Talen bestaan niet

Joop van der Horst  ·  25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2011  ·  pagina 236 - 238

Download artikel

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

Smedts, W. & W. Van Belle (1993/2011). Taalboek Nederlands. Kapellen: Uitgeverij Pelckmans.

Smessaert, H. & W. Van Belle (2010). Syntaxis van het Nederlands. Een inleiding. Leuven: Acco.

Van Canegem-Ardijns, I. & W. Van Belle (2010). “De moduleerbaarheid van taal. Een speelse en leerbare taalbeschouwingsmethode voor jonge leerlingen”. In: Vonk, jg. 39, nr. 5, p. 19-42.

Vandeweghe, W. (2001/2007). Grammatica van de Nederlandse zin. Antwerpen- Apeldoorn: Garant.

Ronde 7

Joop van der Horst

K. U. Leuven

Contact: joop.vanderhorst@arts.kuleuven.be

Talen bestaan niet

Het idee dat er in de wereld talen (meervoud) bestaan, is sterk cultuurgebonden en is zeker niet iets dat zomaar uit de feiten voortvloeit. Er valt veel (meer) te zeggen voor de formulering dat taal geen telbaar substantief zou moeten zijn, maar veeleer een ‘stofnaam’. Anders gezegd: dat taal essentieel een continuüm is, waarbinnen slechts kunstmatig afzonderlijke talen te onderscheiden zijn.

Ik heb die stelling al in Het einde van de standaardtaal (2008) naar voren gebracht, maar ze is nagenoeg ondergesneeuwd geraakt door de consternatie die de titel teweegbracht. De discussie rondom het boek focuste zich dan ook helemaal op de standaard- taal en haar kansen op voortbestaan. Niet onbelangrijk, maar de achterliggende observatie dat het talige continuüm bezig is zich te herstellen – mijns inziens veel belangrijker – heeft nauwelijks aandacht gekregen. Toch heeft die ontwikkeling, van het herstellend continuüm – die ik bepleit noch betreur, maar enkel constateer –, waarschijnlijk veel verdergaande repercussies voor ons taalonderwijs dan alle gedoe rondom de standaardtaal die – men kan het constateren – reeds in menige situatie niet meer als alleenzaligmakend wordt beschouwd.

In deze lezing wil ik de observaties die mij tot die conclusie leidden niet herhalen (ik zal ze enkel kort samenvatten). Liever wil ik vooruit kijken naar de consequenties voor ons taalonderwijs. Maar het is daarbij wel van belang om in te zien hoe het denkbeeld

236

7.Taal- en letterkunde

van ‘talen als iets meervoudigs’ ontstaan is. En nog belangrijker om in te zien dat die fictie steeds moeilijker te handhaven is.

Kern van de zaak is dat het idee van ‘talen’ (meervoud) een Europees, en meer in het bijzonder Renaissance-idee is, opgekomen rond de 16e eeuw. En allengs niet alleen het idee, maar ook in zekere mate de daarbij behorende taalrealiteit. Wij komen uit het Europa van de standaardtalen.

Wat is daar mis mee? Wij leven in Europa en een Europese (of: westerse) kijk op taal zal dan ook wel het meest passend voor ons zijn? Daar wil ik niet op afdingen. Alleen: niet slechts de Renaissance-ideeën, maar ook de bijbehorende realiteiten zijn in de 20e eeuw snel afgebrokkeld. Om plaats te maken voor nogal andere ideeën en vooral: andere realiteiten. Wat mij betreft niet noodzakelijk beter of slechter. De jongste decennia hebben er in elk geval voor gezorgd dat we anders zijn gaan lezen, anders zijn gaan schrijven, andere verhoudingen kregen tussen talen en varianten, andere communicatiepatronen kregen en niet in de laatste plaats, een andere (i.e.: anders samengestelde) populatie op de schoolbanken hebben zitten. Onze taalcultuur is, kortom, in enkele decennia meer veranderd dan in de vijfhonderd jaar daarvoor.

