Op weg naar een digitaal portfolio Nederlands

Frans van Hoek & Joke Koopman  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 92 - 94

Download artikel

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Ronde 3

Frans van Hoek & Joke Koopman CINOP

Contact: fhoek@cinop.nl

jkoopman@cinop.nl

Op weg naar een digitaal portfolio Nederlands

CINOP heeft de laatste jaren (als uitvoerder van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 van het ministerie van OCW) met scholen, veldvertegenwoordigers en experts gewerkt aan het Raamwerk Nederlands voor (v)mbo. Daarbij hoort een digitaal portfolio Nederlands, waarmee de Nederlandse taalvaardigheid van leerlingen in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in kaart kan worden gebracht. Omdat scholen voor hun onderwijs en administratieve processen gebruikmaken van verschillende softwaresystemen, is het digitale portfolio Nederlands via het internet toegankelijk gemaakt, zodat import en export van gegevens uit verschillende systemen mogelijk is.

Het mbo-veld vraagt om een taalportfolio dat is ingericht op basis van het taalprofiel van de opleiding die de student op dat moment volgt. Aan de hand van het taalprofiel is duidelijk welke taalprestaties van de student relevant zijn voor het portfolio. Die wens was leidend voor de verdere inhoudelijke uitwerking van een digitaal taalportfolio. Een dergelijk richtinggevend kader voorkomt dat steeds opnieuw moet worden bepaald welk product wel of niet in aanmerking komt als bewijs voor taalvaardigheid.

Er is een digitaal instrument ontstaan, waarmee de student van beginniveau tot aan het wettelijk vereiste eindniveau zijn voortgang (en de beoordeling daarvan) kan vastleggen. Hij voert taaltaken uit, vraagt feedback (aan een medestudent, een docent of een praktijkopleider) en laat zijn product beoordelen door een competente beoordelaar. Om welke taaltaken het gaat, wordt in overleg tussen student en portfoliobegeleider vastgelegd in persoonlijke ontwikkel- en activiteitenplannen (POP en PAP). Voor alle betrokkenen wordt duidelijk aan welke taalvaardigheden er op welk niveau en op welke manier wordt gewerkt.

Bewijzen van taalvaardigheid kunnen alleen worden opgenomen als ze binnen het kader van het taalprofiel passen. Bij voldoende bewijs kan het PAP worden aangepast en kan de student nieuwe taaltaken gaan uitvoeren, er feedback op vragen en ze laten beoordelen. Wanneer het ontwikkeltraject is voltooid, kan de summatieve beoordeling1 in gang

1 In een competentiegerichte leeromgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘summatieve’ en ‘formatieve’

beoordeling. Summatieve beoordeling is een eindbeoordeling die gericht is op het vaststellen of iemand de nodige competenties heeft – in dit geval: talige competenties – om in een bepaalde context te kunnen functioneren; formatieve beoordeling vindt plaats tijdens het leerproces en is gericht op diagnose en feedback.

92

4. Beroepsgericht secundair onderwijs

gezet worden. Tussentijds kan de student al een show case-portfolio opstellen voor derden aan wie hij zijn taalproducten wil laten zien.

Dat klinkt goed, zou je zo denken. Toch werken weinig scholen met het reeds opgeleverde digitale taalportfolio. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat het digitale portfolio aan de hand van het Raamwerk Nederlands voor (v)mbo in 2010 met enige terughoudendheid is gepresenteerd. Er is immers een nieuwe wettelijke standaard: het Referentiekader Taal van de commissie Meijerink. Doorlopende leerlijnen in de gehele onderwijskolom staan nu meer voorop: het wordt interessanter om het taalportfolio in te zetten over de schoolgrenzen heen. Daarom is er buiten de regionale opleidingscentra (roc’s) – maar ook meer en meer daarbinnen – behoefte aan meer generieke taalprofielen als basis. Het ministerie van OCW heeft daarom besloten het digitale portfolio Nederlands in 2011 om te laten zetten naar de nieuwe kaders. Het portfolio is nu geschikt gemaakt voor het Referentiekader Taal, waarbij scholen voor voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en mbo-scholen een keuze kunnen maken tussen meer of minder generieke taalprofielen, bijvoorbeeld tussen een generiek taalprofiel of een sectorspecifiek taalprofiel aan de ene kant of minder generieke opleidingsspecifieke taalprofielen aan de andere kant.

