Moedertaal tussen theorie en praktijk in het Middelbaar Beroepsonderwijs

Mariet van Goch  ·  7de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1993  ·  pagina 87 - 93

Moedertaal tussen theorie en praktijk in het Middelbaar

Beroepsonderwijs

Over het werken aan een schoolwerkplan Nederlands in het MDGO Mariet van Goch

Dat het moedertaalonderwijs in het mbo in beweging is, moge blijken uit de opkomst voor deze mbo-stroom en uit de bijdragen van sprekers en tijdens de discussies. De door wet- en regelgeving opgelegde wijzigingen bieden een kans om het vakgebied nieuwe impulsen te geven. In plaats van 'traditionele' oefeningen stijl, spelling en grammatica zijn in het beroepsonderwijs 'vernieuwende' vaardigheden als gericht schrijven en interviewen heel goed mogelijk. Ik wil demonstreren dat daarbij zowel inhouden die meer met 'theorie' of 'denken' van doen hebben mogelijk zijn als inhouden die meer 'praktijk' of 'doen' impliceren.

Ik beschrijf hoe ik probeer vakinhoudelijke -in termen van verwant aan de academische discipline- en beroepsgerichte inhoudselementen te verweven. Ik beschrijf lessen Nederlands uit mijn lespraktijk aan de mdgo-opleiding Mode en Kleding /aan het Spectrum-College Breda. Tevens wil ik een bijdrage leveren aan de vernieuwing van het vak in het mbo door te werken zonder leerboek met eigen lesmateriaal, systematisch en volgens een zekere leerlijn, met veel zelfwerkzaamheid en beoordeling door leerlingen en met goede voorbeelden.

1 Eindtermen voor het vak Nederlands(1)

De eindtermen voor het vak Nederlands waarop ik mijn huidige lesaanbod baseer, luiden als volgt2:

'De kandidaat:

kan spreek- en luistervaardigheid toepassen in de Nederlandse taal bij het verstrekken, verwerven en interpreteren van informatie op het gebied van mode en kleding, het onder de aandacht brengen en verhandelen van produkten en bij het verdedigen van standpunten

kan schrijf- en leesvaardigheid toepassen in de Nederlandse taal bij het maken, lezen en interpreteren van verslagen, rapporten en samenvattingen over het modegebeuren en aspecten daarvan

kan schrijf- en leesvaardigheid toepassen bij het voeren van handelscorrespondentie' (eindterm uitsluitend voor leerlingen die de studierichting commercie volgen, MvG) Bron: Handboek Examens zj.

Welke interpretatie ik aan de eindtermen geef, blijkt uit de hieronder volgende beschrijving van onderwerpen en activiteiten die ik aanbied aan leerlingen van de driejarige dgo-opleiding Mode en Kleding. De leerlingen zijn afkomstig uit VBO, mavo en havo. Ze variëren in leeftijd van 16 tot 24 jaar.

Voor een goed begrip: het vak Nederlands is een examenvak. Het behoort met de

87

vakken Engels, maatschappijleer, omgangskunde/verkoopkunde en drama tot het examenonderdeel algemene persoons- en beroepsvorming dat in het kader van schoolbeoordelingen wordt afgenomen. Om te slagen moeten leerlingen een voldoende halen voor alle examenonderdelen. Voor leerlingen die het vestigingsprogramma volgen, geldt een aanvullende eis: zij moeten voor Nederlands een 6.0 scoren. Het grootste aantal lesuren gaat uiteraard naar beroepsgerichte vakken; van de negen mogelijke examenonderdelen zijn er acht beroepsgericht.

Sinds een paar jaar kent de opleiding een periodenstructuur: elk leerjaar bestaat uit vier perioden van tien weken. De tien weken zijn in beginsel als volgt verdeeld: acht weken les, de negende week is een toetsweek en in de tiende week vinden projecten plaats. De eerstejaars-leerlingen krijgen vrij strikt volgens deze periodisering hun onderwijs. De tweedejaars-leerlingen zijn twintig weken op :school. De andere helft van het jaar lopen ze stage. De derdejaars volgen twintig weken les. Ze hebben een tienweekse stage- of afstudeeropdracht en zijn vanaf begin april bezig met de laatste centrale examens en schoolbeoordelingen.

