis: verbanden aangeven, conclusies trekken, presenteren, enzovoort. Hiervoor is procedurele of strategische kennis nodig: hoe pak ik iets aan? hoe doe ik dat? Want als leerlingen de procedures kunnen hanteren, wordt de inhoud ook beter.

2 DE WERKBLADEN

De leerlingen krijgen om te beginnen twee werkbladen: het ene met zes gedichten, het andere met vragen over de gedichten. De leerlingen werken in groepjes van vier.

ZIEZO, DAT KAN IK OOK!'   79

WERKBLAD 1

 

80   Maarten van der Burg, Marijke Jansen & Elsbeth van der Laan

WERKBLAD

`ZIEZO, DAT KAN IK OOK P   81

De eerste stap is dat de leerlingen begrijpen waar de gedichten over gaan. In de klas van Maarten worden de gedichten in een eerste ronde klassikaal gelezen en besproken. Zaken als voorkennis, uitspraak en woordbegrip (luchtruim, beheersen...) komen aan de orde.

VIDEOFRAGMENT OVER GEDICHT 6

MIRYAM   Het is een liefdesgedicht, ze willen bij elkaar blijven.

MAARTEN   Aan welke woorden kun je dat zien?

MIRYAM   samen blijven wij'

VIDEOFRAGMENT OVER GEDICHT 5

MAARTEN   Weet iemand iets over Indonesië?

HARRISON   Het was een kolonie van Nederland. Ze dachten dat het Indië was en ze spreken ook Nederlands.

Door de klassikale bespreking begrijpen alle leerlingen alle gedichten. Bovendien kunnen ze hierdoor beter over de gedichten overleggen tijdens het groepsgewijs maken van werkblad 2.

3 GROEPSWERK

Na het lezen en bespreken van de gedichten worden de groepjes samengesteld en worden de gedichten door Maarten over de groepjes verdeeld. Ieder groepje krijgt twee gedichten, waarmee ze de vragen moeten maken. De groepsindeling kan op allerlei manieren plaatsvinden: alfabetisch, jongens en meisjes gemixt, zwakkere en sterkere leerlingen samen, enzovoort.

In de klas van Elsbeth werden de gedichten niet klassikaal besproken. Nadat de leerlingen in groepjes verdeeld zijn, krijgen ze de opdracht de twee mooiste gedichten te kiezen. Om tot een keuze te komen lezen de groepjes eerst de gedichten, sommigen hardop, anderen ieder voor zich. In het keuzeproces leggen de leerlingen de gedichten min of meer aan elkaar uit (of schakelen Elsbeth in voor uitleg) en overtuigen elkaar van hun argumenten (`die is lekker kort', 'deze is leuk', 'die gaat over liefde' of 'die niet, want ik snap er niets van'). Uiteindelijk worden alle groepjes het wel eens over welke twee gedichten de mooiste zijn.

De groepsleden hebben ieder een eigen taak. De leerlingen oefenen in deze lessen met groepswerk: ze leren om taken in een groep te verdelen. Iedere leerling leert in de loop van de lessenserie de volgende rollen op zich te nemen:

82   Maarten van der Burg, Marijke Jansen & Elsbeth van der Laan

  1. De voorzitter zorgt ervoor dat een goed gesprek mogelijk is over de vragen op werkblad 2. Hij of zij zorgt ervoor dat .iedereen inbreng heeft en is het aanspreekpunt voor de docent. De leerlingen kunnen dit over het algemeen vrij snel. Het lukt de leerlingen die voorzitter zijn geweest, vaak ook de leerling die een volgende keer voorzitter is, uit te leggen wat zijn of haar rol is.

  2. De notulant zorgt ervoor dat de antwoorden van de groep goed op het werkblad komen, zodat de anderen het later over kunnen schrijven. Hij of zij schrijft op wat de groep gezamenlijk besloten heeft dat er op papier moet komen te staan, de overige leden van de groep kopiëren dit zodat iedereen de goede formulering heeft staan. Deze goede voorbeeldformulering komt tot stand in overleg met alle groepsleden. Leerlingen blijken prima in staat elkaar duidelijk te maken dat er bijvoorbeeld iets staat wat niet bedoeld werd. De docent kan deze interactie wel sturen, bijvoorbeeld door te vragen: `wat staat er? zijn jullie het hier allemaal mee eens?'

  3. De woordvoerder zal tijdens de presentatie de antwoorden op de vragen vertellen. Hoewel de woordvoerder in eerste instantie degene is die klassikaal rapporteert (en dus 'de beurt' krijgt) is het groepje als geheel verantwoordelijk voor wat hij antwoordt; over het antwoord is eerst overlegd.

  4.  Een leerling heeft de rol van voordrager. Deze draagt de gedichten tijdens de presentatie voor.

Of de gedichten klassikaal zijn voorbesproken of niet, tijdens het groepswerk vindt de bespreking van de gedichten naar aanleiding van de vragen op het werkblad met veel enthousiasme plaats.