In het najaar van 2011 wordt ervaring opgedaan met het nieuwe digitale portfolio Nederlands op verschillende scholen voor vmbo en mbo. CINOP richt met elk van die scholen een taalportfolio in naar wens. Op basis van de ervaringen kan CINOP, waar nodig, verbeteringen aanbrengen en aanbevelingen doen voor het invoeringstraject. Voor de scholen kan het gebruik van het taalportfolio waardevolle inzichten opleveren voor wat betreft de organisatie en de inrichting van het onderwijs. Eerdere pilots maakten duidelijk dat werken met een taalportfolio voor scholen kan betekenen dat verdere aanscherping van het taalontwikkelend onderwijs nodig is of dat de organisatie en de inrichting van het onderwijs beter moeten worden afgestemd op de taken en rollen van de begeleiders en beoordelaars. Zeker waar het gaat om een samenwerkingsverband van scholen voor vmbo en mbo, bieden de pilots mogelijkheden voor ondersteuning van het proces van doorlopende leerlijnen taal.

De pilots in het najaar van 2011 zullen antwoord moeten geven op de vraag of de inzet van een digitaal portfolio Nederlands een bijdrage levert aan de volgende doelstellingen:

  • ondersteunen van de invoering van doorlopende leerlijnen taal in vo/mbo en mbo;

  • inzicht geven in het taalontwikkelingsproces van onderwijsdeelnemers in vo/mbo en mbo in relatie tot de wettelijke taaleisen;

  • reflectie stimuleren op de voortgang van de taalontwikkeling door de onderwijsdeelnemers zelf;

  • inzicht geven aan onderwijsdeelnemers en professionals (taaldocenten, beroepsvak- docenten, studieloopbaanbegeleiders, praktijkbegeleiders) in vo/vmbo en mbo in

4

93

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

de groei van taalvaardigheid op weg naar een hoger niveau;

• aantoonbaar maken aan derden welke resultaten door onderwijsdeelnemers zijn behaald ten aanzien van verwerving (niveauverhoging) van de Nederlandse taal in vo/vmbo en mbo.

De taalportfolio’s voor moderne vreemde talen en voor Nederlands als tweede taal zijn in de beroeps- en volwasseneneducatie (bve) vooral ingezet in de ontwikkelingsgerichte functie. Ook het digitale portfolio Nederlands is tot nu toe voornamelijk met het oog op die functie ontwikkeld. Toch zijn er scholen die het digitaal taalportfolio Nederlands ook in een summatieve functie willen inzetten. Het ministerie verkent de mogelijkheid en wenselijkheid van een summatieve functie van het digitale portfolio Nederlands en de eisen die die functie stelt aan de import en export van gegevens.

Uiterlijk in december 2011 kan iedere school (of elk samenwerkingsverband van scholen) voor vmbo en mbo werken met een vernieuwd digitaal portfolio Nederlands, gebaseerd op het Referentiekader Taal voor het (v)mbo.

Een drietal demofilmpjes van het digitaal portfolio Nederlands zijn te vinden op www.dpn.cinop.nl.

Ronde 4

Tiba Bolle

ITTA

Contact: t.c.bolle@uva.nl

Diagnose en remedie van taalachterstanden in het beroepsonderwijs1

De afgelopen jaren zijn we gaan beseffen dat taalverwerving ook na het basisonderwijs verder moet gaan. Veel leerlingen verlaten het basisonderwijs en ook het voortgezet onderwijs met achterstanden in hun taalontwikkeling. Dat betekent dat we in het voortgezet onderwijs en in het beroepsonderwijs bewust moeten werken aan de taalvaardigheid van onze leerlingen. Door invoering van de Centrale Examens taal en rekenen wordt het nog urgenter om te investeren in goed taal- en rekenonderwijs. Maar hoe werkt een leerling uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) die te laag

1Dit artikel is gebaseerd op het inhoudelijk model van Taal de baas, opgesteld doorhet ontwikkelteam, bestaande

uit Simon Verhallen van het College voor Examens, Karen Heij, Mirna Pit en Eefje Cadée van Bureau ICE enTiba Bolle, Yolande Timman en Jacqueline de Maa van het ITTA.

94

Labels

land
Nederland
onderwijstype
volwassenenonderwijs
voortgezet/secundair onderwijs
thema
beoordelingsinstrumenten
onderwijsleermateriaal
ICT

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011