Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO

Dorus Luyckx  ·  14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2000  ·  pagina 89 - 97

WEDDEN DAT HET LUKT. GEDICHTEN IN HET VMBO Dorus Luyckx

Inleiding

Een schrijfplan vormt de basis voor het schrijven van gedichten. Beelden bewegen leerlingen ertoe gedichten te maken. Hoe kunnen de leerlingen deze en andere producten verwerken in het fictiedossier?

Het eerste product van een VMBO-leerling in klas 1. Ik ben verdrietig

Ik ben vandaag zo verdrietig
Niemand weet waarom
Vanmorgen kwam er iemand
Ik wist niet waarom
En toen hoorde ik de bel
Mijn moeder rende snel
Ze wist al wie het was

Daar kwam mijn vader met een droevig gezicht
En daarom maak ik dit gedicht
Mijn papa ging vertellen
We schrokken allebei
We gingen heel hard huilen
Mijn moeder kwam erbij
Niemand weet waarom
Mijn neef is overleden
Nu weet je waarom

1 De VMBO-leerling

Veel leerlingen in het VMBO worden niet grootgebracht met lezen. In de meeste gezinnen is nauwelijks sprake van een leescultuur. Dit geldt zowel voor fictie als voor van non-fictie.

In mijn huidige VMBO-klas leest slechts 50% van de ouders de krant. Het ontbreken van een leescultuur heeft vaak tot gevolg dat redelijk bekende begrippen en uitdrukkingen niet of nauwelijks worden begrepen. Veel gebruikte uitdrukkingen blijken bij de leerlingen niet bekend te zijn.

Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx 189

Het VMBO, met zijn vier leerwegen, heeft te maken met een zeer gevarieerde groep leerlingen. We zien zowel leerlingen die grote moeite hebben met lezen, schrijven of met spreekvaardigheid en als leerlingen die kunnen doorstromen naar de Tweede Fase of naar niveau vier van het MBO.

Ook binnen de leerwegen zijn grote verschillen te herkennen. Dit in tegenstelling tot de vrij grote eenduidigheid binnen de Tweede Fase. Er is Havo, Atheneum of Gymnasium en de profielen leggen de accenten.

2 Van woordspin naar brainstorm

Leerlingen hebben vaak grote moeite hun gedachten en gevoelens te ordenen. Ze zappen in hun hoofd van het ene naar het andere onderwerp. Het structureren van hun ideeën is voor hen vaak lastig. Een systematische aanpak van hun ideeën en gedachten helpt de leerlingen met datgene wat zij kunnen en willen.

Op vele scholen wordt gewerkt met schrijf- en spreekplannen. Leerlingen formuleren zelf of krijgen van de docent een onderwerp. Vervolgens geven zij aan wat zij over dat onderwerp willen vertellen of schrijven. Om te komen tot een juiste hoofdgedachte is het van belang dat de leerling eerst bedenkt wat hij/zij over dat onderwerp al weet of aan de weet kan komen.

Op basisscholen wordt gewerkt met de zogenaamde woordspinnen, dat zijn associaties rond een thema of onderwerp. In het voortgezet onderwijs wordt dat brainstormen genoemd. Na die 'storm' selecteert de leerling wat relevant is voor de hoofdgedachte en stelt de hoofdgedachte eventueel bij. Daarna kijkt de leerling welke deelonderwerpen noodzakelijk zijn om de hoofdgedachte goed uit te werken. De leerling moet vooral letten op een goede inleiding, waarin vaak de hoofdgedachte verwoord wordt, een kern en een duidelijk slot.

Dit plan, hier in het kort weergegeven, is naar mijn mening ook bruikbaar bij het maken van gedichten. De leerling wordt op een vrij natuurlijke wijze geconfronteerd met iets wat hem of haar vreemd lijkt. Ook bij het maken van het gedicht staan het formuleren van de hoofdgedachte en de brainstorm centraal. De indeling in deelonderwerpen alsmede een inleiding, kern, slot, maken deel uit van de vorm van een gedicht. Je zou kunnen zeggen dat het deelonderwerp de strofe is. Die vorm is zeer belangrijk, omdat daarmee de leerling - vergeef me de uitdrukking - in een keurslijf wordt gezet. Maar het voorkomt dat er te snel een blokkade optreedt bij het maken van een gedicht.

3 Angst voor het onbekende

De brainstorm is voor VMBO-leerlingen niet altijd een makkelijk te hanteren middel. Het associëren, wat bij een brainstorm plaatsvindt, ook al hebben sommige woorden niets met het thema te maken, levert vaak problemen op. Vaak komen ze niet verder dan een paar woorden die relevant zijn voor de hoofdgedachte. Wat ze willen vertellen of opschrijven lukt vaak niet. Onzekerheid, irritatie of onverschilligheid ontstaan.

