Anne-Christien Tammes & Sjouke Sytema · 26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012 · pagina 143 - 147
5. Lerarenopleiding Basisonderwijs
Door de OVSG-toets eerst zelf op te lossen en daarna in een stageconcept uit te proberen in een school, geloven we er sterk in dat ook toekomstige leraren ervaringen kunnen opdoen met functionele en actieve taaltaken. Het feit dat dit soort taken deel uitmaken van een eindtoets bewerkstelligt bovendien dat de kijk op evaluatie verbreed wordt.
Ronde 8
Anne-Christien Tammes & Sjouke Sytema Marnix Academie, Utrecht
Contact: a.tammes@hsmamix.n1
s.sytema@hsmamix.n1
Uitdagen zorgt voor leren! Hoe je interactie voor taal- en denkontwikkeling kunt realiseren in alle vakken
-
Inleiding
`Taal-denkgesprekken vormen een essentieel onderdeel van kwalitatief goed onderwijs. Het is niet vanzelfsprekend dat gesprekken op school voldoende aanzetten tot het stimuleren van de taal en het denken van de kinderen. De training die we hebben ontwikkeld, geeft leerkrachten de mogelijkheid om hun interactievaardigheden te verbeteren. Ons onderzoek toont dat ook aan. Belangrijk is dat de training goed geïmplementeerd wordt op de school. Hierbij spelen diverse factoren een rol. De meest recente ontwikkeling op het terrein van taal-denkgesprekken is het verbinden van de geschiedenisdidactiek aan interactievaardigheden.
-
Werken aan de taal- en denkontwikkeling van kinderen
Als lectoraat Interactie en taalbeleid hebben we de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met het verbeteren van de kwaliteit van gesprekken in de klas. Een leerkracht kan die kwaliteit verhogen door ruimte te scheppen. Door bijvoorbeeld stiltes te laten vallen, biedt de leerkracht de leerlingen de gelegenheid om actief deel te nemen aan het gesprek. Ook interactievaardigheden zoals 'niet achter elkaar vragen stellen' en af en toe een prikkelende uitspraak doen, creëren kansen voor leerlingen om een actieve bijdrage te leveren aan het gesprek. Ruimte scheppen alleen is niet voldoende. Ook de kwaliteit van de inhoud moet de leerkracht stimuleren (zie figuur 1). Dat kan door de leerlingen aan te zetten tot nadenken, waardoor een hoger niveau van taalgebruik
143
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
wordt ontlokt. De leerkracht zet de leerlingen aan tot het gebruik van complexe cognitieve taalfuncties, zoals 'vergelijken', 'redeneren' en 'concluderen'.
3 Ruimte scheppen voor actieve deelname aan het gesprek
a ik laat stiltes vallen
b ik geef verbale en non-verbale luisterresponsen
c ik stel niet 'achter elkaar' vragen
d ik stel zonodig open en uitnodigende vragen e ik doe af en toe een prikkelende uitspraak
4 Kwaliteit van de inhoud stimuleren
a ik ga door op de inhoud van wat het kind zegt
b ik probeer samen met het kind er achter te komen
wat hij/zij bedoelt (betekenisonderhandeling)
c ik zet het kind aan tot nadenken en tot hoger niveau taalgebruik (complexere cognitieve taalfuncties zoals vergelijken. redeneren. concluderen)
d ik breid inbreng van het kind inhoudelijk uit (expansie)
Â
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Figuur 1: CombiList — Checklist Deel B (Damhuis, de Blauw & Brandenbarg 2004: 71).
Als een kind actief deelneemt aan het gesprek en taaldenkfuncties gebruikt, treedt het taalleermechanisme in werking (zie figuur 2). Een leerling heeft ruimte gekregen om zijn gedachten te verwoorden. Hij probeert zinnen te formuleren. Soms weet hij niet wat de juiste zinsconstructie is of wat de correcte verbuiging of vervoeging is; soms kan hij geen woorden vinden voor de concepten waar hij het over wil hebben. Hij merkt dan dat hij iets nog niet precies weet. Hij luistert nauwgezet naar de taal in zijn omgeving. Op die manier kan hij er achter komen wat hij nog niet weet. Die kennis voegt hij toe aan zijn kennis van taal en van de wereld. Als volwassene komen we hetzelfde tegen als we iets moeten uitleggen in een taal die niet onze moedertaal is.
144
5. Lerarenopleiding Basisonderwijs
Taalleermechanisme
De leerling praat uitgebreid en op eigen initiatief.
De leerling gebruikt zo creatief en actief mogelijk zijn kennis van de taal.
Hij merkt merkt dat hij iets nog niet precies weet.
-G-
Hij gaat op de taalelementen letten in de taal die hij om zich heen hoort.
--"r•■■••••""
Zo ontdekt hij wat hij nog niet wist en krijgt hij dus nieuwe kennis van de taal.
Figuur 2: Taalleermechanisme (Damhuis & Litjens 2007: 24).
