Hypertekst schrijven en observerend leren als aanvullende didactiek

Martine Braaksma & Gert Rijlaarsdam  ·  26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands  ·  2012  ·  pagina 303 - 307

Download artikel

11. Taalvaardigheid

Noten

1 Met `schooltaal' bedoelen we elke vorm van taal die in de ruime schoolse context gehanteerd wordt. Schooltaal is hier dus veel breder te interpreteren dan de instructietaal die in het klaslokaal wordt gebruikt.

2 Met Standaardnederlands' bedoelen we de gestandaardiseerde variant van het Nederlands die wordt onderwezen op scholen en wordt gebruikt door de autoriteiten en media in Nederland, België, Suriname, Curaçao, Sint Maarten, Caribisch Nederland en Aruba. Het bewaken en beschrijven van het Standaardnederlands is door de Nederlandse, Vlaamse en Surinaamse overheid toevertrouwd aan de Nederlandse Taalunie. De Taalunie publiceert werken waarin de normen van het Standaardnederlands zijn vastgelegd.

3 Bij expliciet taalgebruik zegt de spreker wat hij werkelijk bedoelt en verwacht en veronderstelt hij niets.

4 Bij impliciet taalgebruik veronderstelt de spreker dat de context bekend is voor de ontvanger en beperkt hij zijn/ haar boodschap tot haar meest beperkte vorm.

Ronde 2

Martine Braaksma & Gert Rijlaarsdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Contact: braaksma@uva.nl

Hypertekst schrijven en observerend leren als aanvullende didactiek1

 

1. Inleiding

Schrijftaken in het voortgezet onderwijs vervullen twee functies. Binnen het schoolvak Nederlands gebruiken we schrijftaken in de context van 'schrijven als communicatie'. Leerlingen leren verschillende tekstsoorten te schrijven, meestal in een communicatieve setting (bijvoorbeeld het schrijven van een opiniërend artikel voor een krant). Bij andere schoolvakken, zoals geschiedenis, schrijven leerlingen ook, maar dan in de context van 'schrijven om te leren'; schrijftaken zijn dan leermiddel of toetsmiddel. Tot nu toe waren praktijk en onderzoek van schrijfvaardigheid meestal gericht op het schrijven van teksten in de traditionele lineaire, papieren vorm en op de ontleding van de

 

11

 

303

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

verschillende fasen van het schrijfproces. Hieraan ten grondslag liggen twee assumpties over leren:

  1. gelijkheid van taken: als leerlingen een lineaire tekst moeten leren schrijven, dan moet het leerproces daadwerkelijk over zo'n lineaire tekst gaan.

  2. oefening baart kunst als leerlingen moeten leren schrijven, dan moeten ze ook daadwerkelijk schrijven.

Wij wilden deze twee assumpties over leren weerleggen om zo het schrijfonderwijs te verbeteren. We hebben daarvoor twee leerarrangementen ontworpen:

b. leren schrijven door hyperteksten te schrijven (assumptie 1).

a. observerend leren: het leren schrijven door de processen van andere schrijvers te bekijken in plaats van zelf teksten te schrijven (assumptie 2).

De effectiviteit van deze twee leerarrangementen is getoetst op de schrijfvaardigheid (tekstkwaliteit en schrijfprocessen).

2. Methode

We onderzochten in drie studies de effectiviteit van hypertekst schrijven en observerend leren. In alle studies volgden de leerlingen een lessenserie2 in argumentatief schrijven. Leerlingen maakten eerst uitgebreid kennis met het onderwerp (de relatie tussen goede doelen en commerciële loterijen; zie Braaksma & Pistoor, 2008), oefenden met het schrijven van argumentatieve teksten en schreven uiteindelijk een betoog in hypertekstvorm, in lineaire vorm, of observeerden andere schrijvers. Om de effecten te kunnen toetsen, werden o.a. de schrijfprocessen en de (lineaire) tekstkwaliteit gemeten.

De eerste studie vergeleek de schrijfprocessen tijdens hypertekst schrijven en lineair schrijven. Een groep havo-4-leerlingen (havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs) kwam voor deze studie naar de Universiteit van Amsterdam om daar de lessen te volgen. Het observeren van de schijfprocessen tijdens het schrijven van de hypertekst en de lineaire tekst werd gedaan met het programma Inputlog dat key stroke logfiles opneemt van leerlingen die op de computer schrijven (Van Waes & Leijten 2006).

