De taalontwikkeling in het curriculum van Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD); de module ‘Rapportage’ als voorbeeld

Pauline Warrenaar  ·  26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2012  ·  pagina 95 - 102

Download artikel

4. Hoger onderwijs

  1. Waarom vinden studenten dit zo prettig?

Studenten komen, door een nadruk op de alinea, los van de tekst als geheel. Veel studenten zijn, wanneer ze op het schrijfcentrum komen, niet (meer) in staat om kritisch naar hun eigen teksten te kijken. De kritische blik kan weer gestimuleerd worden wanneer studenten hun aandacht op afzonderlijke alinea's richten: ze abstraheren de kern- boodschap, bestuderen samenhang en onderzoeken principes om informatie te ordenen... Op die manier leren ze op een abstracter niveau over hun werk na te denken. Een ander voordeel is dat de alinea een hulpmiddel is dat studenten zelf ter hand kunnen nemen om de structuur van de eigen tekst te beoordelen en te reviseren. Met andere woorden: ze hebben het gevoel dat ze problemen zelf hebben opgelost en kunnen oplossen.

  1. Slot

Hoewel de alinea zonder meer een essentieel onderdeel is van een geschreven tekst, vergeten studenten (en zelfs universitair docenten en promovendi) vaak hoe de alinea kan helpen bij het schrijven en reviseren van een tekst. Op het ASN proberen we de student weer fundamenteel te laten nadenken over de tekst en de alinea's daarin, hetgeen verrassend effectief blijkt te zijn.

Ronde 6

Pauline Warrenaar

De Haagse Hogeschool

Contact: p.m.h.warrenaar@hhs.nl

De taalontwikkeling in het curriculum van Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD); de module 'Rapportage' als voorbeeld

1. Inleiding

De taalontwikkeling stopt niet bij de start van het hoger onderwijs. Studenten die kiezen voor een opleiding in het hoger onderwijs staat een nieuw en onontgonnen taalgebied te wachten: dat van de studie en het werkveld. Bij het opzetten van breed taal- beleid voor de opleiding 'Maatschappelijk Werk en Dienstverlening' (MWD) werd vrij snel duidelijk dat er in het onderwijsprogramma ruimte moest komen voor de ont-

95

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

wikkeling van de taalvaardigheid tot het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar; de sociaal werker in dit geval. Hiervoor is nodig dat de studenten de 'nieuwe' taal aangereikt krijgen, dat ze in hun taalontwikkeling gestimuleerd en gemotiveerd worden en dat er mogelijkheden zijn om met de taal te oefenen. De afgelopen jaren is er hard gewerkt om dat te realiseren.

In dit artikel zal ik allereerst de twee belangrijkste knelpunten beschrijven die in 2009 binnen het team van MWD bestonden rond het taalonderwijs in het onderwijsprogramma. Vraagstukken rond de schrijfvaardigheid en twee belangrijke schrijftaken binnen de opleiding waren: het rapporteren en het schrijven van het bachelmproefverslag, oftewel de eindscriptie. Vervolgens zet ik uiteen hoe er is gewerkt aan een leerlijn `schrijfvaardigheid' binnen het onderwijsprogramma van het eerste en het tweede studiejaar van MWD: de uitgangspunten, de vorm van het taalonderwijs en de opbrengst van de vernieuwing voor studenten en docenten.

Tijdens de presentatie wordt het vak 'Rapportage' bij de opleiding MWD als voorbeeld genomen voor een gesprek over de mogelijkheden om de taalontwikkeling in het onderwijsprogramma van een opleiding in het hoger beroepsonderwijs (hbo) vorm te geven en om als taaldocent een taalrijke leeromgeving te creëren voor de studenten.

