Schrijven: bewerking en reflectie

Hugo de Jonghe  ·  3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1988  ·  pagina 99 - 108

--99 -

Hugo de Jonghe

SCHRIJVEN: BEWERKING EN REFLECTIE

  1.  Tekstsoorten en bewerkingen op teksten

Het treft mij dat er in het onderwijs weinig duidelijkheid bestaat in verband met het synthetiseren of samenvatten van teksten. Men slaagt er niet in aan te geven aan welke criteria een synthese moet voldoen, al is men daar al lang naar op zoek. Mijn indruk is dat de verwarring ontstaat doordat men een synthese als tekstsoort opvat en niet als een bewerking op een tekst.

Synthetiseren doet iemand die bijvoorbeeld een excerpt schrijft, die een verslag van een vergadering opstelt, een persoverzicht klaarmaakt (bijvoorbeeld voor uitzending op de radio, of voor de persdienst van een departement) of een rapport uitbrengt over een gelezen boek. Ook wie een recensie schrijft, zal daar vaak een samenvatting van het gelezen boek of artikel in op willen nemen en moet bijgevolg synthetiseren. In elk van de aangehaalde gevallen heeft er een bewerking plaats op een (primaire, vaak erg samengestelde) brontekst (source text), en die bewerking resulteert dan in een afgeleide (secundaire) doeltekst (target text).

De bewerking zelf moet van de beoogde of bereikte doeltekst onderscheiden worden. Met een voorbeeld uit een andere sfeer: wie een roman van Graham Greene in het Nederlands vertaalt, heeft als doeltekst een vertaalde roman op het oog, dat is een roman (tekstsoort) die de bewerking van het vertalen heeft ondergaan.

  1.  Een (te) moeilijke tekst als uitgangspunt

Voor een oefening met mijn studenten. (een eerste keer met beginnende economiestudenten aan de Universitaire Faculteiten UFSAL te Brussel, een tweede keer met studenten in de Guardinimns in dezelfde stad) koos ik onderstaande teksten (1) en (2). Ik haalde ze uit: Prof. Dr. L.H. Klaassen, De gouden delta, Het is niet alles goud wat blinkt, in: Neerlandia, 89e jg. nr.5, dec. 1985, pp. 202-207.

(1) We zijn nu aangeland bij de vraag of, aannemende het feit dat Europa toch veel doet om de wereldconcurrentie het hoofd te kunnen bieden, het deltagebied ook voldoende doet om het hoofd te kunnen bieden aan ontwikkelingen als zoëven genoemd, die Europa als totaliteit wellicht dienen, maar een gevaar kunnen vormen voor het engere deltagebied dat in zo sterke mate verbonden is met het wel en wee van de havens en dus van de goederenstromen die immers voor een belangrijk deel afhangen van het antwoord dat de havenautoriteiten op de op hen afkomende ontwikkelingen weten te vinden.

- 100 -

(2) Dit feit, erkend door de regeringen van België, Nederland Luxemburg, heeft geleid tot het via de Benelux verstrekken van een opdracht aan een viertal hoogleraren, Prof. Dr. Julien Denduyver van de Universiteit van Gent en Prof. Dr Henri Tulkens van de Université Catholique de Louvain van Belgische zijde en Prof. Ir. T. Goemans van de Interfacul teit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit van Rotterdam en ondergetekende van Nederlandse zijde, om in een voor- onderzoek na te gaan welke mogelijkheden er bestaan om, v grondig onderzoek, instrumenten te creëren die het de haven autoriteiten in de Benelux mogelijk maken op adequate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkelingen en te bevorderen dat de investeringen in de afzonderlijke Benelux-havens op optimale wijze bijdragen tot de concurrentiekrac en dus tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux

Ik kan me voorstellen dat u al wat gemakkelijkers gelezen hebt. Mijn studenten zaten er aanvankelijk ook wat beteuterd naar te kijken. Ze begrepen er wel iets van, maar hadden (en maakten) niet de indruk dat dat erg veel was. Wat maakt die tekst zo moeilijk? Ik zie daar op zijn minst zes oorzaken voor. Dat zijn:

  1. de zinslengte: 98 en 122 woorden!

