Algemene Vakken in het beroepsonderwijs: een uitdaging

Guy Staepels  ·  8ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  1994  ·  pagina 95 - 98

Recognized HTML document
 
   

Algemene Vakken in het beroepsonderwijs:

een uitdaging

Guy Staepels

1 Een aantal meer ideologische bedenkingen bij ons beroep

Als leraar Algemene Vakken hebben wij het vaak erg moeilijk binnen het technisch en het beroepsonderwijs. In de eerste plaats moeten wij permanent opboksen tegen de ongemotiveerdheid en zelfs de onwil van onze leerlingen, die vaak helemaal niet inzien waarom zij tijd moeten verspelen met het volgen van onze vakken. In de tweede plaats hebben wij ook regelmatig af te rekenen met collega's technische vakken en beroepspraktijk die onze vakken als tweederangs beschouwen en het als dusdanig ook aan de leerlingen verkopen. Gelukkig zijn ze niet allemaal zo, maar ieder van u kan zich zeker een aantal mensen voor de geest halen dat van mening is dat de vakken algemene vorming uitsluitend ten dienste moeten staan van de beroepsopleiding van de leerling. Ik ga daar niet mee akkoord. Ik vind dat wij vooral binnen het technisch en het beroepsonderwijs een zeer belangrijke opdracht hebben. We moeten er — naar mijn bescheiden mening — voor zorgen dat onze leerlingen zich later weerbaar kunnen opstellen binnen een maatschappij die steeds moeilijker en steeds minder doorzichtig overkomt. We moeten er ook voor zorgen — dunkt me — dat ze zich niet gaan afwenden van die maatschappij en zich opsluiten in een eigen wereldje, waar alleen maar plaats is voor individualisme en materialisme. Het lijkt me dan ook ontzettend belangrijk dat wij hen weer doen geloven in onze democratie en in onze instellingen. Vooral de groep waar wij mee moeten werken, heeft weinig andere bronnen die hen onbevooroordeeld informeren, ze lezen immers geen of bijna geen kranten en niet-sensatiegerichte tijdschriften, ze kijken zeer zelden naar het nieuws en nog minder vaak naar duidingprogramma's. De informatie die ze opdoen hebben ze van hun vrienden in de kroeg of van hun werkmakkers en ze is vaak van zeer bedenkelijk allooi.

In de context van wat ik hierboven vermeldde, is het naar mijn gevoelen dan ook van essentieel belang dat we onze leerlingen een aantal zaken leren doorzien, een aantal ballonnen leren doorprikken. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het leren interpreteren van reclameboodschappen, aan het leren relativeren van slogans en het verder leren zien dan vooroordelen. Dat is moeilijk en het lukt zeker niet bij alle leerlingen. Maar diegenen die we op die manier kunnen vormen zullen later — denk ik — als volwaardiger mensen door het leven gaan.

Recognized HTML document

96   Guy Staepels

2 Een aantal manieren om succes te boeken

Een andere bedenking die ik me de laatste jaren maak, is dat wij ons meer moeten gaan opstellen als verkopers van een bepaalde leerstof Uiteraard heb ik het dan niet over leurders die deur aan deur een encyclopedie komen verkopen maar wel over die mensen die aangetrokken worden om een volkomen nieuw produkt op de markt te brengen. Marketingmensen, als u dat liever hoort. Ik denk dat we heel wat kunnen opsteken van de methodes en de energie die door hen worden aangewend om mensen dingen te doen kopen die ze, op de keper beschouwd, niet nodig hebben. Een paar voorbeelden maken misschien veel duidelijk.

Beroepsleerlingen zijn, naar mijn gevoelen, heel gevoelig voor uiterlijkheden. De moderne mens tout court misschien wel. Wanneer ik in het verleden een tekst als illustratie gebruikte bij een bepaald onderwerp, dan maakte ik gewoon een fotocopie van die tekst en deelde die rond. Vaak waren die teksten echter niet echt gemaakt voor onze doelgroep. Niet alleen de inhoud was dan te moeilijk, maar ook de letterzetting, de lay-out, de illustraties sprak mijn leerlingen niet aan.