Bij de voorzichtige aankondiging dat de leerlingen gedichten gaan maken, voelt en hoort een docent aan de groep dat er iets onbekends of zelfs vervelends staat te gebeuren. Er is

90 I Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx

een angst voor het onbekende. Of voor het bekende dat voor hen problemen oplevert. Het creëren van een goede beginsituatie is uiterst belangrijk. Spannend maken is een van de sleutelbegrippen. Leerlingen zijn dan benieuwd naar de oplossing. Beelden vormen een goed middel om die eventuele aarzeling weg te nemen.

Hoe komt een docent tot gedichten, waaraan de leerling plezier beleeft en ook het gevoel heeft een vaardigheid te hebben ontwikkeld? Ik meen dat de structurering door middel van schrijfplannen en het spannend maken belangrijke middelen zijn.

4 Combineren van woord en beeld

Vooral in klas 1 blijkt hoe moeilijk een VMBO-leerling het vindt om een combinatie te maken van woord en beeld. Zoals zo vaak in lokalen waar Nederlands wordt gegeven hangen ook bij mij 'Plint-posters' aan de wand. Deze posters zijn een ideale combinatie van woord en beeld. Leerlingen confronteer ik meestal als eerste met twee van deze posters. De gedichten `heppie' van Joke van Leeuwen met beeld van Renè Windig en 'ad van Jules Deelder met de illustratie van Ada Dispa zijn herkenbare gedichten. Het beeld sluit na wat zoeken goed aan op het woord. In deze gedichten komen namelijk klank en ritme goed naar voren. Leerlingen herkennen dat, maar hebben vervolgens moeite om zelf dit toe te passen.

Beeldgedichten van leerlingen uit voorgaande jaren hangen ook aan de wand. Tijdens het klassengesprek over het maken van een schrijfplan en de daaruit voortvloeiende opdracht om een beeldgedicht te maken, vertel ik hoe de leerlingen die beeldgedichten hebben gemaakt.

5 Het schrijfplan

Hieronder noem ik de richtlijnen waar de leerlingen op moeten letten. De vragen moeten zij beantwoorden.

Je maakt een gedicht volgens een zogenaamd schrijfplan. In de eerste les is dit plan je uitgelegd.

De volgende punten zijn belangrijk om een goed plan te maken:

  1. Voor wie wil je een gedicht maken?

  2. Heb je een doel voor ogen met dit gedicht?

  3. Waar gaat je gedicht over?

  4. Ga je het gedicht laten rijmen?

  5. Ga je coupletten gebruiken of schrijf je door?

  6. Hoe begin je het gedicht?

  7. Welke plaatjes heb je in je hoofd als je bezig bent met het schrijven van je gedicht?

  8. Denk je aan bepaalde muziek bij het schrijven van je gedicht?

  9. Heb je een woordspin gemaakt van je onderwerp van je gedicht?

  10. Hoe ga je jouw gedicht beginnen?

  11. Hoe ga je jouw gedicht afsluiten?

  12. Speelt het gedicht zich af op een bepaalde plaats of streek?

Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx 1 91

  1. Speelt het gedicht zich af in een bepaalde tijd?

  2. Schrijf je over jouw gevoelens en gedachten of die van een ander?

  3. Is je gedicht echte fantasie of kan het ook waar gebeurd zijn?

Je beantwoordt eerst deze vragen.

Je weet dat je kan samenwerken met een klasgenoot.

Een gedicht is niet vaak meteen af; vaak moet je zinnetjes of woorden veranderen om je gedicht beter te laten worden.

Als je gedicht klaar is ga je bekijken welke plaatjes bij je gedicht horen. Je kunt deze beelden zelf bedenken of je maakt gebruik van wat je uit tijdschriften haalt. Maak eerst een ruwe schets van je beeld. Daarna pak je papier op posterformaat. Daar maak je je beeldgedicht op.

Maak gebruik van de computer, help elkaar daarbij.

Ook kun je nagaan welke soort muziek het beste bij je gedicht past. Maak gebruik van het keyboard.

Raak niet teleurgesteld als dit alles niet in een keer lukt. Je kunt je plannen veranderen.

6 Vaststellen beginsituatie

Nadat ik dit verteld heb, geef ik de leerlingen een vragenlijst waarin ik probeer de beginsituatie vast te stellen. Hierdoor kan ik, maar ook zijzelf, hun ontwikkeling volgen. Deze lijst bewaart de leerling in zijn fictiedossier.