VIDEOFRAGMENT OVER GEDICHT 3

(naar aanleiding van de vraag 'waar gaat het gedicht over?')

LEERLING 1   Mensen kijken elkaar niet aan en thuis kijken ze tv.

LEERLING 2   Mensen hebben geen tijd in het leven.

LEERLING 3   Ze zijn allemaal een soort racist.

Door met elkaar samen aan een taak te werken zijn leerlingen steeds bezig met taalgebruik. Ze overleggen, overtuigen, leggen uit, geven hun mening, vertellen, enzovoort. Het gaat niet om perfecte antwoorden op de vragen. Het gaat erom dat de leerlingen overleggen over de antwoorden, met elkaar overeenstemming bereiken over het antwoord, praten over waarom een voordracht van een gedicht beter of slechter is. Dat proces (feedback krijgen en geven) maakt dat je met vertrouwen iets met leerstof doet.

ZIEZO, DAT KAN IK OOK!'   83

4 DE PRESENTATIE

Na het invullen van werkblad 2 bereiden de groepjes de presentatie voor. De inhoud van de presentatie staat inmiddels op papier, namelijk de antwoorden op de vragen. In de groepjes wordt daarom als vanzelf vooral overlegd hoe de presentatie vorm gaat krijgen. Een punt van bespreking is bijvoorbeeld de organisatie.

VIDEOFRAGMENT OVER DE VOORBEREIDING VAN DE PRESENTATIE

LEERLING   Ik lees steeds eerst de vragen en de antwoorden en dan lees jij daarna de gedichten.

Ook het voordragen wordt eerst in de groepjes geoefend. 'De voordrager moet het gedicht 'mool' voorlezen, met emotie. Tijdens het oefenen in de groepen kunnen leerlingen aangeven of en waarom ze de voordracht mooi vinden, wat er beter aan moet, enzovoort. Leerlingen geven elkaar allemaal aanwijzingen, bijvoorbeeld over uitspraak of spreeksnelheid. Zo kreeg in de klas van Elsbeth voordrager Antoine (met drie keer de spreeksnelheid van Jules Deelder) de tip om na elke regel even adem te halen. De uiteindelijke voordracht is dus het resultaat van het groepsproces.

Bij het houden van de presentatie komen de leerlingen voor het bord. Op verzoek van Maarten leggen de woordvoerder en de voordrager nogmaals uit hoe á de presentatle gaan doen.

VIDEOFRAGMENT OVER DE UITLEG VOOR DE KLAS

LEERLING   Ik ga de gedichten lezen en de vraag stellen en dan gaat zij ze beantwoorden.

5 FEEDBACK

Aan het eind van iedere presentatie geven de leerlingen feedback op elkaar. De groepjes overleggen met elkaar wat ze ervan vonden en de voorzitter geeft vervolgens het oordeel van de groep weer.

84   Maarten van der Burg, Marijke Jansen & Elsbeth van der Laan

VIDEOFRAGMENT OVER FEEDBACK OP DE PRESENTATIE

LEERLING   Wij geven een plus min.

MAARTEN   Waarom?

LEERLING   Toen ze zeiden wie in de groep zaten, alleen de namen, niet wat ze

doen.   de taken die de leerlingen in de groep hadden: voorzitter, notulist, enzovoort]

TARIK Ze deden het wel goed, maar een paar punten niet. Eerste, ze heeft het blaadje voor haar gezicht gehouden. Ten tweede, ze lacht niet de hele tijd, dus... Ten derde, ze zei 'slaat nergens op' bij vraag 2.

Een van de deelnemers betreurde dat er niet dieper werd ingegaan op de literaire kant van de gedichten. Onze reactie was dat deze manier van werken juist een basis legt om dat in een later stadium wel te doen. Leerlingen zijn prima in staat elkaar feedback te geven, zowel op de vorm van de presentatie als op de inhoud. De opgedane kennis en vaardigheden kunnen bij ieder vak worden gebruikt. Ook bij het presenteren van een onderwerp over biologie is het belangrijk om het blaadje niet voor je gezicht te houden of rustig te spreken.

Marijke Jansen stipte tot slot aan dat deze manier van werken (taken in stapjes) een basis legt voor het zelfstandig leren van deze leerlingen in de tweede fase.

NOOT

1   Delen van deze bijdrage zijn eerder verschenen in Van der Burg & Van der Laan (1997).

LITERATUUR

Burg, M. van der: Poëzie eri muziek. Lesgeveri iri de meertalige klas. Amsterdam: SKVA, 1989.

Burg, M. van der & E. van der Laan: Ziezo dat kan ik! Moer 1997/6 (themanummer 'Taakgericht taaloriderwijs: Iri de lijn vari de leerder'), p. 302-315.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
mondelinge taalvaardigheid
spreken
land
Nederland
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

12de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1998