Momenteel besteed ik steeds ontzettend veel inzet en tijd aan de uitwerking van mijn bundels. Teksten worden overgetikt, illustraties op het niveau van de leerlingen worden erbij gekleefd (liefst humoristische), het titelblad wordt verzorgd, enz. Het valt de leerlingen echt op dat eraan gewerkt is en dat je dat speciaal voor hen hebt gedaan. En het is mijn ervaring dat dat ook wordt gerespecteerd. Dat is dan tenminste één voldoening die je hebt. Daarom ook wil ik niet met een schoolboek werken. Hoe kan iemand anders iets maken voor jouw leerlingen ? Wel bekijk ik regelmatig methodes om te zien welke technieken erin worden toegepast. Wanneer die techniek me dan iets zegt, zal ik hem ook overnemen en vertalen naar mijn eigen leerlingen toe.

Herhaling is ook iets dat door marketingmensen altijd wordt toegepast. Een reclameboodschap wordt vaak verschillende keren per dag uitgezonden. Toch proberen zij ervoor te zorgen dat de boodschap niet afgezaagd geraakt en de mensen begint te vervelen. Dat doen ze door dezelfde boodschap onder steeds verschillende vormen te brengen. Ik denk dan concreet aan de radioreclame van Humo, Gamma en Proximus, de affiches van Beneton, enz.

Ook in het onderwijs zijn wij aangewezen op herhaling. Schrijven is tenslotte altijd proberen te komen tot goeie zinnen. Dat moeten geen ingewikkelde zinnen zijn, maar de boodschap ervan moet wel altijd goed overkomen. Willen we onze leerlingen goed leren schrijven, dan moeten we ze vaak laten schrijven. Het probleem is echter dat ze dat vrij snel beu worden. En dan haken ze natuurlijk af. Daarom komt het erop aan géregeld variaties te vinden voor onze schrijfopdrachten.

Een paar voorbeelden: met elkaar communiceren via kleine papiertjes omdat het mondeling niet kan (ik denk aan twee astronauten die op de maan tot beslissingen moeten komen maar niet met elkaar kunnen praten omdat hun radio het niet meer doet); het melden van een dringend feit aan een collega die je komt

Recognized HTML document

Algemene Vakken in het beroepsonderwijs: een uitdaging   97

aflossen maar die je niet meer te zien krijgt omdat je iets vroeger vertrekt; het schrijven van gelukwensen aan je lief via de fax (je hebt haar verjaardag vergeten en je durft niet te bellen want je baas kan je horen); een klein briefje dat je fotokopieert om je buren ervan te verwittigen dat er een barbecue met fuif zal doorgaan in je tuin, wat wel wat geluidsoverlast kan veroorzaken, enz.

Het is ondertussen voor iedereen duidelijk dat we leven in een beeldcultuur. Steeds vaker worden woorden en zinnen vervangen door beelden. Denken we maar aan pictogrammen in gebouwen en op de openbare weg, aan het steeds groter wordend aantal computerprogramma's die muisgestuurd worden en intensief van pictogrammen gebruik maken om programma-onderdelen te benoemen, enz. Als leraar Nederlands hebben we de neiging om ons daartegen af te zetten. Maar natuurlijk heeft dat geen zin. Daarom denk ik dat we onze leerlingen vertrouwd moeten maken met beelden die vaker voorkomen en dat we dat beeldmateriaal ook kunnen gebruiken om leerlingen aan het schrijven te krijgen. Bijvoorbeeld :

  • het "vertalen" van pictogrammen;

  • cartoons omzetten in gewoon Nederlands;

  • stripverhalen uitschrijven.

Een goede inspiratiebron voor nieuwe methodes is dan ook de televisie, de exponent bij uitstek van die beeldcultuur. Beroepsleerlingen, zeker in de lagere jaren, besteden nogal wat tijd voor het scherm. Wanneer we dus gaan werken zoals op televisie, moeten we hen toch kunnen aanspreken, dunkt me.

Een eerste belangrijk punt dat ik leerde van de televisie, is om zo flitsend mogelijk te werken. Ik probeer de verschillende items steeds zo kort mogelijk te maken. Ik probeer ervoor te zorgen dat de leerlingen regelmatig een andere werkvorm voorgeschoteld krijgen. Voorbeeld : een eerste oefening wordt individueel gemaakt, die wordt dan klassikaal verbeterd. Een tweede wordt in groep gemaakt. We verbeteren die niet onmiddellijk maar gaan over naar een derde oefening die we dan klassikaal maken. De verbetering van de tweede oefening houden we bijvoorbeeld voor de volgende les.