Ook al bied ik geen concrete oplossingen voor didactische problemen, de veranderingen zijn serieus genoeg om na te denken over de consequenties ervan voor ons taalonderwijs. En het zal hopelijk duidelijk zijn dat het hier niet gaat om studeerkameronderscheidingen, maar om zaken die ons onderwijs op alle niveaus tot in de kern raken. Veel discussies over (taal-)onderwijsproblemen leunen namelijk, impliciet of expliciet, nog steeds zwaar op de aanname dat je talen van elkaar kunt onderscheiden en tellen en, op die basis, beoordelen en ook leren. Vooral buiten het onderwijs. Soms lijkt het wel alsof men bij taal en taalonderwijs nauwelijks beseft dat de wereld anno 2011 echt nogal anders is dan die van 1950.

Binnen ons onderwijs hanteren veel docenten overigens al lang het concept dat er varianten of registers naast elkaar bestaan. Dat is al een belangrijke stap vooruit ten opzichte van de rest van de samenleving die meestal slechts EEN taal kent, namelijk het ‘goede’ Nederlands. Maar ik denk dat een serieuze reflectie ertoe leidt een stap verder te zetten. Namelijk niet om ‘talen’ (of varianten of dialecten of sociolecten...) te onderscheiden, maar om taal inderdaad als continuüm (ontelbaar) te beschouwen. Kijk, dan zou de didactiek echt moeten veranderen.

Ik ben niet de enige die er zo over denkt. Vanuit verschillende hoeken komen interessante initiatieven. Bijvoorbeeld het concept ‘Luistertaal’, waarbij onderzoek gedaan wordt naar de mogelijkheden (en beperkingen) van tweetalige gesprekken, zodanig dat sprekers elk hun eigen (verschillende) taal blijven gebruiken. Nu alvast is een interessante uitkomst dat dergelijke gesprekken aanvankelijk in ernstige mate bemoeilijkt worden door de ‘houding’ van de sprekers: bijvoorbeeld afkeuring van de ‘andere’ taal

7

237

VIJFENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

of het vaak heilloze streven om andermans taal te spreken. Waar dergelijke drempels weggenomen kunnen worden, blijkt al meteen heel veel meer communicatie mogelijk. En sowieso is het goed om te beseffen dat veel niet-Europese ‘allochtonen’ niet zozeer slechts gebrekkig Nederlands kennen, als wel vooral geen notie hebben van wat een standaardtaal is (i.e. geen notie van wat ‘goed’ is of ‘fout’...).

Maar denk ook aan het woordenboek van de nabije toekomst. Dat zal behalve digitaal, vooral ook persoonlijk zijn: ‘mijn woordenboek’, oftewel voor iedereen anders samengesteld, al naar gelang je woorden hebt aangevinkt of geschrapt. Dat betekent dat de leerling geholpen moet worden in het samenstellen van zijn eigen woordenboek. En dat zal er voor de West-Vlaming, de Brabander, de Chinees of de Marokkaan uiteraard deels verschillend uitzien.

Wordt er al klassikaal gewerkt met automatische vertalingen? Wordt er al getraind in tweetalige conversaties? Ja, wat doe je met vijf verschillende moedertalen in je klas?

In feite moeten we actief zijn op twee fronten:

  1. wat kan en moet er op school gedaan worden in de hedendaagse situatie?

  2. hoe vertel ik het aan de ouders en aan het schoolbestuur?

De realiteit is niet zelden, dat we gezien probleem 2, dan maar op de oude voet voortsukkelen met 1. Wat overigens heel begrijpelijk en heel menselijk is. Ik besef best dat er grote moeilijkheden zijn, maar dat moet ons niet beletten om alvast net iets verder te denken.

Ronde 8

Marc van Oostendorp

Meertens instituut / Universiteit van Leiden Contact: m.van.oostendorp@hum.leidenuniv.nl

Taal in het nieuws 1. Inleiding

Bij het nieuws hoeft niemand zich te vervelen. Er is elke dag iets aan de hand: honderden doden hier, een liefdesbaby van twee beroemdheden daar, een deskundige die komt voorspellen dat de westerse wereld op het punt staat in elkaar te storten, een ander die waarschuwt dat het uitblijven van de verwachte wespenplaag van dit jaar niet

238

Labels

domein
taalbeschouwing/argumentatie
land
Nederland

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

25ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2011