  2. de bijstellingen:.

ontwikkelingen als zoëven genoemd (1)

Dit feit, erkend door de regeringen van België, Nederland en Luxemburg,... (2)

  1. zoveelste-graad onderschikkingen:

... de vraag <1 of (...) Europa voldoende doet <2 om het hoofd te kunnen bieden aan ontwikkelingen (...) <3 die Europa (...) dienen maar een gevaar (...) vormen voor het (...) deltagebied <4 dat (...) verbonden is met het wel en wee van de havens en dus van de goederenstromen <5 die (...) afhangen van het ant woord <6 dat de havenautoriteiten (...) weten te vinden. (1)

  1. absolute constructies:

... de vraag of, aannemende het feit dat Europa toch veel doet om de wereldconcurrentie het hoofd te kunnen bieden, het deltagebied ook voldoende doet... (1)

  1. complexe voorbepalingen:

de op hen afkomende ontwikkelingen (de ontwikkelingen die op hen afkomen) (1)

het via de Benelux verstrekken van een opdracht aan... (het verstrekken van een opdracht aan... via de Benelux) (2) plaatsvindende ontwikkelingen (ontwikkelingen die plaatsvinden) (2)

  1.  jargon:

Europa als totaliteit (Europa in zijn geheel) (1) instrumenten creëren (voorzieningen tot stand brengen) (2) op adequate wijze (gepast, geschikt) (2) op optimale wijze (zo goed mogelijk) (2)

- 101 -

Wat punt 3 betreft, valt het op dat deze schrijfvorm ertoe leidt de spanning van de tangconstructie in bijzinnen zoveel mogelijk af te zwakken. Complementaire bepalingen horen immers zo dicht mogelijk bij hun antecedent te blijven (de vraag of, het deltagebied dat, de goederenstromen die, het antwoord dat). Daardoor tendeert een zin als (1) niet naar een natuurlijk einde, maar blijft hij als het ware bestendig open voor verdere (ondergeschikte) informatie. Evenwel: het korte-termijngeheugen van de lezer kan na - laten we aannemen - de tweede of de derde onderschikking geen nieuwe informatie meer opnemen om die met de al opgenomen informatie in verband te brengen. Het geheugen moet dus eerst geklaard worden. Zelfs in zijn geschreven vorm was (1) voor geen van de ongeveer honderddertig economiestudenten aan de universiteit zonder meer interpreteerbaar, zelfs bij een aandachtige eerste lectuur. Om hem te interpreteren was nauwkeurige bestudering en analyse vereist. Daarbij werd het geheel van zin (1) in 'overzienbare' en dus interpreteerbare kleinere eenheden opgedeeld, zo bleek uit het gesprek dat daarover met de studenten werd gevoerd.

3. Rewriting als (leerzame) oefening

Dat brengt ons bij de bedoeling van de oefening die ik met de tweede groep studenten (een 25-tal, waarvan ik er 15 in dit onderzoek betrek) ondernam: de tekst zo te herschrijven dat hij interpreteerbaar wordt, wat alleen maar kan door opdeling in overzienbare informatie-eenheden. Tussen die eenheden moet dan alleszins het oorspronkelijke verband bewaard blijven.

Men zal begrijpen dat dat alleen. mogelijk is door de introductie van nieuwe referentie en van nieuwe connectoren. Alles samen: een behoorlijk ingewikkelde bewerking op de voorgelegde tekst. Een en ander moge blijken uit mijn eigen rewriting in (1') en (2'):

(1') Daarmee staan we nu voor de vraag of het Europese deltagebied voldoende doet om het hoofd te bieden aan de geschetste ontwikkelingen. We nemen daarbij maar aan dat Europa zelf heel wat onderneemt om het hoofd te bieden aan de wereldconcurrentie. In zijn totaliteit kan Europa wellicht gediend zijn met de ontwikkelingen, terwijl zij voor het engere deltagebied een gevaar kunnen inhouden.