Het beste zou zijn wanneer wij in onze lokalen ook over voldoende didactische hulpmiddelen konden beschikken omdat we dan nog meer afwisseling kunnen inbouwen. We hebben een video en een televisietoestel. Werken daarmee slaat nog altijd in. Het zou echter pas leuk worden wanneer we die video gedurende een vijftal minuten gebruikten, om dan over te gaan naar de bespreking van wat we zagen of naar een andere oefening die daarop aansluit. In het 7e jaar heb ik een lessenreeks over bouwen, kopen, huren. Daarvoor gebruik ik de video "Bouwwijzer" van o.a. de BAC en D.V.V. Die laat ik eerst in zijn totaliteit zien, maar nadien gaan we die stukje bij beetje ontleden door er steeds weer even naar te gaan kijken en dan wat we zagen op één of andere manier te verwerken. Dat kan natuurlijk op dezelfde manier gebeuren met andere didactische hulpmiddelen. Ik heb b.v. ook een diamontage met klankband van het KVLV over milieu. Weer laat ik eerst de volledige diamontage zien, maar daarna gaan we weer even kijken, dan een aantal oefeningen maken, weer kijken (dat is dan uiteraard tijdens een andere les), enz.

Recognized HTML document

98   Guy Staepels

Wat ik ook wel probeer over te nemen van de televisie, is het spelelement. Ik haat spelletjes op televisie, maar ze zijn duidelijk populair. Daarom moeten we ook regelmatig leerspelletjes gebruiken in onze lessen. Een voorbeeld hiervan dat ik leerde van een VON-collega, is een woordenschatinoefening in de vorm van een bingospel. Het vraagt ook weer wat voorbereiding van de leraar maar er moet door de leerlingen weer heel wat worden gelezen en dat is toch onze bedoeling, nietwaar ? We maken dus een aantal grotere kaarten waarop we bijvoorbeeld de verklaring van verschillende woorden afdrukken. Alle leerlingen krijgen uiteraard verschillende kaarten. De leraar heeft kleine kaartjes met de woorden die aan de verklaringen beantwoorden. Hij leest die voor. En voor de rest gaat het spel gewoon als elk ander bingospel.

Wat we nog van de televisie kunnen leren, is het schijnbaar moeiteloos professionalisme waarmee alles gebeurt. Alles schijnt tot in de puntjes verzorgd, alles verloopt schijnbaar perfect, enz. Als leraars weten wij natuurlijk dat schijn bedriegt. We kunnen onze leerlingen daar ook op wijzen maar in onze lessen moeten we toch proberen die perfectie na te streven. Ik probeer er in de mate van het mogelijke altijd voor te zorgen dat alles klaar staat voor ik met de les begin. De kans dat de leerlingen kattekwaad uithalen, is veel groter wanneer u druk bezig bent met het terugspoelen van een video, het klaarzetten van een diaprojector, enz.

Wat we niet moeten overnemen van de televisie, is de oppervlakkigheid. Durf van een bepaald thema voldoende elementen aan te snijden. Ik ben meestal verschillende weken bezig rond eenzelfde onderwerp. Om de leerlingen toch de indruk te geven dat ze telkens met iets nieuws bezig zijn, moet ik dan ook mijn methodes aanpassen.

3 Een besluit

Lesgeven in het beroepsonderwijs is een echte uitdaging. Het vraagt van de leerkrachten een onvoorwaardelijk geloof in datgene waar ze mee bezig zijn. Zij moeten, meer nog dan andere leraren, steeds bereid zijn hun manier van werken in vraag te stellen. Ze moeten permanent open staan voor nieuwe ideeën, vaak afkomstig uit een cultuur die niet de hunne is maar waar hun leerlingen zich goed in voelen.

Lesgeven in het beroepsonderwijs, op de manier zoals hierboven is beschreven, vraagt onvoorstelbaar veel inzet. Steeds opnieuw moeten andere bundels worden samengesteld of aangepast. Vaak worden leerkrachten in het bso nog geconfronteerd met te grote klasgroepen, waardoor het moeilijk wordt bepaalde methodieken toe te passen. Worden jonge leerkrachten genoeg voorbereid op dit soort werk ? Hoe lang kunnen mensen dit blijven volhouden? Is het wenselijk mensen te dwingen een stuk van hun lesopdracht in het bso op te nemen ? Wordt het niet hoog tijd dat de overheid de mensen in het bso eens extra en substantieel in het zonnetje zet? Ik denk dat het hoog tijd wordt dat er een serieus antwoord komt op deze vragen.

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
overige
land
België
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

8ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 1994