2. Vraagstukken rond het taalonderwijs van MWD in 2009

Tot 2009 was er bij MWD weliswaar aandacht voor schrijfonderwijs binnen het curriculum, maar stond het schrijfonderwijs redelijk geïsoleerd van de andere vakken. Er was één module van zeven lessen in het tweede leerjaar, waarin aandacht werd besteed aan het rapporteren over de hulpverlening aan de cliënt. Dit, naast één les schrijfvaardigheid in de propedeusel, waarin er aandacht was voor algemene criteria voor zakelijke teksten.

2.1 Rapportage

Binnen zeven lessen maakten studenten destijds kennis met de tekstsoort van de rapportage en het rapporteren en moesten ze zich in de taak zien te bekwamen. Door het beperkte aantal lessen dat beschikbaar was, bestonden de lessen grotendeels uit uitleg. Op grond daarvan en met enkele voorbeelden in het studieboek, schreven studenten hun eindopdracht. Veel ruimte om te oefenen met de tekstsoort of om deze van verschillende kanten te bekijken en de achterliggende keuzes en effecten ervan te doorgronden, was er niet. Voor mij, als docent in schrijfvaardigheid, was dat niet altijd bevredigend. Met grotendeels uitleg en instructie is het vooral de docent die actief is en niet de student. Dit, terwijl de studenten degenen waren die zich de tekstsoort en

96

4. Hoger onderwijs

de functie ervan hadden eigen te maken. Het kostte bovendien veel moeite om bij aanvang van de module een gedeeld beginniveau te vinden. Er bleek immers nauwelijks sprake te zijn van gedeelde kennis rond de conventies van zakelijke teksten in het algemeen, laat staan van de specifieke tekstsoort van de rapportage. Daarnaast was er grote diversiteit onder de studenten, wat betreft vooropleiding en culturele achtergrond. Het gevolg was dat het moeilijk bleek om vorm te geven aan het leerproces en de feedback die ik gaf op conceptteksten was zeer uiteenlopend en leek bovendien niet altijd goed te landen. Het was daardoor moeilijk om de behaalde resultaten te kunnen herleiden naar het onderwijs en aan te sluiten bij een systematische ontwikkeling van de professionele schrijfvaardigheid bij de studenten. Van transfer van de kennis en vaardigheden naar andere vakken leek nauwelijks sprake. Het was niet de meest bevredigende uitkomst van de investering in het onderwijs en de ontwikkeling van de studenten die je je als docent kunt indenken.

2.2 Bachelorproef

Een soortgelijke situatie deed zich voor bij de bache/mproefverslagen van de vierdejaarsstudenten, bij de invoering van praktijkgericht onderzoek in het hoger beroepsonderwijs in de afgelopen jaren. Het doen en verslagleggen van onderzoek vraagt om een hoeveelheid aan complexe en abstracte cognitieve vaardigheden en schrijfvaardigheden. Ook hier moest worden uitgezocht waar in de opleiding de studenten de ruimte werd geboden om te oefenen met de deelvaardigheden, vóórdat zij zelfstandig aan het bache/mproeftraject begonnen. Die ruimte was er nog niet voldoende. Studenten begeleiden tijdens dat project bleek daardoor een uiterst moeizame taak. Immers, waar te beginnen?

In beide situaties waren er te veel factoren in het spel om de resultaten of struikelblokken in het proces te kunnen herleiden naar de oorsprong om vervolgens een adequate onderwijsaanpak te kunnen kiezen op een geschikte plek in het onderwijsprogramma.

3. Professionele taalontwikkeling binnen het curriculum van MWD sinds 2009 3.1 Taalontwikkeling in MWD

Hoe zorgt een hbo-opleiding ervoor dat er taalvaardige beginnende beroepsbeoefenaars afgeleverd worden en dat er tijdens de studie geen kans onbenut blijft om de taalontwikkeling van de studenten te stimuleren? Met de onderwijsvernieuwing van de afgelopen jaren heeft MWD ook breed taalbeleid ontwikkeld. Daarbij heeft de opleiding ervoor gekozen om uit te gaan van de taalontwikkeling tot beginnende beroeps- beoefenaar die een hbo-student heeft door te maken. Er is bewust voor gekozen om

97

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

het taalonderwijs ten dienste te stellen van het beroep en de studie, met reële en functionele schrijftaken. Van beroepsschrijftaken gaat een sterk motiverende werking uit voor studenten. Ze geven de taalontwikkeling immers een duidelijke focus.

