Ron Oostdam · 25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011 · pagina 4 - 7
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
Ronde 1
Ron Oostdam
Kohnstamm Instituut, Universiteit van Amsterdam Contact: roostdam@kohnstamm.uva.nl
Het project Leeshulp 4-6. Zwakke lezers helpen met begeleid hardop lezen
-
Inleiding
De laatste jaren besteedt de onderwijsinspectie veel aandacht aan de opbrengsten en kwaliteit van het leesonderwijs op basisscholen. Voorstellen ter verbetering hebben met name betrekking op het technisch leesonderwijs, omdat een goede beheersing van de leestechniek als een belangrijke conditie wordt beschouwd voor begrijpend en studerend lezen. Om te bereiken dat zoveel mogelijk zwakke lezers in de eigen groep kunnen blijven, wordt veel nadruk gelegd op het stellen van duidelijke leerdoelen en op het uitbreiden van de instructie- en oefentijd. Scholen hebben echter maar beperkte mogelijkheden om dat in voldoende mate te realiseren voor de tien tot vijftien procent zwakke lezers op E- of D-niveau. Veelal is voor die groep leerlingen remediëring buiten de klassencontext eveneens van belang. Vaak toegepaste methodieken daarbij zijn de programma’s Connect (Klanken en Letters, Woordherkenning, Vloeiend Lezen), RALFI en het oefenen met de computer.
Vanuit het lectoraat ‘Maatwerk Primair’ van de Pabo Almere wordt, in samenwerking met het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam en de schoolbesturen in de provincie Flevoland, onderzoek gedaan naar de methodiek van begeleid hardop lezen voor zwakke lezers in de groepen 4 tot en met 6. Die leerlingen lezen relatief langzaam en maken soms nog veel fouten. Als zulke leerlingen geen aangepaste leeshulp krijgen, dreigen ze de aansluiting met hun klasgenoten te verliezen. Bovendien bestaat het risico dat die leerlingen in een negatieve spiraal terechtkomen. Zij raken gedemotiveerd, wat kan resulteren in een aversie ten aanzien van lezen in het algemeen.
-
Begeleid hardop lezen
De methodiek houdt in dat de leerling leeshulp krijgt van een geschoolde volwassen lezer. De hulpvorm is het begeleid hardop lezen van teksten: de leerling leest een tekst hardop voor, waarbij de begeleider stimuleert, helpt, controleert en corrigeert. De
4
1
1. Basisonderwijs
methodiek bestaat in twee varianten: ‘Verder Lezen’ en ‘Opnieuw Lezen’. Bij ‘Verder Lezen’ leest de leerling steeds nieuwe teksten; bij ‘Opnieuw Lezen’ oefent de leerling met dezelfde tekst totdat een zekere beheersing is bereikt. De methodiek van begeleid hardop lezen is zeker niet nieuw. ‘Verder Lezen’ is een variant van wat vroeger wel AVIlezen werd genoemd, waarbij groepjes leerlingen met eenzelfde AVI-niveau onder begeleiding van een ervaren lezer hardop aan elkaar voorlazen. ‘Opnieuw Lezen’ (ook wel aangeduid als herhaald lezen) is een variant van wat in Nederland bekend is onder RALFI-lezen (Repeated, Assisted, Level, Feedback, Interaction).
De verwachtingen over de effectiviteit van ‘Verder Lezen’ en ‘Opnieuw Lezen’ zijn verschillend. ‘Verder Lezen’ zou gunstiger zijn voor de ontwikkeling van begrijpend lezen en woordenschat dan ‘Opnieuw Lezen’. De reden daarvoor is dat leerlingen in de eerste variant meer ervaring opdoen met verschillende teksten. Steeds weer nieuwe teksten bieden betere mogelijkheden voor het verwerven van gevarieerde leesstrategieën en nieuwe woordbetekenissen dan het herlezen van dezelfde teksten. Voor het technisch lezen zouden beide varianten ongeveer even effectief zijn.
3. Onderzoeksvragen
In het onderzoek naar de twee varianten van begeleid hardop lezen stonden twee doelen centraal:
-
het verbeteren van de leestechniek;
-
het bevorderen van een positieve leeshouding.
Bij het verbeteren van de leestechniek komt het erop aan dat leerlingen leren om vloeiend te lezen, dat wil zeggen: vlot, foutloos en met passende voordracht. Het bevorderen van een positieve leeshouding komt erop neer dat leerlingen hun vertrouwen in het eigen kunnen terugkrijgen en dat ze plezier krijgen in het oefenen van lezen.
Het onderzoek moest antwoord geven op de vraag of de twee varianten van begeleid hardop lezen (‘Verder Lezen’ en ‘Opnieuw Lezen’) een effectieve methodiek zijn voor leerlingen in de groepen 4, 5 en 6 met een achterstand ten aanzien van technisch lezen. Daarbij was het eveneens belangrijk om te onderzoeken of de varianten van elkaar verschillen in effectiviteit en in welke mate ze bijdragen aan de ontwikkeling van de vaardigheid in het begrijpend lezen, de woordenschat en het leesplezier.
Het onderzoek is opgezet volgens een experimenteel design met twee experimentele groepen (‘Verder Lezen’ en ‘Opnieuw Lezen’) en een controlegroep. Voor alle groepen (4, 5 en 6) zijn binnen klassen van deelnemende scholen steeds zes zwakke lezers geselecteerd en vervolgens door loting aan een van de drie condities toegewezen. Op ver-
5
VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
schillende momenten zijn toetsen afgenomen voor technisch lezen, begrijpend lezen, woordenschat en leesplezier.