De tweede studie vergeleek de effectiviteit van hypertekst schrijven (HYP) en lineair schrijven (LIN) en vond plaats op twee scholen in Nederland, waarbij de docenten tijdens de lessen Nederlands zelf de experimentele lessenserie gaven aan de leerlingen (havo-4). De leerlingen waren verdeeld in LIN-groepen en in HYP-groepen.

304

11. Taalvaardigheid

De derde studie vond plaats in verschillende klassen (vwo-5) (vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs) op een school in Amsterdam. De lessen werden gegeven door een speciaal voor dit onderzoek getrainde docent die in alle groepen lesgaf. Naast de groepen hypertekst schrijven en lineair schrijven, was er ook een groep die leerde volgens de didactiek van observerend leren (OBS). Daardoor konden we de effectiviteit van hypertekst schrijven (HYP), lineair schrijven (LIN) en observerend leren (OBS) vergelijken.

3. Resultaten

3.1 Studie 1

In de eerste studie werden de schrijfprocessen vergeleken die voorkwamen tijdens hypertekst schrijven en lineair schrijven. Gemiddeld deden de leerlingen even lang over de schrijftaken in beide groepen. Maar er werden verschillen gevonden in proceskarakteristieken tijdens hypertekst schrijven en lineair schrijven. Leerlingen uit de hypertekstgroep (die hyperteksten schreef) gebruikten meer schrijftijd (productietijd) dan leerlingen uit de lineaire groep (die lineaire teksten schreef). Leerlingen uit de lineaire groep daarentegen pauzeerden meer en langer dan leerlingen uit de hypertekst- groep. Leerlingen uit beide groepen deden gemiddeld dus even lang over de schrijfopdracht, maar de hoeveelheid activiteiten tijdens de schrijfopdracht verschilde tussen beide groepen (meer schrijven in HYP en meer en langer pauzeren in LIN).

 

3.2 Studie 2

Uit de tweede studie bleek dat het effect van het leerarrangement afhankelijk is van het soort leerling. Leerlingen met een hoge verbale intelligentie (hoog niveau) schreven betere lineaire teksten (in de natoets) als ze tijdens de interventie hyperteksten hadden geschreven dan wanneer ze tijdens de interventie lineaire teksten hadden geschreven. Voor goede leerlingen is het schrijven van hyperteksten dus effectief geweest. Voor zwakke leerlingen (laag niveau) was het omgekeerd: zij schreven betere lineaire teksten in de natoets als ze tijdens de interventie waren ingedeeld in de lineaire groep in plaats van in de hypertekstgroep. Voor leerlingen met een gemiddelde verbale intelligentie (gemiddeld niveau) werd geen verschil tussen de groepen gevonden. We veronderstellen dat goede leerlingen beter om kunnen gaan met de ongewone tekstvorm van een hypertekst en dat zij beter in staat zijn om de transfer van hypertekst schrijven naar lineair schrijven te maken.

 

11

305

ZESENTWINTIGSTE CONFERENTIE HET SCHOOLVAK NEDERLANDS

3.3 Studie 3

In de derde studie werden drie groepen leerlingen met elkaar vergeleken: hypertekst schrijven, lineair schrijven en observerend leren. Net als in studie twee bleek het effect van het leerarrangement afhankelijk van het soort leerling. Leerlingen met een hoge score op de schrijftoets lineair schrijven in de voormeting (dus leerlingen die met een goede schrijfvaardigheid aan de lessenserie begonnen) schreven betere lineaire teksten (in de natoets) als zij tijdens de interventie hyperteksten hadden geschreven of geleerd hadden door middel van observerend leren. Voor leerlingen met een zwakke schrijfvaardigheid was het omgekeerd: zij schreven betere lineaire teksten in de natoets als zij tijdens de interventie waren ingedeeld in de lineaire groep. Voor leerlingen met een gemiddelde schrijfvaardigheid in de voormeting werd er geen verschil tussen de groepen gevonden. We zien door deze studie onze veronderstelling bevestigd dat goede leerlingen beter om kunnen gaan met de ongewone tekstvorm van een hypertekst en dat zij in staat zijn om de transfer van hypertekst schrijven naar lineair schrijven te maken. Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor observerend leren: goede leerlingen kunnen de transfer maken van het observeren van verschillende schrijvers aan het werk naar zelf teksten schrijven.