Taalbeleid MWD

Het brede taalbeleid van MWD (Warrenaar 2010) is gebaseerd op 3 uitgangspunten:

  1. taal in het curriculum;

  2. ondersteunend taalonderwijs;

3. taalontwikkelend lesgeven door het volledige docententeam.

a.d. 1 Taal in het curriculum

"Het onderwijssysteem van MWD vt wil de taalontwikkeling binnen de hbo-opleiding bevorderen en binnen het onderwijsprogramma uitdagend taalonderwijs aanbieden, passend bij relevante studietaken en beroepstaken binnen MWD, vanaf een nader te bepalen beginniveau tot een nader te bepalen eindniveau van professionele taalvaardigheid" (Warrenaar 2010).

Afbeelding 1: Uitgangspunten van het taalbeleid van MWD (Het brede taalbeleid en de trainingen in taalontwikkelend lesgeven zijn eerder behandeld op HSN-24 en HSN-25).

3.2 Kader en leerlijnen: talige startcompetenties en kerncompetenties van de maatschappelijk werker.

Voor het onderwijs in schrijfvaardigheid zijn er een aantal beroepsschrijftaken gekozen die een MWD'er moet kennen en beheersen als beginnend beroepsbeoefenaar en als student om goed door de studie te komen. Rond die taken is het schrijfonderwijs vormgegeven. Het zijn 'de rapportage' en let onderzoeksverslag'.

Om het hbo-niveau van het schrijfonderwijs en van de professionele taalontwikkeling te borgen, is ervoor gekozen om te werken met de talige startcompetenties voor algemene taalvaardigheid in het hoger onderwijs (Bonset & De Vries 2009), gekoppeld aan de kerncompetenties van de maatschappelijk werker zoals de opleiding die hanteert. Zo is er een kader ontstaan waarbij de studenten een ontwikkeling doormaken van schrijfvaardigheid op B2-niveau tot Cl-niveau (volgens het Europees Referentiekader), gericht op professionele taalontwikkeling. Die ontwikkeling is opgebouwd rond de beroepstaken van rapportage en het onderzoeksverslag. Inmiddels zijn er leerlijnen gecreëerd voor het eerste en tweede leerjaar.

98

4. Hoger onderwijs

Propedeuse

periode 1: schrijf- en onderzoeksvaardigheden

periode 2: rapportage 1 periode 3: rapportage 2 periode 4: literatuurstudie

periode 4: het assessment (simulatie van een cliëntgesprek, gevolgd door een rapportage over het gesprek).

Hoofdfase 1 (leerjaar 2)

periode 4: rapportage en taalbeheersing

Afbeelding 2: De modules in het curriculum van MWD gericht op schrijfvaardigheid en de beroepstaken van rapportage en literatuurstudie.

3.3 Koppeling schrijfvaardigheid en beroepstaken

De leerlijnen zorgen ervoor dat de ontwikkeling van schrijfvaardigheid niet langer geïsoleerd staat in het curriculum en dat de koppeling is gemaakt met het beroep. Studenten krijgen de talige tools aangereikt om in het toekomstige werkveld actief aan de slag te kunnen. Het maatschappelijk werk is immers een talig beroep.

3.4 Samenwerking tussen vakdocenten en docent Nederlands

Opvallend aan de leerlijnen is dat de modules door zowel vakdocenten als door de docent Nederlands worden verzorgd. Bij de modules die gericht zijn op onderzoek, wordt in de propedeuse sterk ingezet op de kenmerken en vormeisen van het onderzoeksverslag en het schrijf- en onderzoeksproces, naast literatuurstudie en informatie- vaardigheden. In de latere leerjaren verzorgen de menswetenschappers binnen de opleiding het onderwijs rond praktijkgerichte onderzoeksmethodieken.