2 Taalbeschouwing

In het eerste leerjaar krijgen de leerlingen één lesuur Nederlands. Taalbeschouwing staat centraal in het eerste blok van tien weken. In de syllabus, samengesteld door een enkele jaren geleden nog bestaande moedertaalsectie van een aantal dgoopleidingen, komen de volgende elementen aan bod: het doel van moedertaalonderwijs, de begrippen taalbeschouwing, taalbeheersing, taalvaardigheden, communicatie, functies van taal, geschiedenis van taal en taalontwikkeling bij kinderen. Bij vrijwel elk onderwerp staan opdrachten. Zo wordt in de paragraaf over taalbeschouwing de plaats besproken van een tiental modale bijwoorden, op een schaal die loopt van 'zeker' naar 'onzeker'. Een paar oefeningen bij functies van taal vragen om een beschrijving van voorwerpen, gevoelens en situaties waarin taal een verschillend effect heeft. Naar aanleiding van de presentatie van een communicatiemodel oefenen we een dialoog tussen een sollicitant en de koffiejuffrouw van een bedrijf en vervolgens één tussen de sollicitant en de directeur van hetzelfde bedrijf. Pictogrammen komen aan bod bij de geschiedenis van taal en de geschiedenis van het Nederlands. De paragraaf over kindertaal besluit met de opdracht een schema van de taalontwikkeling van een kind te maken in de periode tot vijf jaar. De kennismaking met taalonderwijs in deze vorm dient als grondslag voor de overige onderdelen van het leerplan. De meeste leerlingen zeggen de inhouden als nieuw te ervaren!

3 Lezen

In het tweede blok staat leesvaardigheid op het programma met het accent op studerend lezen. Eerst komt de opbouw van een zakelijke tekst aan de orde en is er even tijd voor schrijfvaardigheid bij het toepassen van eenvoudige tekststructuren volgens de welbekende trits inleiding-kern-slot. Vervolgens besteed ik aandacht aan alinea's, voordat ik bij de vraag beland hoe we een zakelijke tekst kunnen lezen. De leerlingen maken kennis met oriënterend lezen, globaal lezen en intensief of studerend lezen. Aan de hand van leerboekteksten bespreken we manieren van lezen en

88

leesdoelen. In dit blok leg ik relaties met andere vakken. De bestudering van de inhoudsopgave van het leerboek marketing of recht levert meer begrip op. Het blok eindigt met het maken van een structuurschema van een zakelijke tekst.

Tot nu toe kan ik stellen dat ik onderwerpen en activiteiten min of meer verwant aan de academische discipline heb beschreven, meer gericht op een 'algemene persoonsvorming' dan op 'beroepsvorming'. Bij de volgende onderwerpen en activiteiten leg ik meer relaties naar de latere beroepspraktijk.

4 Handelsbrieven schrijven

Het derde blok is gewijd aan een bepaalde soort zakelijke tekst: de handelsbrief. Schrijfvaardigheid staat centraal in het onderdeel correspondentie. Daarbij verwijs ik naar het schrijven van handelsbrieven in het werkveld. De lessenserie begint met een algemene inleiding over soorten brieven, doelen, publiek, uiterlijke vormkenmerken, inhoud, over de samenhang tussen vorm, structuur en compositie en over taalgebruik. Bij elke soort brief hanteer ik vervolgens dezelfde benaderingswijze: formulering van het doel, formulering van het publiek, inhoud, vorm, uiterlijke vormkenmerken en taalgebruik. Bij de bespreking van de compositie ga ik uit van de trits inleiding, kern, slot. Met die indeling hebben de leerlingen in het vorige blok kennisgemaakt. Bij het schrijven en lezen van teksten zullen zij hier steeds aan herinnerd worden. Het schrijven van de brieven oefenen we op diverse manieren. De leerlingen maken alleen of in tweetallen een brief of we stellen klassikaal op het bord een tekst op. Soms leg ik hun slechte voorbeelden ter correctie voor, waarin ze fouten op het vlak van inhoud, vorm en taalgebruik ontdekken en verbeteringsvoorstellen formuleren. En ze krijgen eigen en elkaars brieven ter verbetering en beoordeling voorgeschoteld. Het blok besluit met een toets correspondentie. Bij de beoordeling let ik op: aan de opdracht voldaan, inhoudelijke samenhang, taalgebruik, compositie en uiterlijke verzorging.