Dat laatste is immers in sterke mate met het wel en wee van de havens verbonden en dus ook van de goederenstromen. Die hangen dan voor een belangrijk deel weer af van het antwoord dat de havenautoriteiten op de uitdagingen kunnen vinden.

(2')) De regeringen van België, Nederland en Luxemburg zijn het daarover eens, en dat heeft geleid tot een Beneluxopdracht aan vier hoogleraren: de professoren Denduyver (RUG) en Tulkens (UCL) voor België, hun collega's Goemans (Rotterdam) en ikzelf voor Nederland. In hun onderzoek moeten zij nagaan welke instrumenten men voor de havenautoriteiten in de Benelux kan creëren voor het bereiken van twee doelstellingen. In de eerste plaats moeten zij, daarmee adequaat op

- 102 -

de ontwikkelingen kunnen reageren; in de tweede plaats moeten die instrumenten bevorderen dat de investeringen in de afzonderlijke Beneluxhavens optimaal bijdragen tot de concurrentiekracht en bijgevolg ook tot de welvaart in de havengebieden.

Onderstaand overzicht laat de verschillen tussen de originele en de herschreven versie van de tekstfragmenten zien. Met 'tekst-ordenende gevens' zijn informatie-elementen bedoeld die op de tekst zelf betrekking hebben (bijvoorbeeld 'als zoëven genoemd' 'in de eerste plaats' enzovoorts).

Vergelijking originele en herschreven tekst.

 

zinslengtes

totaal aantal woorden

gem. aantal woorden / zin

referenties

connectieven

tekstordenende gegevens

zinslengtes

totaal aantal woorden

gem. aantal woorden / zin

referenties

connectieven

tekstordenende gegevens

(1)

98

98

98

5

8

1

(2)

122

122

122

2

2

-

(1' )

22

104

21

8

4

(2' )

11

106

18

8

5

3

19

10

21

17

22

23

20

.13

29

Ik wil u voorstellen om nu naar de prestaties van de studenten te kijken. Ik dacht dat het zijn nut kan hebben om kritisch toe te zien op wat er in de herformulering door de studenten precies gebeurt. Misschien - en dat is de fundamentele verwachting achter deze korte presentatie - ligt daarin voor u en voor mij een aanzet tot een betere begeleiding van schrijfprocessen.

4. Opdeling, referentie en connectie

Laten wij dat met de studenten proberen voor (2).

Het ligt voor de hand dat wij dan een eerste opsplitsing overwegen na de opsomming van de hoogleraren. Dat heeft de volgende consequentie: het tweede stuk, dat nu met om plus een te verwachten te-infinitief ('na te gaan') begint, moet een andere inleiding krijgen. Het impliciete subject van de infinitief moet aan het licht komen in de vorm van een herhaling (de of die hoogleraren) of van een voornaamwoord (zij of die). Een andere mogelijkheid is dat het toch impliciet blijft. Dat kan door middel van een passiefconstructie of door middel van herhaling

- 103 -

van de constituent 'opdracht'. De semantische relatie tussen beide delen blijft daarmee ongewijzigd: deel twee bevat de explicitering van de 'opdracht' in deel één. De studenten kozen als volgt:

 

- pronominalisering:

8

- passief:

3

- herhaling 'hoogleraren':

1

- herhaling   'opdracht':

2

- combinatie:

1

E 15

Met 'combinatie' is de oplossing 'hun taak' van een der studenten bedoeld: hij/zij combineert pronominalisering ('hun') met een omschrijvende herhaling van 'opdracht'.