4. Tot besluit

In deze bijdrage hebben we verslag gedaan van ons onderzoek naar de effecten van hypertekst schrijven en observerend leren op schrijfvaardigheid. Resultaten tonen aan dat hypertekst schrijven andere proceskarakteristieken laat zien dan lineair schrijven. Daarnaast blijken hypertekst schrijven en observerend leren effectief voor leerlingen met een goede initiële schrijfvaardigheid of verbale intelligentie: zij schreven betere lineaire teksten (in de natoets) als zij tijdens de interventie hyperteksten hadden geschreven of geleerd hadden door middel van observerend leren.

We denken dat het aanvullen en afwisselen van de reguliere didactiek voor schrijfvaardigheid met hypertekst schrijven en observerend leren zinvol kan zijn in de klassensituatie. Doordat ons lesmateriaal deel uitmaakte van experimenteel onderzoek, was het niet mogelijk om de hyperteksten van de leerlingen (plenair of in groepjes) te bespreken en te evalueren, maar wij denken dat er bij dergelijke onderwijsleergesprekken interessante en effectieve leerinhouden aan de orde kunnen komen. Zo zouden bijvoorbeeld de verschillende soorten structuren van de hyperteksten aan de orde kunnen komen (zie Beldman & Braaksma 2008), evenals de navigatiemogelijkheden voor (verschillende soorten) lezers door middel van de gekozen hyperlinks. Hetzelfde geldt vanzelfsprekend voor de reflectie op de geobserveerde schrijfprocessen bij observerend leren. Verschillende schrijfaanpakken bij bijvoorbeeld het beginnen met een tekst of het bedenken van een titel kunnen vergeleken en geëvalueerd worden. Op die manier

306

11. Taalvaardigheid

wordt er op een natuurlijke manier aandacht besteed aan het leren betoog schrijven. Omdat we in twee studies vonden dat hypertekst schrijven en observerend leren met name effectief waren voor goede leerlingen (qua verbale intelligentie of schrijfvaardigheid) lijkt het ons raadzaam om extra aandacht en instructie die gericht is op de transfer naar lineair schrijven te geven aan zwakke leerlingen.

We danken de leerlingen en docenten van de klassen die meededen aan ons onderzoek. Dit onderzoeksproject is gefinancierd door NWO-PROO (411-03-115).

Referenties

Beldman, H. & M. Braaksma (2008). "Hypertekst schrijven als aanvullende didactiek: Wat werkt? Een onderzoek naar de kwaliteit van betogende hyperteksten". In: Vonk, jg. 37, nr. 5, p. 3-19.

Braaksma, M. & E. Pistoor (2008). "Inquiry learning' bij een lessenserie betoog schrijven". In: Levende Talen Magazine, jg. 95, nr. 3, p. 16-20.

Braaksma, M., G. Rijlaarsdam & H. Van den Bergh (2011). "Hypertekst schrijven en observerend leren als didactiek: effecten op schrijfvaardigheid en kennisverwerving". In: Vonk, jg. 40, nr. 3, p. 3-24.

Van Waes, L., & M. Leijten (2006). 'Logging writing processes with Inputlog'. In: L. van Waes, M. Leijten & C. Neuwirth (Vol. Eds.) & G. Rijlaarsdam (Series Ed.). Studies in Writing: Vol 17. Writing and Digital Media. Oxford Elsevier, p. 158-165.

Noten

1 Deze bijdrage is een bewerking van ons artikel dat verschenen is in Vonk (Braaksma, Rijlaarsdam & Van den Bergh 2011).

2 Het lesmateriaal is te verkrijgen via de website van Martine Braaksma: http://www.ilo.uva.nl/homepages/martine/lesson_series.htm. Zij is ook beschikbaar voor meer informatie: braaksma@uva.nl

11

307

Labels

doelgroep
NT1-leerlingen
domein
schrijfonderwijs
taalcompetenties
land
Nederland
onderwijstype
voortgezet/secundair onderwijs
thema
evaluatie van onderwijsopbrengsten

Dit artikel is onderdeel van

Onderdeel van

26ste Conferentie Het Schoolvak Nederlands · 2012