5 Interviewen

In het laatste blok komt dit jaar spreek- en luistervaardigheid in combinatie met schrijfvaardigheid aan de orde volgens het voorgenomen schoolwerkplan. Leerlingen krijgen de opdracht om een persoon uit het toekomstige werkveld te interviewen of een deskundige op enig gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde, en om verslag te doen van het gesprek. Aan het einde van het blok leveren ze een werkstuk in dat bestaat uit een inleiding met de doelstelling van het interview en een verantwoording van de werkwijze, een verteld verslag van het gesprek, een nawoord en een drietal bijlagen: de voorbereide vragenlijst, de gerealiseerde vragenlijst en het commentaar van de geïnterviewde. Tijdens de lessen besteden we aandacht aan doelen, fasering en soorten interviews, soorten vragen en manieren van verslaglegging. Er is niet alleen aandacht voor het resultaat, maar ook voor het proces dat eraan ten grondslag ligt. Zo krijgen ze inzicht in de effecten van non-verbale communicatie bij een tweegesprek. De les over soorten vragen leent zich goed voor mondelinge taalvaardigheden. Leerlingen vuren dan vragen af op een klasgenoot met een weekendbaantje bij een modezaak of we bespreken vraaggesprekken van de tv en uit

89

de krant. Het eigenlijke verslag beoordeel ik aan de hand van de criteria: aan de opdracht voldaan, inhoudelijke samenhang, taalgebruik, compositie en uiterlijke verzorging.

In hun nawoord geven leerlingen er steeds blijk van het spannend te vinden een interview te houden met iemand die ze meestal nauwelijks kennen. Ze zoeken vaak iemand op die ze via een weekendbaan, een toekomstig stage-adres of gewoon via via kennen. Ze zeggen het prettig te vinden om op deze manier in een buitenschoolse situatie een 'schoolse' opdracht uit te voeren.

6 Koerswijziging

Met ingang van dit schooljaar ondergaat de opleiding een koerswijziging. Het basisjaar van de opleiding duurt zes lesblokken van tien weken in plaats van vier. Een begin van doorbreking van het leerstofjaarklassensysteem. Toch onderscheidt het tweede leerjaar zich nog van het eerste: het is een examenjaar. Voordat de leerlingen op stage gaan, kiezen ze voor een studierichting waarin ze centraal examen zullen doen. Afhankelijk van de gekozen richting sluiten ze aan het einde van het zesde lesblok een aantal vakken af. In het derde jaar volgt dan een verdieping in de richting van de gekozen specialisatie. Het vak Nederlands wordt daar niet meer aangeboden. Dat impliceert een afsluiting na anderhalf jaar tenzij de leerling voor een studierichting met vestiging kiest. In de overgangsfase waarin de opleiding zich bevindt, krijgen de tweedejaars van nu hetzelfde programma als de huidige derdejaars, gedurende twee lesuren per week.

7 Gericht schrijven

De twee lesblokken in het huidige tweede en derde jaar besteed ik aan gericht schrijven. De inhoudsomschrijving voor het examen Nederlands luidt:

'de leerling past spreek-, luister-, schrijf- en leesvaardigheid toe bij:

1 het samenstellen van een documentatiemap over een onderwerp op het rand)gebied van mode en kleding of op het gebied van de Nederlandse taal. De documentatiemap bevat tenminste: inleiding/verantwoording, informatiemateriaal zoals krante- en tijdschriftartikelen en een bibliografie.

2 het uitvoeren van een zelf gefomuleerde schrijfopdracht die betrekking heeft op de verzamelde documentatie over het gekozen onderwerp met behulp van die documentatie. De leerling schrijft in een bepaalde tekstsoort voor een vooraf bepaald doel. Tot de mogelijke tekstsoorten behoren brief, krante- of tijdschriftartikel, verslag spreekbeurt/gastles/lezing, verteld interviewverslag, reportage, circulaire. De tekst dient een verhalend, informatief en/of overtuigend doel. De in typoscript uitgevoerde opdracht dient uit ongeveer honderd regels te bestaan.' Bron: Examengids cohort 1991-1994, 1993)

Bij de uitleg van dit onderdeel schrikken leerlingen: het lijkt moeilijk en veel. In de loop van de lessen raken ze meer en meer enthousiast. Zodra ze een onderwerp hebben gevonden, gaat het onderdeel leven. Docenten wordt om informatie gevraagd, leerlingen overhandigen elkaar tijdschriftartikelen, briefkaarten met het verzoek om informatie laten ze zien. Ondanks de krapte in lesuren zal ik gericht schrijven blijven

90

handhaven. In dit onderdeel zit 'alles'; alle taalvaardigheden komen in samenhang aan bod: leerlingen lezen en vergelijken artikelen uit kranten en tijdschriften; ze bellen of interviewen iemand om aan informatie te komen; ze maken een samenvatting van een door radio of tv uitgezonden programma dat met hun onderwerp te maken heeft; ze schrijven, lezen, laten lezen, beoordelen en herschrijven. Een maatregel die ik in de laatste jaren heb genomen, is het aanbieden van de leerstof in een reader. Het in klasseverband bespreken van bijvoorbeeld inhoudelijke en vormaspecten van een dagboekfragment of krante-artikel nam te veel tijd in beslag. De inhoudelijke verandering die ik vorig jaar heb aangebracht, bestaat uit het door de leerlingen zelf laten formuleren van hun eigen schrijfopdracht: ze bepalen zelf voor wie en met welk doel en in welke tekstsoort ze schrijven over hun gekozen onderwerp. Voorheen legde ik leerlingen een aantal keuze-opdrachten voor.