Vragenlijst

Naam:

Ik zit in klas 1   2   3   4

Ik ben     jaar.

  1. Heb je wel eens een gedicht gemaakt?

  2. Zo ja, weet je nog wat voor een gedicht dat was?

  3. Kun je gedichten noemen?

  4. Lees je wel eens een gedicht?

  5. Vind je versjes of rijmpjes ook gedichten?

  6. Lijken sommige reclames ook op gedichten?

  7. Zijn teksten van liedjes ook gedichten?

  8. Let je op teksten van liedjes?

  9. Noem eens een paar liedjes waarvan je de tekst mooi vindt.

  10. Vind je het prettig om gedichten te maken in de klas?

  11. Geef aan wat je van het zelf maken van beeldgedichten vindt (probeer niet minder dan veertig woorden te gebruiken).

Deze vragen roepen altijd nieuwe vragen op. Dat vind ik geen probleem, omdat het de leerling leert nadenken over oplossingen. Ik stimuleer dat ze voor die oplossingen ook overleg zoeken met medeleerlingen. Daarna kom ik weer aan bod.

92 I Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx

7 Het gedicht mét beeld

De leerlingen starten met het schrijven van een gedicht. Ik werk in de eerste klas niet volgens een bepaald thema of een sleutelwoord waarmee de leerling een gedicht kan maken. Ik laat ze vrij in hun keuze.

Het eerste schrijfproduct wordt besproken in groepjes van drie of vier. Dat duurt heel kort. Leerlingen geven aan wat ze van elkaars product vinden en geven elkaar tips. Ook al denk je als leerkracht dat er nauwelijks interactie tussen de leerlingen plaats vindt, blijkt naderhand dat dit wel degelijk het geval was. Niet zozeer op verbaal niveau, maar lichaamstaal spreekt boekdelen.

Na deze bespreking krijgen de leerlingen de opdracht om het gedicht thuis te herschrijven of af te maken. Ook vraag ik ze om te zoeken naar geschikt beeldmateriaal bij hun gedicht. Dit betekent niet alleen dat ze plaatjes uit tijdschriften kunnen halen, maar dat ze ook zelf beelden kunnen maken. Praktisch ingestelde leerlingen - en dat zijn er velen in het VMBO - vinden het prettig om er zelf aan te werken. De computer speelt steeds nadrukkelijker een rol in het zoeken en vinden van beelden.

Door het gebruiken van die beelden krijgen de leerlingen, als het ware vanzelfsprekend, meer greep op de hoofdgedachte - de kern van het gedicht. Ook komt het vormgevingsaspect nu nadrukkelijker naar voren. Als de gedichten klaar zijn, is er een beoordeling. De leerlingen bepalen mede het cijfer. Het is van belang dat ze relevante argumenten gebruiken. Bijvoorbeeld niet alleen volstaan met Ik vind het een mooi gedicht', maar ze moeten ook aangeven waarom ze dat vinden.

De neiging van leerlingen is groot om elkaar een goed cijfer toe te spelen. Indien het cijfer van mij wezenlijk afwijkt van de beoordeling van de leerlingen, moeten zij mij met nieuwe argumenten proberen te overtuigen van hun gelijk. Ik doe op mijn beurt hetzelfde. Dit spel levert vaak verrassende en leerzame discussies op.

Hieronder enige beoordelingen door leerlingen.

"het is een mooi beeldgedicht, alleen is het jammer dat de tekst niet uit het beeld komt en het is jammer dat het geschreven is. Erik 6 "

"het gedicht is mooi in elkaar gezet. Alleen de tekening hadden ze beter kunnen tekenen en ook kunnen inkleuren. Eindcijfer: 6 "

"het is een mooi beeldgedicht, allen hadden ze de zon in moeten kleuren en meschien andere kleur letter type. Rik eindcijfer: 8"

"henri het is meer een verhaal en je hebt veel spelfouten en de tekening had je kunnen tekenen cijfer 4"

8 Verrassende resultaten

Duidelijk is te merken dat de leerlingen in de eerste klas in aanvang veel moeite hebben om te doorzien wat ik van hen verwacht. Toch blijkt elke keer weer met hoeveel plezier ze hun verrassende resultaten aan de klas en mij tonen. Maar ook hier zijn altijd 'uitvallers':

Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx 193

leerlingen die niet of nauwelijks in staat zijn om een product te leveren. Vaak hebben zij allerlei redenen om niet op tijd hun werk af te hebben. Het is daarom belangrijk dat deze leerlingen samen met anderen het product maken, zodat ze toch een positief gevoel overhouden aan deze voor hen niet makkelijke opdracht.