3.5 Duidelijke verwachtingen

De leerlijnen bieden bovendien helderheid over de taalontwikkeling in het onderwijs. We kunnen vanaf periode 1 van de propedeuse duidelijkheid scheppen rond de verwachtingen bij verslagen die tijdens de studie gemaakt worden. Dat creëert een gezamenlijk en gedeeld startpunt bij schrijftaken. We werken aan de hand van een lijst met criteria voor zakelijke teksten die vervolgens bij alle vakken en schrijftaken wordt gehanteerd. Dat bevordert de transfer en eenduidigheid in het onderwijs en zorgt voor herhaling van de oefening. Feedback landt op die manier beter dan voorheen.

99

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

3.6 Ruimte voor oefening en de rol van de docent als stimulator in het taalleerproces

Tot slot wordt er met de nieuwe leerlijnen vanaf jaar één ruimte gecreëerd voor oefening met schrijfvaardigheid op verschillende niveaus in de opleiding. Het is de taak van de docent om een zo `taalrijk' mogelijke leeromgeving te creëren voor iedere student. De docent is de motivator en stimulator van het taalleerproces dat de studenten doorlopen. De ontstane ruimte in het programma geeft de docent daarbij de mogelijkheid om zich aandachtiger te verdiepen in de beginsituatie van de studenten en om aan te sluiten bij het proces dat zij doormaken in hun taalontwikkeling. Mijn ervaring is dat de docent vooruitloopt in het ontwikkelingsproces en anticipeert op de obstakels die studenten tijdens het taalleerproces tegen kunnen komen. Dat zijn de thema's waar je als docent werkvormen voor kunt bedenken in het onderwijs. De modules kunnen jaarlijks worden bijgesteld op grond van de ervaringen die tijdens de les met de studenten zijn opgedaan.

Taalbeleid en toetsbeleid

"Motto:

Zet in op een taalleerproces en niet op een taalcontroleerproces Controleer datgene wat nodig en reëel is.

En geef studenten de gelegenheid en de kans om te groeien.

  1. Reële en functionele taaleisen

  2. Eerst het leren en dan het toetsen of examineren!

  3. Groeimodel in plaats van eenmalig aanbieden en toetsen

  4. Let op de kwaliteit van toetsen en tentamens".

(Van der Westen 2010)

Afbeelding 3: Aandachtspunten van een taal- en toetsbeleid, gericht op de taalontwikkeling van studenten.

Bij het opzetten van het nieuwe onderwijsprogramma en het taalonderwijs daarbinnen is gewerkt vanuit de principes van het leerlijnenmodel van De Bie, het taal- en toets- beleid zoals geformuleerd door Van der Westen (2010) en de visie op (breed) taalbeleid gericht op taalontwikkeling, zoals opgenomen in het Taalbeleidsplan van MWD (Warrenaar 2010).

4. Drie keer Rapportage

In het vernieuwde programma komt de beroepstaak van het rapporteren drie keer terug. Bij 'Rapportage 1' maken studenten kennis met de rapportage; de soorten en

100

4. Hoger onderwijs

doelen. Vakdocenten introduceren deze kerntaak van het maatschappelijk werk. Studenten buigen zich bij 'Rapportage 2' dieper over de inhoudelijke overwegingen rond rapporteren: hoe maak je een probleemanalyse, welke informatie neem je wel op in de rapportage en welke niet?