Aan de hand van de reader behandelen we de 'theorie': opdracht schoolbeoordeling gericht schrijven, beoordelingsaspecten schoolbeoordeling gericht schrijven, richtlijnen voor de aanpak van de schoolbeoordeling, richtlijnen documentatiemap gericht schrijven, tekstdoelen, tekstsoorten en tekstcomposities. De richtlijnen voor de aanpak bestaan uit aanwijzingen voor de keuze van het onderwerp en het omgaan met informatie: verzamelen, verwerken en verstrekken. De richtlijnen voor de documentatiemap bestaan uit een opsomming van onderdelen die in de documentatiemap moeten zitten.

De paragrafen over tekstdoelen, -soorten en -composities bevatten richtlijnen en lees-en schrijfopdrachten. Bij de benadering ga ik steeds weer uit van de indeling: inhoud, vorm/structuur, taalgebruik; structuur betekent aandacht voor inleiding, kern, slot. Voorafgaand aan de paragraaf over tekstdoelen vraag ik een groep leerlingen in tweetallen te werken aan het schrijven van een overtuigende tekst over een groep jongeren met een buitengewone maat; een andere groep maakt een informatieve tekst en een derde groep stelt een verhalende tekst op over hetzelfde thema. Zo probeer ik te achterhalen wat leerlingen al weten over informeren, overtuigen en verhalen.

Bij de behandeling van de tekstsoort krante-artikel laat ik leerlingen onder andere het sprookje van Roodkapje actualiseren en herschrijven in de vorm van een nieuwsbericht. De vergelijking van voorpagina's van landelijke dagbladen is een terugkerende activiteit. De betrouwbaarheid van een tekst komt aan de orde bij een advertentie over een afslankmiddel. De tekstsoorten die we bespreken zijn: dagboekfragment, krante-of tijdschriftartikel, tekst gastles of lezing, brief waaronder sollicitatiebrief en circulaire, interviewverslag, reclametekst. Met enkele onderdelen hebben de leerlingen in vorige blokken kennis gemaakt. In plaats van doel op zich zijn die onderwerpen en activiteiten middel geworden bij het toepassen van een totaalvaardigheid.

In de paragraaf over tekstcomposities komen opnieuw tekststructuren aan bod. Leerlingen maken kennis met relaties in teksten en soorten composities. Ze werken aan alinea's en signaalwoorden door bijvoorbeeld te spelen met teksten waarvan de alinea's door elkaar geschud zijn.

Na de reader doorgenomen te hebben, besteden we aandacht aan het beoordelen van teksten. Op teksten van het voorgaande jaar passen leerlingen het in het begin van het blok gepresenteerde beoordelingsschema toe. In tweetallen geven zij een waarde-

91

ring. Het geeft hen meer inzicht in manieren waarop zij naar hun eigen en andermans teksten kunnen kijken. Bij de beoordeling onderscheid ik documentatiemap) en schrijfopdracht. Bij documentatie ken ik punten toe voor de aspecten: inleiding/verantwoording/schrijfopdracht, verwerven van informatie, verwerken van informatie, bibliografie en uiterlijke verzorging. Voor elk aspect kunnen leerlingen tien punten scoren. Bij de schrijfopdracht zijn de volgende aspecten van belang: aan de opdracht voldaan, inhoudelijke samenhang, taalgebruik, compositie en uiterlijke verzorging. De eerste drie aspecten kunnen maximaal vijfentwintig punten opleveren, het vierde vijftien punten en voor het laatste aspect zijn tien punten te verdienen.

In de resterende tijd van het blok werken leerlingen aan de formulering van hun eigen schrijfopdracht en het concipiëren van de uitwerking ervan. Ze laten kladversies zien aan mij en aan elkaar; ze schrijven en herschrijven een inleiding of een verantwoording of ze werken aan de ordening van hun documentatiemap.