5. Zinslengtes

Laten we nu even nagaan in hoeveel zinnen de studenten de tekst in zijn geheel verdeelden. Zij hoefden zich immers niet tot slechts twee te beperken. Dat zij dat niet zouden doen, volgt uit de omstandigheid dat zij op het belang van kortere zinnen geattendeerd waren. Ik laat in onderstaand overzicht de twee tekstgedeelten afzonderlijk én gezamenlijk aan bod komen:

 

Deel A

Deel B

E

 

zinnen:

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

k

1

2

x

3

4

x

1

m

n

 

 

 

x

E

2

6

2

5

1   2   3   4   5

x   3

x   9

x   7

x   5

x   3

x   6

x   8

x   8

x   8

1   1   5   6   2/ 94

5

8

5

6

7

Het verschil in het aantal zinnen loopt van 2 (de minimalistische bewerking van c) tot niet minder dan 9 (de herschrijving door h). Het gemiddelde is 6 zinnen per herschreven tekst.

- 104 -

Het ligt voor de hand dat versies als g of k met niet meer dan drie zinnen veel van de interpretatieproblemen van de originele tekst hebben overgehouden, terwijl de studenten die b, e, h, i, m, n en o schreven, die problemen door verdere splitsing hebben proberen op te lossen. Daarbij hebben ze uiteraard weer meer

connectie- en referentieproblemen moeten oplossen.

6. Connectieven en referenties

Als een student meer zinnen schrijft voor éénzelfde informatieinhoud, neemt de moeilijkheid toe om die zinnen op een steekhoudende manier met elkaar te verbinden. Laten wij bij wijze van voorbeeld de (onveranderde) teksten b (8 zinnen) en h (9 zinnen bekijken.

(b) De regeringen van België, Nederland en Luxemburg hebben dit: feit erkend. Dit heeft geleid tot het verstrekken van een opdracht van een viertal hoogleraren. Deze hoogleraren doceren allen aan een universiteit van de Benelux. Enerzijds hebben we Prof. dr. J.D. aan de universiteit van Gent en Prof. dr. H.T. aan de Université Catholique de Louvain van de Belgische zijde en anderzijds hebben we Prof. ir. T.G., van de Interfaculteit bedrijfskunde van de Erasmusuniversiteit Rotterdam, en ondergetekende van de Nederlandse zijde. Deze hoogleraren gaan in een grondig onderzoek na welke mogelijkheden er bestaan om instrumenten te creëeren. Deze instrumenten maken het de havenautoriteiten in de Benelux mogelijk om op adequate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkelingen. Deze instrumenten bevorderen ook de investeringen in de afzonderlijke Beneluxhavens op optimale wijze en dragen bij tot de concurrentiekracht. Dus dragen zij ook bij tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux.

In het eerste deel is er de handige oplossing door middel van de reeksvormer 'enerzijds - anderzijds'. In het eerste en nog meer in het tweede deel maakt de student een storend gebruik van terugverwijzende herhaling ('deze hoogleraren', 'deze instrumenten'...) Pas in de laatste zin bereikt hij/zij een fraaie verbinding met het voorafgaande ('zij', de sententiële bepalingen 'dus' en 'ook').

(h) Dit feit is erkend door de regeringen van België, Nederland en Luxemburg. Het heeft geleid tot het verstrekken van een opdracht aan vier hoogleraren. Van Belgische zijde zijn dat professor dr. J.D, aan de universiteit van Gent en professor dr. H.T. van de Université Catholique de Louvain. Van

Nederlandse zijde zijn dat professor ir. T.G. van de Interfaculteit bedrijfskunde van de Erasmusuniversiteit Rotterdam en ondergetekende.

Zij moeten in een onderzoek nagaan welke mogelijkheden er bestaan om instrumenten te creëren. Die zouden volgende zaken mogelijk maken voor de havenautoriteiten in de Benelux. Ten eerste: op adequate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkelingen. Ten tweede: te vorderen dat

li

- 105 -

de investeringen in de afzonderlijke Benelux-havens op optimale wijze bijdragen tot de concurrentiekracht.

Dus tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux.