9 Samenwerking met het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV)

In klas 2 en 3 wordt op dezelfde wijze met poëzie gewerkt. Wel wordt in klas 3 wat meer ingegaan op verschillende vormen van poëzie, bijvoorbeeld het maken van een limerick. In klas 3 is het plan om de gedichten op te nemen in het fictiedossier. Het totale plan voor klas 2 en 3 verdient bij ons op school nog extra aandacht. Wel is duidelijk dat samengewerkt gaat worden met de CKV-docenten. Literatuur wordt op onze school sowieso meer ingebed in kunst - en cultuurcomponenten.

In klas 4 ronden de leerlingen het fictiedossier medio maart af. Ik zal het fictiedossier nader toelichten.

In de eindtermen wordt in tegenstelling tot de eindtermen van de tweede fase niet gesproken van een leesdossier, maar van een fictiedossier. Dit betekent dat scholen niet strikt gebonden zijn aan lezen in de ruimste zin van het woord. Ook andere cultuuruitingen kunnen nu worden opgenomen in het dossier.

Een leerling uit de 3e klas maakte het volgende gedicht:

Gedicht!

Huiswerk huiswerk, gek word ik er van.

En de meester weet wel, dat ik het niet kan.

Ik kan niet rekenen, en ook niet tekenen. Problemen met talen, lees ook geen verhalen.

Wat kan ik dan wel?

Zit ik soms niet goed in me vel?

10 Fictiedossier

Drie jaar geleden zijn we op het Atlascollege, op de locaties Coornhert en Zuiderzee in Edam, gestart met het literatuurtijdschrift; nu dus fictiedossier. Dit dossier vormt de afsluiting van de lessen fictie en gedeeltelijk van de lessen CKV, die incidenteel werden gegeven. Het ligt in de bedoeling dat het onderdeel literatuur en CKV naast expressievakken opgaan in èèn geïntegreerd geheel. Iedere leerling stelt in zijn examenjaar zijn dossier samen. Hij/zij doet dit aan de hand van de in bijlage getoonde opdrachten.

94 I Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx

Het spreekt voor zich dat de samenstelling van het fictiedossier voorafgegaan wordt door lessen over fictie. In klas 4 wordt in de jaarplanning rekening gehouden met begeleidingsmomenten. Daarnaast wordt aandacht besteed aan proza- en poëzieanalyse. Uitgaande van de eindtermen die gesteld zijn voor het VMBO zijn de genoemde activiteiten vooral bedoeld voor leerlingen die de kaderberoepsgerichte-, gemengde en theoretische leerweg doorlopen. Voor de basisberoepsgerichte leerweg is het programma minder zwaar. Vaak heeft deze leerweg ook èèn lestijd minder op het rooster in klas 3 en 4. De docenten die lessen geven aan deze groepen stellen, in overleg, een ander pakket samen. In de weken 50, 51 en 52 wordt in klas 4 het onderdeel poëzieanalyse behandeld. Een stimulerende periode (Sinterklaas en Kerst).Vooral in de tweede helft van het schooljaar wordt een beroep gedaan op het zelfstandig werken van de leerling. Er worden ongeveer een achttal lessen besteed aan het maken van het fictiedossier.

In klas vier wordt een voorzichtig begin gemaakt met de theorie van de poëzie. Aandacht wordt besteed aan verschillende dichtvormen zoals: sonnet, limerick (ook al in klas 3). Sommige vormen komen in de uitleg naar voren, zoals een haiku en een acrostichon; het Wilhelmus is soms populair.

De gedichten die zich goed lenen voor interpretatie zijn Sterfbed van Jean Pierre Rawie, Op een konijn van Kees Stip en Marc groet 's morgens de dingen van Paul van Ostaijen. Vooral gedichten van Van Ostaijen stimuleren leerlingen om, vaak met de computer, typografische gedichten te maken.

Hier volgen twee gedichten die leerlingen in 1998 in hun fictiedossier hadden gezet. Kosovo

Vluchtende mensen op straat soldaten

een bommenwerper in de nacht

waarom moet er agressie zijn

vluchtende mensen op straat soldaten brand in de nacht waarom die agressie Vlucht mensen,

een soldaat!