In hun nawoord geven leerlingen onder meer aan: dat ze soms met moeite aan hun materiaal dat uit verschillende bronnen afkomstig moet zijn, zijn gekomen - dat ze het een moeilijke maar interessante opgave vonden - dat ze er met plezier aan gewerkt hebben onder meer omdat ze zelf het onderwerp mochten kiezen - dat ze er veel van geleerd hebben - dat het formuleren van de schrijfopdracht niet makkelijk was - dat ze dit onderdeel fijner vonden dan tekstverklaring - dat ze er veel tijd aan besteed hebben...

8 Lezen, schrijven, spreken en luisteren

Voor de leerlingen die het volgend schooljaar het vestigingsprogramma volgen, staat één uur Nederlands op de rol, gedurende tweeëneenhalf lesblok. Zij krijgen te maken met ingewikkelde correspondentie-opdrachten die zij met de computer gaan uitvoeren. Daarnaast staat -met een knipoog naar het commerciële (middenkader-)werkveld- op het programma: vergader-, notuleer-, discussie-, telefoon-, instructie- en commerciële gesprekstechnieken. Een en ander wil ik relateren aan de gericht schrijfopdracht die de leerlingen in het jaar daarvoor hebben uitgevoerd en aan de stageervaringen die ze hebben opgedaan. Met de ontwikkeling van dat nieuwe stukje leerplan ben ik nog bezig.

In vergelijking met voorgaande jaren heb ik verandering aangebracht in de volgorde van het aanbod. Het onderdeel interview heb ik verplaatst naar het eerste leerjaar. Dat is ten koste gegaan van een lesblok over vergaderingen en discussies dat voorheen alle leerlingen in het basisjaar kregen. De toespitsing van de genoemde technieken in het derde jaar op de totaalvaardigheden van het tweede leerjaar en de stage-ervaringen is nieuw.

Bij het geven van de lessen Nederlands probeer ik steeds verbanden te leggen met. eerdere lesblokken door een nadruk op een systematische aanpak van elk taalkarwei en door verwijzing bij de behandeling van deelvaardigheden naar totaalvaardigheden waarmee ze in het lesblok over taalbeschouwing kennis hebben gemaakt. Ook probeer ik ze vertrouwd te maken met een herkenbare manier van beoordelen door waar mogelijk dezelfde criteria te hanteren. Bovendien krijgen leerlingen de opdracht

92

eigen of andermans werk volgens die normen te toetsen. De meeste oefeningen laat ik de leerlingen individueel of in tweetallen in de les maken. Alleen voor interviewen en gericht schrijven moeten ze thuiswerk verrichten.

Met het aanbod van gericht schrijven in het examenjaar en het basisprogramma denk ik zonder meer met de leerlingen aan het behalen van de eindtermen te werken. De ruime omschrijving biedt genoeg mogelijkheden om met andere onderdelen bezig te zijn dan met deeloefeningen stijl, spelling en grammatica. Ze geeft de ruimte om zowel 'theoretische' inhouden aan te bieden die te maken hebben met de academische discipline of die te denken geven als inhouden die door een beroepsgerichte invulling meer 'praktisch' genoemd kunnen worden, die meer met vaardigheden van doen hebben. In mijn schoolwerkplan Nederlandse taal probeer ik beide aspecten te verweven. Daarmee slaag ik erin leerlingen warm te houden voor dit algemeen vormende leergebied in het beroepsonderwijs.3

Noten

  1. De officiële benaming voor het vak aan de opleiding luidt 'Nederlandse taal'. In dit artikel spreek ik over het vakgebied Nederlands.

  2. Ik spreek over eindtermen van de tweede generatie. Voor onze opleiding heeft de minister geen nieuwe eindtermen vastgesteld. Hij zal dat ook niet doen! In de verwante opleiding is geen sprake meer van een apart leergebied Nederlands. Algemene vorming moet geïntegreerd worden aangeboden binnen beroepsgerichte leerstof.

  3. Ik ben heel benieuwd wat er met ons vakgebied gebeurt. Scholen kunnen steeds meer voor een eigen beleid kiezen op het gebied van algemene vorming. Ook binnen het instituut waar ik werk, speelt die discussie. Een extra reden voor neerlandici werkzaam aan het MBO zich te roeren?!

Literatuur

Examengids cohort 1991-1994, Spectrum-College Breda, Breda, 1993

Informatiseringsbank Produktgroep Examendienst, afd. MBO-redactie, Handboek examens Middelbaar Dienstverlenings- en Gezondheidszorgonderwijs, Groningen z.j., Hoofdstuk 18, 1-32

93

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
leesonderwijs
schrijfonderwijs
taal bij andere vakken
land
Nederland
onderwijstype
volwassenenonderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

7de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1993