Tekst (h) biedt een fraaie oplossing voor het eerste deel, maar kiest voor zijn laatste connectie daarin ongelukkig 'dat' in de plaats van 'het'. In ieder geval: hij kiest consequent voor pronominalisering. Voor het tweede deel bedenkt de student een andere oplossing: enumeratie, aangekondigd door middel van 'de volgende zaken' en uitgewerkt met de signaalwoorden 'ten eerste', 'ten tweede' en het concluderende 'dus'. Een goed idee, dat uiteindelijk toch nog niet helemaal bevredigend is uitgewerkt. Daarbij is ook aan te stippen dat 'instrumenten' ongedefinieerd in de tekst verschijnt. De definiërende informatie wordt immers tot in de enumeratie uitgesteld, zodat de lezer momenteel op zijn honger blijft. Doch daarover straks meer, bij de behandeling van de zogenaamde Q-kwestie.

Laten wij ter vergelijking met beide voorgaande herschrijvingen ook de tweede helft van c (1 + 4 zinnen) bekijken:

(c) Zij zullen in een onderzoek nagaan welke mogelijkheden er bestaan om bepaalde instrumenten te creëren. Die instrumenten zouden het de havenautoriteiten in de Benelux mogelijk moeten maken op adequate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkelingen. Zij moeten er ook voor zorgen dat de investeringen in de afzonderlijke Benelux-havens op optimale wijze bijdragen tot de concurrentiekracht. Dat betekent eveneens dat ze moeten bijdragen tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux.

Het is dadelijk te zien dat het verband tussen de zinnen hier goed is verwezenlijkt. Alleen kan er onduidelijkheid bestaan met betrekking tot de verwijzing met het tweede 'zij'. Voor een paar studenten riep die verwijzing problemen op. Blijkens de vierde zin mag wel aangenomen worden dat hier niet de hoogleraren maar de instrumenten bedoeld zijn. Alleszins een leesbare en verstaanbare tekst, met nergens meer dan twintig woorden in een zin.

7. Tekstordenende gegevens

Een schrijver of spreker kan de structuur van zijn tekst toelichten met behulp van allerlei tekstordenende gegevens. Voorbeelden daarvan zijn er in teksten (1) en (2'): 'ontwikkelingen als zoëven genoemd' (retrospectief), 'voor het bereiken van twee doelstellingen' (prospectief, de nu volgende opsomming aankondigend). Gewone verwijzing met bijvoorbeeld aanwijzende voornaamwoorden is nauw met het gebruik van zulke tekstordenende gegevens verwant.

Drie studenten maken gebruik van dit middel. Bij h vinden we: 'die zouden volgende zaken mogelijk maken...', waarop dan 'ten eerste' en 'ten tweede' volgen. Opsomming inleidende woorden zijn er verder nog bij k ('enerzijds... anderzijds') en bij o

- 106 -

('eerst... ten tweede'). Student k laat zijn hooglerarenopsomming in het eerste tekstgedeelte door 'namelijk' voorafgaan..

8. De 0-kwestie

Ik wees er al op dat de student die h schreef, de term 'instrumenten' zonder verdere bijkomende bepaling introduceerde. Daardoor is de zin 'Zij moeten in een onderzoek nagaan welke mogelijkheden er bestaan om instrumenten te creëren' te arm aan informatie. Precies op de plaats waar de substantiële informatie moet komen, staat er onvoldoende. Bij het nazicht van geschreven werk heb ik de gewoonte om daar een Q (question, ?) bij te schrijven. Ik noem het verschijnsel dan maar de Q-questie.

In dit geval ontstaat het probleem doordat de studenten de originele tekst tot kleinere zinseenheden verknippen. Zo raakt het antecedent 'instrumenten' los van de daarop volgende bepaling, die het informatief stoffeert.

Welke oplossingen vinden de studenten ervoor?