De Spreekbeurt

Het is nu vakantie en ik denk bij m'n eigen

Hoe moet ik mijn spreekbeurt nou weer afkrijgen

Het is natuurlijk kut

Want wat heeft het ook voor nut

Mijn spreekbeurt is dus niet klaar (je zal me wel niet geloven) Maar het is echt waar

Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx 195

Ik ging dus naar de bieb maar daar was niets te halen Geen boek of informatie over m'n spreekbeurtverhalen Er zit dus niets anders op

Dan met een chagrijnige kop

Naar meneer Dorus te stappen

Om hem te vertellen over mijn `spreekbeurtgrappen' Ik kan er niets aan doen

En daarom ga ik met wat poen

Naar meneer Dorus om hem om te kopen

En daarna met een zeven de deur uit te lopen Dus alstublieft meneer Dorus maak me iets blijer Een goede voldoende is toch weer een meijer

11 Ten slotte

In totaal besteed ik ongeveer 22 lessen aan poëzie. In de basisberoepsgerichte leerweg wat minder. Uiteindelijk, zo hopen we, zal poëzie voor de VMBO-leerling niet meer gezien worden als een buitenbeentje in de toch al vreemde wereld van de literatuur. Het zou mooi zijn - en misschien komt het ooit eens - dat ook VMBO-leerlingen de weg naar poëzie-manifestaties leren vinden. Beeld, maar zeker ook muziek, zijn daarbij uiterst stimulerende factoren.

Bijlage

HET FICTIEDOSSIER EN DE BOEKENLIJST Algemene informatie

  • Het fictiedossier en de boekenlijst zijn een onderdeel van je eindexamenprogramma. In week 14 van het jaar 2001 lever je jouw fictiedossier in. Je mag je fictiedossier ook als een cd-rom aanleveren. Ook kun je een website maken.

  • Zorg ervoor dat je in de loop van het schooljaar het fictiedossier regelmatig aan mij laat zien. Zo voorkom je problemen.

  • Je krijgt voor je dossier een apart cijfer.

  • Naast dit cijfer krijg je ook een cijfer voor je boekenlijst (8 titels voor het c-niveau en 10 titels voor het d-niveau). Let op: je drie gelezen boeken uit klas 3 tellen mee!

  • Je doet een mondeling tentamen over je boekenlijst. Dit mondeling tentamen vindt plaats in de weken 15, 16 en/of 17 van het jaar 2001. Een week daarvoor heb ik van jou een lijst met de tien titels ontvangen.

96 I Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx

Het verplichte deel

  • Je maakt drie uitgebreide leeservaringsverslagen.

  • Je stelt een biografie van een schrijver samen.

  • Je schrijft een verhaal over een thema waarin jij, al lezende voor je lijst, interesse hebt gekregen.

  • Van twee boeken bedenk je een andere titel en je legt uit waarom je die titel hebt gekozen.

  • Ontwerp een voorkant voor je literatuurtijdschrift. Deze voorkant moet uiteraard betrekking hebben op je boekenlijst of op de inhoud van je dossier.

Je schrijft een gedicht. Muziek en of geluid erbij wordt aanbevolen.

  • Je schrijft en ontwerpt een flaptekst van je favoriete boek. Zorg ervoor dat de tekst en het ontwerp de aandacht trekken.

  • Beschrijf of je leessmaak en je interesse voor het lezen is veranderd. Wees kritisch op jezelf.

Het keuzedeel (kies drie opdrachten)

  • Je schrijft de auteur van een roman een brief waarin je uitlegt wat je goed of slecht vindt aan die roman.

  • Wijzig het slot van èèn van de gelezen boeken. Leg uit waarom je het slot juist zo hebt veranderd. Gebruik minimaal 200 woorden.

  • Sommige van je gelezen boeken zijn verfilmd. Werk de verschillen tussen het boek en de film uit.

  • Zoek bij een van je gelezen boeken muziek die volgens jou past bij het boek. Let vooral op sfeer en emoties. Maak mij schriftelijk duidelijk waarom jij voor die muziek hebt gekozen.

  • Je schrijft een brief aan een filmproducent waarin je hem probeert te overtuigen dat een van je gelezen boeken verfilmd moet worden. In de brief stuur je als bijlage een voorstel voor een scenario.

  • Je maakt een beeldverhaal met tekeningen of met foto's van een bepaalde scène uit een gelezen boek (groepsopdracht)

  • Je herschrijft een deel van het gelezen boek tot een hoorspel. Neem dit hoorspel op (groepsopdracht).

  • Je schrijft voor een jongerenblad een recensie over een van je gelezen boeken.

  • Je maakt een korte videofilm.

  • Als je ander idee hebt, kun je in overleg met mij dit idee uitwerken.

Wedden dat het lukt. Gedichten in het VMBO - Dorus Luyckx 197

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
literatuuronderwijs
schrijfonderwijs
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

14de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2000