4. Uitvoering van de leeshulp
Gedurende 12 weken hebben leerlingen één-op-één leeshulp gehad van een onderwijs- assistent. Per week waren er steeds vier leeshulpsessies van 20 minuten per week. Om de inzet van een leerling voldoende hoog te houden, zijn diverse werkvormen toegepast, zoals ‘koorlezen’, ‘om beurten lezen’, ‘voorlezen aan de begeleider’, en ‘de rollen omgekeerd’ (begeleider leest hardop en maakt opzettelijk fouten die de leerling moet ontdekken en verbeteren). Variatie in werkvormen is extra belangrijk bij de variant ‘Opnieuw Lezen’, omdat herhaald lezen inhoudelijk nu eenmaal minder boeiend is. Bij herhaald lezen werd een tekst per week maximaal 12 keer opnieuw gelezen binnen de vier sessies.
Een andere maatregel om de inzet van leerlingen te bevorderen is dat ze zelf hun leesboeken kunnen kiezen. In de schoolpraktijk is de boekkeuze vaak beperkt tot één AVIniveau. Leerlingen mogen alleen boeken kiezen op hun beheersingsniveau (i.e. het niveau dat ze zelfstandig kunnen lezen). Gezien de aanwezigheid van een begeleider, is het niet nodig om strikt de hand te houden aan die regel. Er is geen bezwaar als een leerling een boek kiest dat inhoudelijk bij zijn of haar leeftijd en interesse past, ook niet als het boek leestechnisch aan de moeilijke kant is. In het onderzoek is de leerlingen, naast fictie, een keuze geboden uit informatieve jeugdboeken, die meestal niet op AVI zijn ingedeeld. Informatieve boeken vallen bij zwakke lezers vaak erg in de smaak.
Tijdens de leeshulpsessies geeft de begeleider feedback volgens de wacht-hint-prijsmethodiek die helpt om een opbouwende sfeer te scheppen en het zelfvertrouwen van de leerling ten goede komt. De begeleider wacht in eerst instantie af of de leerling uit zichzelf een fout verbetert. Indien nodig, wordt vervolgens een hint gegeven. Wanneer een leerling bijvoorbeeld ‘gip’ leest in plaats van ‘gips’, kan de begeleider zeggen: kijk nog eens naar het woord, bestaat dat woord wel? Na het lezen van zinnen en het verbeteren van fouten volgt het prijzen. De begeleider houdt ook in de gaten of de leerling de tekst voldoende begrijpt, bijvoorbeeld door over de inhoud van de tekst te praten en attent te zijn op woorden die de leerling misschien nog niet kent. De uitwisselingen over de inhoud mogen evenwel niet te veel afleiden van het lezen zelf. Vuistregel was dat er per leessessie 15 minuten daadwerkelijk gelezen wordt en dat slechts vijf minuten over de inhoud kan worden gesproken.
6
1. Basisonderwijs
1
5. Resultaten
In de presentatie op de HSN-conferentie worden de resultaten van het onderzoek besproken aan de hand van de volgende onderzoeksvragen:
-
Vormen de varianten ‘Verder Lezen’ en ‘Opnieuw Lezen’ een effectieve methodiek voor leerlingen die een achterstand hebben ten aanzien van technisch lezen?
-
In hoeverre dragen de varianten bij aan de ontwikkeling van de vaardigheid in het
begrijpend lezen, aan de omvang van de woordenschat en aan het leesplezier? -
Verschillen de varianten van elkaar in effectiviteit ten aanzien van de vaardigheid in technisch en begrijpend lezen, woordenschat en leesplezier?
-
Zijn eventuele verschillen in effectiviteit (wat betreft technisch en begrijpend lezen, woordenschat en leesplezier) gerelateerd aan het leerjaar waarin de hulp wordt gegeven?
-
Hoe is de relatie tussen de duur van de behandeling en de effectiviteit ervan voor de vaardigheid in technisch lezen?
Vervolgens zal worden ingegaan op implicaties voor de onderwijspraktijk.
Ronde 2
Jozefien Loman
Centrum voor Taal en Onderwijs, K. U. Leuven Contact: Fien.Loman@arts.kuleuven.be
Werken aan een krachtige taalleeromgeving in de kleuterschool met ondersteuning van interne coaches
1. Het project Kleutertaal
In het schooljaar 2008-2009 startte in de scholengemeenschap ‘De Speling’ in Genk (15 scholen) een project met als doel de mondelinge taalvaardigheid van kleuters te verhogen. Het project Kleutertaal focust vooral op het realiseren van een krachtige taalleeromgeving door de klasleerkrachten. Onder een krachtige leeromgeving wordt in dit project het volgende verstaan: “een positief en veilig klasklimaat, waarin leerlingen taal al doende leren door functionele en betekenisvolle taken uit te voeren, en daarbij ondersteund worden in de interactie met hun leerkracht of medeleerlingen”. Het project is vrij uniek in Vlaanderen in die zin dat de verantwoordelijkheid van de implementatie niet bij externe begeleiders ligt, maar bij de scholen zelf. Om dat te concretiseren wordt in elke school een interne coach opgeleid die door een training in coach-
7