  •  niet losknippen:   a d e g i j k 1

  •  toevoeging van 'nieuwe':

  •  toevoeging van 'de nodige'

  •  toevoeging van 'bepaalde':   c

  •  'beleidsinstrumenten':   n

- Q:   b h m

In teksten f en n wordt tevens de bepaling 'voor de havenautoriteiten' toegevoegd; m voegt 'voor de Benelux' toe. Men kan goed vaststellen dat de meeste studenten het Q-probleem ervaren hebben: zij droegen er zorg voor om de aangehaalde instrumenten verder te specificeren, ofwel door (tegen de opdracht in) een langere zin voor lief te nemen, ofwel door er wat anders bij te doen. Slechts drie studenten zijn in de Q-val gelopen, niet toevallig studenten met een hoog aantal zinnen (b: 8; h:9; m: 8).

9. Aspectproblemen

Een andere valstrik is die van het zinsaspect en van de keuze van tempus en hulpwerkwoorden (zullen, moeten, kunnen) in het tweede gedeelte van het fragment. Aan de hoogleraren is een opdracht verstrekt, maar de tekst vertelt niet in hoeverre hij al is uitgevoerd. Logischerwijze kun je aannemen dat de hoogleraren (op het ogenblik van de lezing) pas met het genoemde vooronderzoek zijn gestart. Om correct te kunnen kiezen moeten de studenten zich rekenschap geven én van het moment waarop de opdracht is verstrekt én van dat van de lezing. De meerderheid van de studenten raken uit deze doolhof, een paar komen er helemaal niet uit: ofwel nemen zij datgene wat uit de opdracht moet resulteren als feitelijkheid aan (bijvoorbeeld b), ofwel verzuimen ze het gebruik van een hulpwerkwoord (bijvoorbeeld h).

 

 

d

 

- 107 -

10. Progressie bij de begeleiding

Uit het soort analyse dat ik tot hiertoe heb proberen te maken, wordt het althans voor mij duidelijk waar de aandacht van studenten en docenten zich in de eerste plaats op dient te richten. Dat is duidelijk niet op de perifere aspecten van het schrijven, zoals spelling of interpunctie, die in traditionele schrijfvaardigheidsbegeleiding te eenzijdig aandacht kregen. Als men studenten voor de opdracht plaatst om - zoals hier het geval was - een bewerking op een gegeven tekst uit te voeren, dan worden zij met veel fundamenteler problemen geconfronteerd. Het is niet gemakkelijk om een flink pak gestructureerde informatie op een leesbare manier onder woorden te brengen. In meer dan één opzicht lijkt het een ingewikkelder vorm van projectietekenen, waarbij meerdimensionale gegevens op een lijn moeten worden neergeslagen. Een tekst is een lijn - in de ruimte bij het schrijven, in de tijd bij het spreken - maar de informatie die erin moet, overstijgt vrijwel altijd het vlakke of het ruimtelijke met meer dan één dimensie, wellicht zelfs met een veelvoud aan dimensies. Als men ziet met welke problemen schrijvers en tekstbewerkers te kampen hebben, moet men er zeker voor pleiten om het perifere perifeer te laten en het in de laatste fase van de uiteindelijke afwerking onder te brengen.

De aandacht van de procesbegeleider moet vooral gaan naar: hoe de informatie over zinnen wordt uitgezet', die overzichtelijk en verstaanbaar blijven; hoe die zinnen met elkaar in verband worden gebracht door middel van de juiste connectoren; hoe het hele referentiespel zinnig in de tekst functioneert; hoe de opsteller de lezer leidt bij het exploreren van de tekstlijn, zodat hij de informatiegegevens juist vat, in hun juiste onderlinge verband; hoe hij de juiste tempora weet te kiezen, evenals de juiste hulpwerkwoorden; enzovoorts.