3. Training Werken aan taal- en denkontwikkeling
Als lectoraat hebben we een training ontwikkeld waarin leerkrachten werken aan vaardigheden om de taal- denkontwikkeling van kinderen te stimuleren. De training Werken aan taal- en denkontwikkeling bestaat uit groepsbijeenkomsten en oefenperiodes met individuele coaching De leerkrachten kiezen zelf aan welke leerkrachtvaardigheden ze willen werken. De focus van het coachen ligt op de leerpunten. De gesprekken met de kinderen worden opgenomen en aan de hand van de videobeelden worden de coachingsgesprekken gevoerd. Niet alleen goede interactievaardigheden zijn van belang bij het voeren van kwalitatief goede gesprekken. De leerkracht moet ook in staat zijn om het onderwerp van het gesprek uitdagend te maken. Het is de kunst om de kinderen zo uit te dagen tot een taal-denkgesprek. Dat betekent dat de leerkracht een krachtige kwestie moet inzetten. Dat kan in alle vakken gerealiseerd worden. Als trainers hebben we ervaren dat leerkrachten het lastig vinden om krachtige kwesties te construeren. We weten inmiddels welke factoren van belang zijn voor het ontwerpen van een krachtige kwestie. In de training ontdekken de leerkrachten waar de mogelijkheden liggen om tot goede gesprekken te komen binnen de eigen zaakvakmethode. Juist binnen de zaakvakken liggen volop mogelijkheden voor taal- en denkgesprekken. Vaak wordt bij aardrijkskunde door de leerkracht uitgelegd hoe bijvoorbeeld duinen ontstaan. De leerkracht zit dan in zijn rol van expert. Dat geeft minder kansen tot taal- en denkontwikkeling van kinderen dan wanneer de leerkracht de rol van onderzoeker met zijn klas aanneemt. Hij legt dan de kwestie niet uit, maar hij legt de kwestie voor
145
ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS
aan de kinderen. De kinderen komen met mogelijke oplossingen, redeneringen en vergelijkingen. Samen komt de groep tot een conclusie. Soms wil een leerkracht kort iets uitleggen. Hij kiest er dan voor om de rol van expert aan te nemen. Wanneer hij als doel heeft de kinderen zo te activeren dat hun taal- en denkontwikkeling gestimuleerd wordt, kiest hij bewust voor de onderzoekersrol.
-
Onderzoek
Het lectoraat 'Interactie en Taalbeleid' onderzoekt de effecten van de training op het leerkrachtgedrag. We hebben analyses gemaakt van gesprekken voorafgaand aan de training en na de training. Zo hebben we onderzocht of het vraaggedrag van de leerkrachten gunstig verandert. Zijn ze in staat minder vragen te stellen? En gaat het bij die vragen meer om open dan om gesloten vragen? (zie figuur 1, categorie 3c & d). We verwachtten dat het totaal aantal vragen na de training zou afnemen. Dat is ook het geval: gemiddeld stelden de leerkrachten significant minder vragen na de training dan voor de training.
Wat betreft het aantal open en gesloten vragen verwachtten we een toename in het aandeel open vragen en een afname in het aandeel gesloten vragen. Ook die verwachting is uitgekomen. Gemiddeld stelden de leerkrachten een kleiner aandeel gesloten vragen op het totale aantal vragen na de training dan voor de training. Complementair was de toename in het aandeel open vragen op het totale aantal vragen. Het verschil tussen voor- en nameting is statistisch significant.
We hebben ook onderzocht of leerkrachten in staat zijn om leerlingen meer spreektijd te geven. Daarvoor hebben we de spreektijd van zowel de kinderen als van de leerkracht gemeten. Onze hypothese was dat de spreektijd van de kinderen na de training toegenomen zou zijn. De spreektijd van de leerkrachten zou een afname moeten laten zien. Ook die verwachtingen zijn uitgekomen en statistisch significant gebleken. Hieruit kunnen we concluderen dat leerkrachten daadwerkelijk in staat zijn om hun interactiegedrag te verbeteren.
-
Implementatie van de training op de basisschool
Om een training op een basisschool succesvol te implementeren, zijn er drie aspecten van belang: 'betrokkenheid', `visieontwikkeling' en `borging'. Om de betrokkenheid van de leerkrachten te vergroten, moet de leerkracht zich eigenaar voelen van zijn leerproces. In onze training zitten elementen die bijdragen aan het creëren van eigenaarschap. Ook onlosmakelijk verbonden aan een succesvolle implementatie is aandacht schenken aan visieontwikkeling. Dat moet bottom-up tot stand worden gebracht.
146
5. Lerarenopleiding Basisonderwijs
Theorie ondersteunt daarbij de visieontwikkeling, vooral wanneer die verbonden wordt aan de eigen praktijk. Het derde ingrediënt om een training te doen beklijven, is borging in de school. Samen met de school wordt bekeken hoe de borging het beste gerealiseerd kan worden. Hierbij valt te denken aan een taalstuurgroep, intervisiegroepen en netwerkbijeenkomsten.
6. Vooruitblik
Op dit moment is het lectoraat 'Interactie en Taalbeleid' bezig met de ontwikkeling van een didactiek die 'de geschiedenisdidactieken', 'de vijfslag' en `multiperspectivisch kijken' verbindt met de bovengenoemde interactievaardigheden. De focus ligt hierbij op het historisch redeneren. In het voortgezet onderwijs wordt hier al langere tijd aandacht aan besteed. Voor het basisonderwijs staat historisch redeneren echter nog in de kinderschoenen. Op dit moment zijn we bezig om die didactiek, samen met leerkrachten, verder te ontwikkelen.
Wilt u meer weten, kijk dan op www.marnixacademie.nl/lectoraattaalbeleid. Referenties
Damhuis, R., A. de Blauw & N. Brandenbarg (2004). CombiList, een instrument voor taalontwikkeling via interactie. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
Damhuis, R. & P. Litjens (2007). Mondelinge communicatie. Drie werkwijzen voor mondelinge taalontwikkeling. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.
147