Wanneer de studenten in het tweede jaar in mijn klas belanden, bij 'Rapportage en taalbeheersing', is er inmiddels een behoorlijke mate van gedeelde inhoudelijke deskundigheid en bekendheid met de tekstsoort aanwezig bij de studenten. Dat is een groot verschil met de situatie in 2009. De aanwezige kennis maakt dat we ons gezamenlijk kunnen verdiepen in een complexere casus, om zo de talige kant van de rapportage — namelijk de communicatiesituatie waarin de tekst functioneert en de overwegingen tijdens het schrijfproces — grondig te verkennen, ondersteund met allerhande voorbeelden en werkvormen. Dit nog vóórdat studenten de eindrapportage schrijven. De studenten hebben door op die manier te werken de aandachtspunten van de rapportage nogmaals goed kunnen bekijken, voordat in het derde jaar de stage begint en ze de vaardigheden in de praktijk mogen inzetten.

Kortom: het taalleerproces en de taalontwikkeling van de student zijn in het onderwijsprogramma van MWD centraal komen te staan. Het is aan de docent om een taal- rijke leeromgeving te creëren. Een taak, die een duurzamer resultaat oplevert dan de zeven lessen met uitleg van voorheen en die de studenten en mij, als docent Nederlands, bovendien meer voldoening schenkt.

5. De presentatie

De presentatie opent met een illustratie van de module 'Rapportage' als voorbeeld van taalontwikkelend onderwijs bij een hbo-opleiding. Het is de ingang voor een gesprek over vragen als:

  •  hoe kan de student een voornamelijk actieve rol kan krijgen in het onderwijs?

  •  hoe kan de docent de rol van stimulator en motivator invullen en het taalleerproces van hbo-studenten vormgeven?

  •  hoe kan er gewerkt worden met de meest uiteenlopende activerende werkvormen zoals leergesprekken aan de hand van voorbeeldfragmenten uit documentaires en rollenspellen waarbij de studenten :

  •  hun toekomstige beroepsrol aannemen en, al doende, het krachtenveld en de onderlinge belangen leren kennen;

  •  teksten uit het werkveld kritisch lezen en becommentariëren om te zien hoe professionals rapporteren;

  •  elkaars teksten laten beoordelen en van feedback laten voorzien;

101

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

• hoe kan de docent het leerproces ondersteunen met instrumenten zoals criterialijsten en lijstjes met persoonlijke leerdoelen?

Referenties

Bonset, H. & H. de Vries (2009). Talige startcompetenties hoger onderwijs. Enschede: SLO.

Van der Westen, W. (2010). `Taalbeleid en toetsbeleid'. Den Haag: De Haagse
Hogeschool (interne notitie voor MWD-scholing Taalontwikkelend Lesgeven).

Warrenaar, P.M.H. (2009). 'Taalvaardig in studie en beroep. Taalbeleid van de opleiding Maatschappelijk werk en Dienstverlening Ontwikkelingsplan 2009-2012'. Den Haag: De Haagse Hogeschool (interne nota MWD).

Warrenaar, P.M.H. (2011). "Doorlopend werken aan de taalontwikkeling van studenten, Twee jaar breed taalbeleid in de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening". In: S. Vanhooren & A. Mottart (red.). Vijfentwintigste conferentie Het Schoolvak Nederlands. Gent: Academia Press, p. 135-142.

Noten

1 Propedeuse is de benaming voor het onderwijs in algemene en inleidende vakken aan een universiteit of hogeschool, ter voorbereiding op de latere, meer specialistische vakken.

Ronde 7

Ilse Mestdagh & Gerti Wouters Hogeschool West-Vlaanderen Contact: Ilse. mestdagh@howest. be

gerti.wouters@howest.be

Taal op maat van de New Young Professional. Van visie naar praktijk in Howest

In dit artikel leest u een beschrijving van de visie op taalbeleid en de aanpak van het taalbeleidsteam in de Hogeschool West-Vlaanderen (Howest) om die visie in de praktijk te brengen. Tijdens de uiteenzetting op de conferentie zal u concrete voorbeelden toegelicht krijgen.

102

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
taalbeleid
land
Nederland
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012