Didactisch wil ik daar alleszins de overweging aan vastknopen dat leerling of student zich die problemen bewust moet worden, dat hij/zij moet ontdekken hoe je bij het schrijven steeds voor keuzes staat en hoe je je arsenaal aan toepasbare middelen uit kunt breiden. Bij een oefening als die ik hier voorstelde, laat ik de studenten met een helder geformuleerde opdracht vertrekken, en dat is dan het bewerken van een tekst in een of andere zin. Wat de opdracht inhoudt rijst vaak vanzelf wel bij hen op, bijvoorbeeld als zij een tekst als die van de Rotterdamse hoogleraar voor zich krijgen. Dan gaan zij aan het bewerken. Hun teksten worden kritisch nagelezen, dat wil zeggen: op de voorgestelde parameters onderzocht, niet gecorrigeerd maar eventueel van een summiere commentaar en altijd van een letterappreciatie voorzien (A = ++; B = +; C : ±; D = -). Enkele van hun teksten worden gecopieerd en in groep besproken. Ik laat de studenten vrij om hun tekst opnieuw te bewerken, zo vaak als zij dat willen (zie de drie opeenvolgende versies van één student hieronder).

Wat als commentaar is uitgebracht, kan altijd ter discussie staan. Uiteraard is er buiten dit soort schrijven in de vorm van bewerkingen ook ruimte voor creatief schrijven.

- 108 -

(k) Die gezamenlijke belangen, erkend door de regeringen van d Benelux-landen, werden samengebracht in een onderzoek. (16 w)

Dat onderzoek werd geleid door drie hoogleraars, namelijk door Professor Dokter Julien Denduyver aan de universiteit van Gent en Professor Dokter Henri Tulkens aan de université catholic de Louvin van Belgische zijde en door

Professor Ingenieur T.Goemans van de interfaculteit bedrijfskunde van de Erasmus-universiteit Rotterdam en ondergetekende van Nederlandse zijde. (52 w)

Enerzijds werd de mogelijkheid onderzocht instrumenten te creëren die het de havenautoriteiten mogelijk maakt om op adekwate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkelingen en anderzijds dat de investeringen in de afzonderlijke

Benelux-havens optimaal zouden bijdragen tot de concurrenti kracht en bijgevolg ook tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux. (53 w) (Evaluatie: D)

(k') Die gezamenlijke belangen, erkend door de regeringen van Benelux-landen, werden in een onderzoek samengebracht. (16 w)

Dat onderzoek werd door drie hoogleraars geleid. (7) Van Belgische zijde werd dit uitgevoerd door Professor Dokter Julien Denduyver aan de universiteit van Gent en door Professor Dokter Henri Tulkens aan de université catholic de Louvin. (28) De ondergetekende van Nederlandse zijde was Professor Ingenieur T.Goemans van de interfaculteit bedrijfskunde van de Erasmus-universiteit Rotterdam. (19) Enerzijds werd er de mogelijkheid onderzocht instrumenten te creëren die het de havenautoriteiten mogelijk maakt om op adekwate wijze te reageren op plaatsvindende ontwikkeling-en en anderzijds dat de investeringen in de afzonderlijke Benelux-havens optimaal zouden bijdragen tot de concurrentiekracht en bijgevolg ook tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux. (53 w) (Evaluatie: D)

(k ")Dit feit, door de regeringen van België, Nederland en Luxemburg erkend, heeft geleid tot een opdracht aan een viertal hoogleraren. Voor België heeft men. Prof. Dr. J.D. aan de universiteit van Gent aangeduid en Prof. Dr. H.T. aan de Université Catholic de Louvin aangeduid. Prof. Ir. T. G. van de Interfaculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam en ondergetekende zelf zijn de vertegenwoordigers van Nederlandse zijde.

Via grondig onderzoek zullen ze de mogelijkheden nagaan om nieuwe instrumenten voor de havenautoriteiten te creëren. Die instrumenten zouden een bijdrage moeten leveren om op adequate wijze op plaatsvindende ontwikkelingen te reageren. Tevens zouden ze ervoor moeten zorgen dat de investeringen in de afzonderlijke Beneluxhavens op optimale wijze tot de concurrentiekracht bijdragen. Dat betekent eveneens dat ze moeten, bijdragen tot de welvaart van de havengebieden in de Benelux. (Evaluatie: B)

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
land
België
onderwijstype
hoger/universitair onderwijs
thema
onderwijsleeractiviteiten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

3de Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1988